Welkom bij de zelfstudies Aan de slag met Photoshop, waarin je de basisgereedschappen en -technieken van Adobe Photoshop leert. In deze zelfstudie maak je kennis met het werkgebied van Photoshop en leer je hoe je afbeeldingen opent en opslaat, in- en uitzoomt en fouten ongedaan maakt.
Afbeeldingen openen en nieuwe afbeeldingen maken.
Het eerste wat je in Photoshop zult doen, is een bestand openen of een nieuw bestand maken. We zullen beide acties bespreken. Wanneer je de nieuwste versie van Photoshop start, zie je een startscherm, zoals dit. Als je een bestaande afbeelding wilt openen, kun je op Openen... in het startscherm klikken. Als je een nieuwe afbeelding wilt maken, kun je op Nieuw... in het startscherm klikken. Je kunt die opdrachten echter ook anders benaderen, waar je ook in Photoshop bent. Dus zelfs als je startscherm niet wordt weergegeven, kun je altijd naar het menu Bestand boven in Photoshop gaan en daar Nieuw... of Openen... kiezen. Laten we Openen... uit het menu Bestand kiezen, om een paar bestaande afbeeldingen te openen. Nu wordt Mac Finder of Windows Verkenner geopend. Daarin navigeer je door je bestandssysteem om een afbeelding te vinden en te selecteren. Je kunt een van de oefenbestanden bij deze zelfstudie selecteren, zoals ik nu doe, of je kunt een van je eigen afbeeldingen selecteren. Als je meerdere afbeeldingen tegelijk wilt openen, houd je Command op een Mac of Ctrl in Windows ingedrukt en selecteer je een andere afbeelding. Klik dan op de knop Openen. De twee afbeeldingen worden geopend in de bewerkingsruimte. Die ruimte heet het documentvenster. Boven aan het documentvenster zie je een tabblad voor elke geopende afbeelding. Op het tabblad zie je de naam van de afbeelding. Als je een andere geopende afbeelding wilt zien, klik je op het tabblad ervan. Dat is dus hoe je bestaande afbeeldingen opent. We laten die openstaan en gaan kijken hoe je een heel nieuwe afbeelding maakt. Dat kun je doen als je een leeg canvas wilt waarop je wilt tekenen of waarop je een paar afbeeldingen wilt neerzetten. Laten we dit keer uit het menu Bestand Nieuw... kiezen. Het venster Nieuw document wordt geopend. Photoshop biedt heel veel voorinstellingen voor lege documenten. Om er één te vinden, selecteer je eerst een categorie boven aan het venster. Foto, Afdrukken, Afbeeldingen en illustraties, of een van de andere. Ik ga Foto selecteren. Kies dan een vooraf ingesteld formaat in dit gedeelte Voorinstellingen voor lege documenten. Als je niet ziet wat je zoekt, kun je met deze optie hier meer voorinstellingen weergeven: Alle voorinstellingen weergeven. Ik ga deze voorinstelling selecteren, Liggend, 4x6. Rechts zijn nu alle details automatisch geconfigureerd, waaronder de breedte en hoogte. Als het niet precies de grootte is die je wilt, typ je een andere grootte in het veld Breedte of Hoogte. De andere instellingen aan de rechterkant kun je ook aanpassen. Als je de voorinstellingen aanhoudt, hoef je je echter niet meteen druk te maken om de technische details. Deze instellingen kun je later eventueel nog wijzigen. Om het nieuwe document te maken, klik je op de knop Maken. Je nieuwe lege document wordt geopend in Photoshop en je kunt er nu een foto, tekst of vorm aan toevoegen. Hoe je dat doet, leer je tijdens deze zelfstudies.
Wat je hebt geleerd: afbeeldingen openen en maken
- Kies Bestand > Openen in de menubalk om bestaande afbeeldingen te openen.
- Kies Bestand > Nieuw in de menubalk om een nieuwe afbeelding te maken. Selecteer een voorinstelling voor een document. Je kunt de voorinstelling aanpassen door de gewenste waarden in te voeren, bijvoorbeeld voor de breedte en de hoogte.
Een rondleiding door het werkgebied bekijken.
Laten we eens kijken naar de interface van Photoshop om je vertrouwd te maken met je werkruimte. Tijdens deze zelfstudie kun je elke afbeelding openen. Het eerste element van de interface dat je moet kennen, is het documentvenster. Dat vind je hier, in het midden van het scherm. Dat is waar je aan je afbeeldingen werkt. Rechts van het documentvenster heb je de deelvensters, met regelaars voor het bewerken van afbeeldingen. Er zijn nog meer deelvensters dan je in deze kolom ziet. Sommige deelvensters zijn verborgen achter andere. Hier hebben we bijvoorbeeld een deelvenstergroep van het deelvenster Kleur en het deelvenster Stalen. Als ik het deelvenster Stalen wil zien, klik ik gewoon op het tabblad. Het wordt nu naar voren gehaald, zodat ik het kan gebruiken. Ik zal een blauwe staal in het deelvenster Stalen selecteren. Die kleur wordt toegepast als ik andere kleurfuncties gebruik, zoals het penseel. Sommige deelvensters zijn niet standaard in Photoshop geopend. Om een daarvan te openen, ga je naar het menu Venster, en kies je uit deze alfabetische lijst een deelvenster waarbij geen vinkje staat. Ik kies bijvoorbeeld het deelvenster Histogram. Het deelvenster Histogram wordt nu geopend. Wanneer ik dat heb gebruikt om bijvoorbeeld de tinten in een foto te bekijken, sluit ik het door hier op de dubbele pijl te klikken. Een ander belangrijk element van de interface is de gereedschapset aan de linkerkant van het documentvenster. Het is deze lange verticale balk. Voor meer informatie over een gereedschap houd je de muis op het pictogram ervan. Je ziet dan de naam van het gereedschap in de knopinfo. Klik op een gereedschap om het te selecteren. Er zijn meer gereedschappen dan je in eerste instantie ziet. Je kunt op een gereedschap klikken en dat vasthouden, zoals Horizontale tekst hier, waarbij rechtsonderin een driehoekje staat. Je ziet nu een vervolgmenu met bijbehorende gereedschappen. Dus als ik tekst niet in horizontale richting wil toevoegen, maar in verticale richting, schuif ik gewoon omlaag naar Verticale tekst in dit vervolgmenu en selecteer ik dat daar. Elk gereedschap heeft een aantal regelaars of "opties". Die vind je in het volgende belangrijke interface-element, de horizontale optiebalk, hier boven aan het scherm. Het belangrijkste aan de optiebalk is dat die verandert, afhankelijk van het geselecteerde gereedschap. Omdat ik het gereedschap Verticale tekst heb geselecteerd, zie ik opties voor tekst, zoals dit menu Tekengrootte. Maar let op de optiebalk terwijl ik een ander gereedschap selecteer. Ik zal bijvoorbeeld op het gereedschap Penseel klikken. De opties zijn nu gewijzigd en je ziet onder andere Penseeldekking en Penseelstroom. Laten we een optie toepassen. Een van de dingen die je vaak doet als je een penseel hebt geselecteerd, is de grootte van het penseeluiteinde wijzigen. Dat kun je doen met de penseelkiezer, de eerste optie hier links op deze optiebalk. Ik zal op die optie klikken om de penseelkiezer te openen. Nu kan ik de schuifregelaar Grootte in de penseelkiezer naar rechts schuiven om het penseeluiteinde groter te maken of naar links om het kleiner te maken. Dan klik ik in een leeg gebied om de penseelkiezer te sluiten. Ik ga in de afbeelding staan en ik zal wat verf toepassen. Overigens is de kleur van het penseel blauw, want dat is de kleur die ik eerder in het deelvenster Stalen heb gekozen. Als ik trouwens van gedachten verander over die verfveeg of iets anders wat ik net in Photoshop heb gedaan, kan ik dat ongedaan maken door op de standaardsneltoets te drukken. Dat is Command + Z op een Mac en Ctrl + Z op een pc. Het laatste belangrijke interface-element is de menubalk, helemaal boven aan het scherm. Hier heb je diverse menu's met heel veel besturingselementen. Als ik bijvoorbeeld deze afbeelding wil sluiten, kan ik Sluiten in het menu Bestand kiezen. Je kunt de afbeelding sluiten zonder die op te slaan, omdat we geen permanente wijzigingen hebben aangebracht. Dat waren dus in het kort de belangrijkste functies van de interface van Photoshop, die telkens weer zult gebruiken in Photoshop. Het documentvenster, de deelvensters, de gereedschappen, de gereedschapsopties en de menubalk.
Wat je hebt geleerd: de interface
- Menubalk (helemaal bovenaan) bevat de menu's Bestand, Bewerken, Afbeelding en andere menu's die je toegang geven tot verschillende opdrachten, aanpassingen en deelvensters.
- Optiebalk (onder de menubalk) bevat opties voor het gereedschap waarmee je momenteel werkt.
- Gereedschapset (aan de linkerkant) bevat gereedschappen voor het bewerken van afbeeldingen en het maken van illustraties. Gelijksoortige gereedschappen staan bij elkaar. Je kunt verwante gereedschappen in een groep weergeven door op een gereedschap in het deelvenster te klikken en de muisknop ingedrukt te houden.
- De deelvensters (aan de rechterkant) zoals Kleur, Lagen, Eigenschappen en andere deelvensters bevatten verschillende regelaars om afbeeldingen te bewerken. In het menu Venster vind je de volledige lijst met deelvensters.
- Documentvenster (in het midden) toont het bestand waaraan je momenteel werkt. Als er meerdere documenten zijn geopend, worden die weergegeven op tabbladen in het documentvenster.
- Een bestand sluiten: kies Bestand > Sluiten.
De weergave van een afbeelding wijzigen.
Met de zoom- en panfuncties kun je door een afbeelding navigeren. Die functies gebruik je vaak als je met afbeeldingen in Photoshop werkt. Om te oefenen met het zoomen en pannen, open je deze afbeelding uit de oefenbestanden of open je een grote afbeelding van jezelf. Zoomen houdt in dat je de vergrotingsfactor wijzigt, zoals wanneer je door een telescoop naar de hemel kijkt. Je zoomt in om een deel van een afbeelding van dichterbij te bekijken, en je zoomt uit om een groter deel van een afbeelding te zien. De eenvoudigste manier om te zoomen is om Zoomen te selecteren bijna onderaan hier in de gereedschapset. Ga dan naar de optiebalk voor het gereedschap Zoomen. Daar zie je een plusteken om in te zoomen en een minteken om uit te zoomen. Laten we beginnen met het plusteken, de standaardinstelling. Om in te zoomen, ga je in de afbeelding staan en klik je. Telkens wanneer je klikt, zoom je een klein beetje verder in. Om weer uit te zoomen om meer van de afbeelding te zien, ga je terug naar de optiebalk en selecteer je het minteken. Klik dan verschillende keren in de afbeelding om uit te zoomen. Als je weer wilt inzoomen, ga je terug naar de optiebalk, klik je op het plusteken en klik je in de afbeelding om weer in te zoomen. Misschien vind je het vervelend om telkens naar de optiebalk te moeten gaan als je wilt schakelen tussen inzoomen en uitzoomen. Gebruik dan de sneltoets. Als de inzoomoptie actief is, zoals nu, kun je uitzoomen door op een Mac de Optie-toets en onder Windows de ALT-toets ingedrukt te houden. Houd die toets ingedrukt en klik dan in de afbeelding. Er wordt nu automatisch overgeschakeld op uitzoomen. Haal dan je vinger van de Option- of ALT-toets en je gaat weer terug naar inzoomen. Nu kun je dus in de afbeelding klikken om weer in te zoomen. Voor het zoomgereedschap staan een paar opties in de optiebalk, waarmee je snel vaak gebruikte zoomniveaus kunt inschakelen. De optie In venster hier op de optiebalk is handig als je hebt ingezoomd, zoals hier, en je weer de hele afbeelding wilt zien. Klik op de optie In venster en je ziet de hele afbeelding in je documentvenster. Een andere handige optie is de optie 100%. Als je hierop klikt, wordt de afbeelding weergegeven op 100%, wat de beste manier is om een afbeelding op scherpte te controleren. Ik werk op een klein scherm en deze afbeelding is vrij groot, dus als ik op 100% inzoom, zie ik niet de hele afbeelding op mijn scherm. Het kan zijn dat je dat probleem niet hebt als je op een grote monitor werkt. Dus als ik een ander deel van deze afbeelding op dit zoomniveau wil zien, moet ik de afbeelding binnen het documentvenster verschuiven. Dat heet "pannen". En dat doe je met een ander gereedschap, het "handje". Ik ga nu dus terug naar de gereedschapset en ik ga daar het handje selecteren, net boven het gereedschap Zoomen. Dan ga ik naar de afbeelding, en ik zie dat de cursor een handje is geworden. Ik klik, sleep en verplaats de afbeelding in het documentvenster naar het stuk dat ik wil zien en laat dan de muis los. Wanneer ik hier de scherpte heb gecontroleerd en ik weer de hele afbeelding wil zien, ga ik naar de optiebalk voor het handje. Daar zie ik dezelfde optie In venster die we voor het gereedschap Zoomen hadden. Ik kan dus gewoon op In venster in de optiebalk van het handje klikken om weer de hele afbeelding te zien in het documentvenster. Ik zal nog een andere manier laten zien om te zoomen. In plaats van te klikken, kun je ook continu zoomen door de muis op de afbeelding te houden. Ik ga weer naar het gereedschap Zoomen in de gereedschapset. Dan houd ik de muis vast op de afbeelding. Er wordt nu continu ingezoomd. Als je echt ver inzoomt zoals hier, kun je de pixels zien, de bouwstenen van een afbeelding in Photoshop. De grootte van deze pixels kan trouwens ook gevolgen hebben voor de kwaliteit van een afdruk. Dat is waarom beeldresolutie een belangrijk aspect is, met name voor afdrukken. Dat bespreken we later nog wanneer we kijken hoe je een afbeelding wijzigt. Ik ga naar de optiebalk en klik op In venster, zodat ik weer de hele afbeelding op mijn scherm zie. En nog iets: laten we zeggen dat je met een ander gereedschap werkt, het penseel bijvoorbeeld, en je in een klein gebied tekent en je het penseel niet wil deactiveren om alleen maar te kunnen zoomen. Gebruik dan een sneltoets in plaats van het gereedschap Zoomen. Houd daarvoor de Command-toets op een Mac of de Ctrl-toets op een pc ingedrukt terwijl je op de plustoets op je toetsenbord drukt. Telkens wanneer je dat doet, zoom je in. Als je weer wilt uitzoomen, houd je Command op een Mac of Ctrl op een pc ingedrukt en druk je op de mintoets op je toetsenbord. En daarmee zoom je weer uit. Dat was een inleiding tot zoomen en pannen. Ik hoop dat je dat helpt bij het navigeren terwijl je in Photoshop werkt. Om deze les af te ronden, kun je deze afbeelding sluiten zonder die op te slaan.
Wat je hebt geleerd: in- en uitzoomen en pannen
- Het zoomgereedschap bevindt zich in de gereedschapset. Je kunt schakelen tussen inzoomen en uitzoomen via de optiebalk.
- In de gereedschapset vind je ook het handje, waarmee je kunt pannen in een grote of ingezoomde afbeelding.
Een of meer stappen ongedaan maken en het deelvenster Historie gebruiken.
In Photoshop heb je heel veel flexibiliteit bij het wijzigen van bewerkingen. In deze video kijken we hoe je bewerkingen ongedaan maakt en herhaalt en hoe je teruggaat naar eerdere bewerkingen. Om zelf mee te doen, gebruik je dit bestand uit de oefenbestanden voor deze zelfstudie of een van je eigen afbeeldingen. Laten we eerst wat verfstreken op deze afbeelding zetten. Selecteer het penseel in de gereedschapset ga dan naar het deelvenster Stalen en klik daar op een kleur. Je kunt elke kleur gebruiken die je wilt. Zet de cursor in de afbeelding en zet een penseelstreek. Als je penseeluiteinde trouwens niet groot genoeg is, ga je naar de optiebalk voor het penseel, klik je op de penseelkiezer en stel je daar de grootte in. Ik klik op die kiezer om die te sluiten. Laten we nog een paar streken zetten. Ga weer naar het deelvenster Stalen, selecteer een andere kleur en zet een streek. Laten we dat nog een keer doen. Laten we zeggen dat je de laatste actie die je hebt uitgevoerd, ongedaan wilt maken, in dit geval die roze streek. Je kunt dat het snelste doen met een sneltoets, Command + Z op een Mac en Ctrl + Z voor Windows. Dat zal ik nu doen. De roze streek verdwijnt nu. Ik kan hem weer herstellen door weer op Command + Z of Ctrl + Z te drukken. Met die sneltoets wissel je dus tussen het ongedaan maken en opnieuw uitvoeren van je laatste actie. Als je liever met het menu werkt, ga je naar het menu Bewerken en kies je daar Ongedaan maken Penseel. Er staat zelfs welke actie je ongedaan maakt. En dan Bewerken en Opnieuw Penseel. Hoe zit het als je meerdere stappen ongedaan wilt maken? In dat geval kies je het menu Bewerken en kies je Stap terug. Dat kun je standaard maximaal 50 keer doen. Elke keer ga je één actie terug, één stap terug in de tijd. Je kunt ook met één stap tegelijk vooruitgaan. Bewerken, Stap vooruit Bewerken, Stap vooruit Bewerken, Stap vooruit Je kunt ook nog op een andere manier door de tijd stappen, namelijk via het deelvenster Historie. Hier zie je het deelvenster Historie, in deze samengevouwen kolom met deelvensters. Als je die niet ziet, ga je naar het menu Venster, en kies je Historie. Ik ga dit deelvenster uitvouwen door naar de balk onderaan te gaan totdat ik een tweepuntige pijl zie en sleep dan omlaag. In dit deelvenster zien we een aparte balk voor elke actie die ik op deze afbeelding heb uitgevoerd. Openen en dan drie streken met het penseel. Let op het deelvenster terwijl ik nog een streek zet. Mijn vierde streek staat nu ook in het deelvenster Historie. Laten we een ander gereedschap gebruiken om te zien hoe dat wordt vastgelegd. Ga naar de gereedschapset en selecteer Tegenhouden -- daarmee maak je dingen lichter. Bij Tegenhouden heb je ook een penseeluiteinde, net als bij het penseel. Om het uiteinde groter te maken, ga je naar de optiebalk voor dit gereedschap. Daar heb je een regelaar die je kunt slepen. Klik dan in een leeg gebied om de penseelkiezer te sluiten. Ga nu naar de afbeelding en sleep een paar keer over het blad. Telkens wanneer ik de muis loslaat en weer sleep, wordt in het deelvenster Historie weer een tegenhoudstaat geregistreerd. Het mooie van deze staten in het deelvenster Historie is dat je er één voor één doorheen kunt lopen, zoals ik hier doe. Je kunt ook naar een bepaalde staat springen, wat ik hier doe. Telkens wanneer je dat doet, wordt alles in de afbeelding teruggezet op de staat die het toen had. Je kunt ook vooruitspringen en terugspringen in het deelvenster Historie, zoals ik nu doe. Je moet twee dingen onthouden over het deelvenster Historie: als je teruggaat naar een eerdere staat, - laten we hier teruggaan - en dan iets anders doet, bijvoorbeeld met Tegenhouden in dit gedeelte van de afbeelding - let dan op het deelvenster Historie en je ziet dat alles na de staat die ik heb hersteld, verdwijnt. Het is alsof je bent teruggegaan naar een tweesprong in de weg en een andere weg bent ingeslagen. Alles op de eerste weg na de tweesprong verdwijnt. En het tweede punt om te onthouden is dat als je de afbeelding sluit, of je die nou opslaat of niet, dat je historie dan verdwijnt. De volgende keer dat je de afbeelding opent, is het deelvenster Historie helemaal leeg en beginnen we weer met een nieuwe historie. Als je het deelvenster Historie niet handig vindt, kun je in plaats daarvan de eenvoudige opdrachten in het menu Bewerken gebruiken. Ongedaan maken voor één actie en Stap terug voor meerdere acties. In beide gevallen zijn er diverse manieren om fouten te corrigeren of nieuwe dingen te proberen terwijl je een afbeelding bewerkt.
Wat je hebt geleerd: ongedaan maken
- Om de laatste bewerking die je hebt uitgevoerd ongedaan te maken, kies je Bewerken > Ongedaan maken of druk je op Control+Z (Windows) of Command+Z (macOS).
- Om de laatste bewerking die je hebt uitgevoerd opnieuw uit te voeren, kies je Bewerken > Opnieuw of druk je nogmaals op Control+Z (Windows) of Command+Z (macOS).
- Om meerdere stappen ongedaan te maken, kies je meerdere keren Bewerken > Stap terug of selecteer je een stap in het deelvenster Historie.
De opdrachten voor opslaan gebruiken.
Opslaan is heel belangrijk in Photoshop. Laten we kijken hoe je dat veilig doet. Open eerst deze afbeelding uit de oefenbestanden. Laten we daar nu een wijziging in aanbrengen. Laten we deze kleine foto verplaatsen. Ga daarvoor naar de gereedschapset en klik op het eerste gereedschap, Verplaatsen. Zet dan de cursor in de afbeelding, klik op de foto met het kleine boeket en sleep die naar een andere plek in de afbeelding. Ik zet hem hier neer. Je kunt hem neerzetten waar je wilt. Als dat trouwens bij jou niet werkt, is dat waarschijnlijk omdat je niet op de juiste laag zit. Later in de serie zullen we meer leren over het selecteren van een laag. Voorlopig kun je dat probleem omzeilen door gewoon naar het deelvenster Lagen te gaan en ervoor te zorgen dat je de laag Klein boeket hebt gemarkeerd. Probeer het boeket dan opnieuw te slepen. Nu we de afbeelding hebben gewijzigd, zullen we kijken wat er gebeurt als we de opdracht Opslaan gebruiken om de gewijzigde afbeelding op te slaan. Ik ga naar het menu Bestand en ik kies Opslaan. Photoshop heeft de afbeelding gewoon opgeslagen en de laatste versie overschreven -- het originele bestand waar we mee zijn begonnen. En dat is iets wat je meestal niet wilt. Daarom zal ik je een veiligere manier laten zien, waarbij de laatste versie niet wordt overschreven. Laten we nog een wijziging aanbrengen. Terwijl Verplaatsen weer is geselecteerd, klik je op de foto met het kleine boeket en verplaats je die binnen de afbeelding. Ik zet die van mij hier neer, maar je kunt hem overal neerzetten. Ga naar het menu Bestand en kies dit keer niet Opslaan, maar Opslaan als... Het dialoogvenster Opslaan als wordt geopend, waar je kunt voorkomen dat je laatste versie wordt overschreven door iets anders te doen, zoals de bestandsnaam te wijzigen of het bestand op een andere locatie op te slaan. Als je trouwens onder Windows werkt, kan dit dialoogvenster er iets anders uitzien. Het heeft dezelfde opties die we zullen bespreken, maar ze bevinden zich gewoon op een iets andere plek. Wat ik nu dus ga doen, om te voorkomen dat de laatste versie wordt overschreven, is om deze versie een andere naam te geven. Ik ga naar het veld Opslaan als -- dat is het veld Bestandsnaam als je met Windows werkt. Ik klik net naast de naam vóór de extensie ".psd", en ik typ "-v2", voor versie 2. Als ik nu op Opslaan zou klikken, wat ik nu nog niet ga doen, zou ik twee bestanden hebben: de laatst opgeslagen versie van het bestand en deze gewijzigde versie. Zo bescherm je dus heel eenvoudig de laatst opgeslagen versie, die soms je origineel van een afbeelding is. Voordat we wél op Opslaan klikken, noem ik een ander belangrijk element in dit dialoogvenster Opslaan als. Dat is het menu Formaat hier op een Mac en het menu Opslaan als in Windows. Je kunt je bestanden het beste opslaan in Photoshop-formaat, zodat ze de extensie ".psd" krijgen, terwijl je eraan werkt. Kies daarvoor Photoshop in deze vervolgkeuzelijst. Als je bestand lagen heeft, zoals ons bestand, controleer je of het vak Lagen is ingeschakeld. Het voordeel van het opslaan als PSD is dat alle lagen behouden blijven, net als alle andere bewerkbare voorzieningen van Photoshop die je aan de afbeelding hebt toegevoegd. Je kunt daar later dan weer verder mee werken. Je kunt een psd-bestand echter niet op het internet bekijken. En als je het bestand deelt met mensen die geen Photoshop hebben, kunnen ze een psd-bestand -- een Photoshop-bestand -- misschien niet openen. Als je dus een afbeelding wilt delen die je in Photoshop hebt bewerkt, moet je een extra exemplaar opslaan, in aanvulling op het psd-bestand, en dat exemplaar opslaan in het formaat JPEG. Het JPEG-bestand kun je online zetten, het is kleiner om te e-mailen en eventuele foto's in een afbeelding zien er nog steeds goed uit. Laten we dat nu gaan doen. Ik ga naar het menu Formaat, ik kies JPEG en ik klik rechtsonderaan op Opslaan. Nu wordt dit kleine venster met JPEG-opties weergegeven. Laat gewoon de standaardwaarden staan en klik op OK. Tot slot heb ik nog een paar extra tips over opslaan. Ten eerste: sla je werk vaak op. Wacht niet met opslaan totdat je klaar bent met het bestand. Ten tweede: sla je werk al snel op. Dit is met name belangrijk als je een heel nieuw bestand hebt gemaakt met de opdracht Nieuw. Totdat je het bestand opslaat, is dat bestand namelijk niet permanent opgeslagen op je systeem en kun je het kwijtraken als je computer crasht.
Wat je hebt geleerd: een afbeelding opslaan
- Kies Bestand > Opslaan of Bestand > Opslaan als.
- Als je een afbeelding opslaat in de Photoshop-indeling (.psd), blijven de lagen, het type en andere bewerkbare Photoshop-eigenschappen behouden. Het is raadzaam de afbeelding in de PSD-indeling op te slaan zolang je er nog aan werkt.
- Een afbeelding die je opslaat in de indeling JPEG (.jpg) of PNG (.png) wordt opgeslagen als standaardafbeeldingsbestand. Je kunt het bestand dan gemakkelijk delen, openen met andere programma's en online zetten. Als je klaar bent met bewerken, sla dan ook een kopie in een van deze indelingen op.