
Met de tool Positie in de toolset kunt u geselecteerde afbeeldingen rechtstreeks bewerken in combinatie met een opdracht voor transformeren (Object > Transformeren) of met een opdracht in een contextmenu, of door de afbeelding met een sneltoets te verschuiven in het kader.
De tool Positie is dynamisch en verandert automatisch om de verschillende situaties weer te geven:
Als u de tool direct boven een leeg afbeeldingskader of een kader met niet-toegewezen inhoud plaatst nadat u de opdracht Bestand > Plaatsen hebt gebruikt, neemt de aanwijzer de vorm van het pictogram voor geladen afbeeldingen aan, ten teken dat u de afbeelding in het kader kunt importeren.
Wanneer u de tool direct boven een afbeelding plaatst, neemt de aanwijzer de vorm van de tool Handje aan, ten teken dat u de afbeelding kunt selecteren en in het kader kunt bewerken.
Wanneer u de tool boven een handgreep van een selectiekader van een inline-afbeelding plaatst, neemt de aanwijzer de vorm van een pijl voor het wijzigen van de afmetingen aan, ten teken dat u door te slepen de afbeelding groter of kleiner maakt.
Wanneer u de tool boven een afbeeldingskader of de bovenste container van geneste kaders plaatst, neemt de aanwijzer de vorm van het pictogram voor het selecteren van objecten aan, ten teken dat u de afbeelding of het geneste kader onder de aanwijzer kunt selecteren. U kunt het kader zelf niet selecteren.
Wanneer u de tool boven een tekstkader plaatst, neemt de aanwijzer de vorm van een I aan , ten teken dat u tekst kunt invoegen.
Als u een afbeelding verplaatst met de tool Positie, kunt u de muisknop een paar seconden lang ingedrukt houden om een dynamische voorvertoning (een ghosted-back afbeelding) van een willekeurig deel van de afbeelding buiten het kader weer te geven. U kunt de weergave en de vertraging van de voorvertoning regelen.
U kunt met opdrachten afbeeldingen verplaatsen, schalen, roteren en schuintrekken.
Voer de afstand in waarmee de afbeelding horizontaal en verticaal moet worden verplaatst. Bij een positieve waarde wordt het object omlaag en naar rechts op de x-as verplaatst en bij een negatieve waarde wordt het object omhoog en naar links verplaatst.
Als u het object over een exacte afstand en met een exacte hoek wilt verplaatsen, geeft u de afstand en de hoek van de verplaatsing op. De hoek die u invoert, wordt berekend in graden van de x-as. Positieve hoeken geven een verplaatsing naar links en negatieve hoeken geven een verplaatsing naar rechts. U kunt ook waarden tussen 180° en 360° opgeven. Deze waarden worden omgezet in de overeenkomstige negatieve waarden (bijvoorbeeld 270° wordt omgezet in ‑90°).
Wanneer u het effect wilt bekijken voordat u het toepast, selecteert u Voorvertoning.
Klik op OK om het object te verplaatsen.
De schaalwaarden kunnen negatieve getallen zijn.
Wanneer u het effect wilt bekijken voordat u het toepast, selecteert u Voorvertoning.
Klik op OK om het object te schalen.
Als u de afbeelding in een bepaalde richting wilt schalen, gebruikt u de tool Positie om de handgreep van een geselecteerde afbeelding te slepen. Als u op de toets Shift drukt, wordt de afbeelding proportioneel geschaald.
Wanneer u het effect wilt bekijken voordat u het toepast, selecteert u Voorvertoning.
Wanneer u het object wilt roteren, klikt u op OK.
De hoek voor het schuintrekken is de mate van het hellen die wordt toegepast op het object ten opzichte van de loodlijn op de schuintrekas. (De hoek voor het schuintrekken wordt berekend naar rechts van de huidige as.)
Wanneer u een geroteerde as gebruikt, typt u de hoek van de gewenste as in graden ten opzichte van de loodlijn.
Wanneer u het effect wilt bekijken voordat u het toepast, selecteert u Voorvertoning.
Wanneer u het object wilt schuintrekken, klikt u op OK.
Aanmelden bij je account