Foto's verbeteren

Randen vervagen of verzachten

Met de tool Vervagen maakt u harde randen of gebieden in een afbeelding vager, zodat er details verloren gaan. Als u een drukke achtergrond vervaagt, kunt u meer nadruk leggen op de doelafbeeldingen. U kunt in plaats van de tool Vervagen ook vervagingsfilters gebruiken.

cr_16
Originele foto (links) en foto nadat de achtergrond is vervaagd (rechts).

  1. Selecteer de tool Vervagen.

  2. Stel opties in op de optiebalk:

    Penseel

    Hiermee stelt u het penseeluiteinde in door een keuze te maken in het pop-upmenu voor penselen. Voor meer penseelvormen klikt u op de vervolgkeuzelijst Penseel in het pop-upmenu en selecteert u een penseelminiatuur.

    Grootte

    Hiermee stelt u de grootte van het penseel in pixels in. Sleep de schuifregelaar Grootte of voer een grootte in het tekstvak in.

    Modus

    Hiermee geeft u op hoe de pixels die u vervaagt, overvloeien in andere pixels in de afbeelding.

    Sterkte

    Hiermee geeft u de mate van vervaging aan die met elke streek wordt uitgevoerd.

    Monster nemen van alle lagen

    Hiermee vervaagt u alle zichtbare lagen. Als deze optie is uitgeschakeld, wordt met deze tool alleen de actieve laag vervaagd.

  3. Sleep over het deel van de afbeelding dat u wilt vervagen.

Kleuren in een afbeelding vervangen

Met de tool Kleur vervangen kunt u eenvoudig specifieke kleuren in uw afbeelding vervangen. Zo kunt u met een andere kleur, bijvoorbeeld rood, over een doelkleur zoals een gele bloem in een afbeelding tekenen. U kunt de tool Kleur vervangen ook gebruiken om kleuren te corrigeren.

cr_SampleOptions
Kleuren vervangen

  1. Selecteer de tool Kleur vervangen (de tool Kleur vervangen maakt deel uit van de optiebalk voor de tool Penseel).

  2. Kies een penseeluiteinde in het menu Penseel op de optiebalk. Doorgaans kunt u bij Modus de overvloeimodus het beste instellen op Kleur.
  3. Kies een van de volgende opties voor Limieten:

    Niet aangrenzend

    Hiermee wordt de monsterkleur vervangen op elke plaats onder de aanwijzer.

    Aangrenzend

    Hiermee worden kleuren vervangen die grenzen aan de kleur direct onder de aanwijzer.

  4. Bij een lager tolerantiepercentage worden alleen de kleuren vervangen die sterk overeenkomen met de pixel waarop u klikt. Gebruik een hoger percentage als u een groter aantal kleuren wilt vervangen.
  5. Als u de gebieden die u wilt corrigeren een zachte selectierand wilt geven, selecteert u Anti-alias.

  6. Kies de gewenste methode voor het nemen van monsters. De beschikbare opties zijn:

    Doorgaand

    Neemt voortdurend een monster van kleuren terwijl u de tool Kleur vervangen sleept.

    Eenmaal

    Neemt slechts één kleurmonster, en wel wanneer u begint met het slepen van de tool Kleur vervangen.

    Achtergrondstaal

    Hiermee vervangt u het gebied met de achtergrondkleur wanneer u met de tool Kleur vervangen over dit gebied sleept.

  7. Kies de voorgrondkleur waarmee u de ongewenste kleur wilt vervangen.
  8. Klik op de kleur in de afbeelding die u wilt vervangen.
  9. Sleep in de afbeelding om deze kleur te vervangen.

Afbeeldingen of gebieden in een afbeelding klonen

Met de tool Kloonstempel tekent u met een monster van een afbeelding dat u gebruikt om objecten te dupliceren, om onvolkomenheden uit de afbeelding te verwijderen of om over objecten in de foto te tekenen.

cr_14
Originele foto (boven), nadat twee zeesterren aan de foto zijn toegevoegd met de tool Kloonstempel (midden) en nadat een persoon is verwijderd met de tool Kloonstempel (onder).

  1. Selecteer de tool Kloonstempel.

  2. (Optioneel) Stel opties op de optiebalk in:

    Penseel

    Hiermee stelt u het penseeluiteinde in. Klik op de pijl naast het penseelvoorbeeld, kies een penseelcategorie in het pop-upmenu Penselen en selecteer vervolgens een penseelminiatuur.

    Monster nemen van alle lagen

    Selecteer deze optie als u monsters uit alle zichtbare lagen wilt nemen (kopiëren). Schakel deze optie uit als u alleen monsters uit de actieve laag wilt nemen.

    Dekking

    Hiermee stelt u in hoe dekkend de verf is. Bij een lage instelling zijn de pixels onder een verfstreek nog te zien. Sleep de schuifregelaar of voer een waarde voor de dekking in.

    Grootte

    Hiermee stelt u de grootte van het penseel in pixels in. Sleep de schuifregelaar Grootte of voer een grootte in het tekstvak in.

    Modus

    Hiermee bepaalt u hoe de bron of het patroon wordt gemengd met bestaande pixels. Met Normaal worden nieuwe pixels over de oorspronkelijke pixels heen gelegd.

    Uitgelijnd

    Hiermee verplaatst u het kloongebied met de aanwijzer terwijl u begint te tekenen, ongeacht hoe vaak u het tekenen onderbreekt en hervat. Deze optie is handig als u ongewenste gebieden wilt verwijderen, zoals een telefoonkabel in de lucht of een scheur in een gescande foto. Als Uitgelijnd is uitgeschakeld, wordt het kloongebied dat het eerst is gekloond, steeds opnieuw toegepast als u het tekenen onderbreekt en hervat. Het uitschakelen van deze optie is handig als u meerdere kopieën van een bepaald gedeelte van de afbeelding wilt toepassen op verschillende gedeelten van dezelfde afbeelding of op een andere afbeelding.

  3. Klik op Kloonbedekking en stel de volgende opties in:

    Bedekking tonen

    Selecteer Bedekking tonen om de bedekking zichtbaar te maken in de penseelgrootte.

    Dekking

    Geef een waarde op in het tekstvak Dekking om het dekkingspercentage van de bedekking in te stellen.

    Bijgesneden

    Schakel de optie voor uitknippen in als u de bedekking wilt uitknippen tot de penseelgrootte.

    Automatisch verbergen

    Selecteer Automatisch verbergen als u de bedekking wilt verbergen terwijl u de penseelstreken aanbrengt.

    Bedekking omkeren

    Selecteer Omkeren als u de kleuren in de bedekking wilt omkeren.

  4. Plaats de aanwijzer op het gebied van een geopende afbeelding waarvan u een monster wilt nemen. Druk vervolgens op Option en klik. Met deze tool worden de pixels uit het kloongebied gedupliceerd terwijl u tekent.

  5. Sleep of klik om met de tool te tekenen.

Photomerge-gezichten

Opmerking:

Een video over de Photomerge-functies is beschikbaar op www.adobe.com/go/lrvid2342_pse9_nl.

Kies Photomerge-gezichten om meerdere gezichtskenmerken te combineren tot een samengesteld gezicht.

  1. Voer een van de volgende handelingen uit om de foto's met de gezichten te selecteren die u als bronafbeeldingen voor Photomerge-gezichten wilt gebruiken:
    • Selecteer de foto's met de gezichten in de Elements Organizer.
    • Open de foto's met de gezichten.
  2. Kies Verbeteren > Photomerge > Photomerge-gezichten.

  3. Kies de gezichtsfoto die u als uitgangspunt wilt gebruiken en sleep deze uit het fotovak naar het venster Definitief.

  4. Klik op een andere afbeelding in het fotovak en klik op de tool Uitlijnen. Plaats de drie uitlijningsmarkeringen op de ogen en de mond van de bronafbeelding en de definitieve afbeelding en klik op Foto's uitlijnen.

  5. Klik op andere foto's in het fotovak (de foto's hebben allemaal een andere kleur, zodat u ze gemakkelijk kunt herkennen). Gebruik het potlood om de gebieden te markeren die u wilt samenvoegen in de uiteindelijke foto. Voeg met de tool Potlood aanvullende inhoud toe of gebruik de tool Gummetje om inhoud te verwijderen.

  6. Stel de volgende opties in:

    Lijnen tonen

    Klik op deze optie om de in de bronafbeelding aangebrachte penseelstreken te tonen.

    Gebieden tonen

    Klik op deze optie om de geselecteerde gebieden in de uiteindelijke afbeelding te onthullen.

  7. Klik op Herstellen om opnieuw te beginnen, op Gereed om Photomerge-gezichten te voltooien of op Annuleren om Photomerge-gezichten te sluiten.
cr_merge_faces_popup
Het venster Photomerge-gezichten

Photomerge-belichting

Opmerking:

Een video over de Photomerge-functies is beschikbaar op www.adobe.com/go/lrvid2342_pse9_nl.

Gebruik Photomerge-belichting om foto's met belichtingsproblemen op efficiënte wijze te verwerken. U kunt twee foto's in elkaar laten overvloeien om een perfect belichte foto te maken. Stel bijvoorbeeld dat u een foto hebt met op de achtergrond een raam en dat u een perfecte foto met de volgende eigenschappen wilt:

  • Een goed belichte foto van het uitzicht buiten het raam.

  • Een foto waarin de donkere objecten in de kamer goed belicht zijn.

In dergelijke gevallen ontstaan vaak foto's met een overbelicht uitzicht uit het raam of met onderbelichte objecten in de kamer.

Ga als volgt te werk om een perfecte foto te maken:

  • Neem twee of meer foto's van dezelfde scène, maar gebruik verschillende instellingen voor belichting. U krijgt de beste resultaten wanneer u de foto's maakt met verschillende belichtingswaarden en de camera zo stil mogelijk houdt. Bijvoorbeeld:

    • Neem twee of meer foto's met flits om het onderwerp (de objecten in de kamer) goed te belichten.

    • Daarna neemt u een foto zonder flits om de achtergrond (het uitzicht buiten het raam) goed te belichten.

      Tip: U kunt de functie voor reeksopnamen van uw camera gebruiken om hetzelfde onderwerp vast te leggen in een aantal verschillende opnamen met verschillende belichtingsinstellingen.

  • Laat de foto's in elkaar overvloeien om een perfect belichte foto te maken.

    Met Photomerge-belichting kunt u de twee foto's laten overvloeien en een perfect belichte foto maken.

Er zijn verschillende gebruiksmodi voor Photomerge-belichting:

  • Automatische modus

  • Handmatige modus

Opmerking:

U bereikt de beste resultaten met de automatische modus als u foto's gebruikt die bij verschillende belichtingswaarden zijn genomen (met gebruik van de functie voor reeksopnamen). In de handmatige modus krijgt u de beste resultaten als u zowel foto's gebruikt die met flits zijn genomen als foto's zonder flits.

cr_photomerge_exposure
Photomerge-belichting

Automatische Photomerge-belichting

U kunt de gewenste foto's selecteren in de Elements Organizer en foto's selecteren en deselecteren via het fotovak.

  1. Voer een van de volgende handelingen uit:
    • Selecteer minimaal twee en maximaal tien foto's in de Elements Organizer en selecteer Verbeteren > Photomerge > Photomerge-belichting.
    • Open de vereiste bestanden via Bestand > Openen.
        1. Selecteer Geopende bestanden tonen in het fotovak om alle geopende bestanden weer te geven.

        2. Selecteer minimaal twee en maximaal tien foto's in het fotovak.

        3. Selecteer Verbeteren > Photomerge > Photomerge-belichting.

    In Photoshop Elements worden de geselecteerde foto's weergegeven.

  2. Selecteer Automatisch in het deelvenster Photomerge.
  3. Kies een van de volgende opties:

    Eenvoudig overvloeien

    U kunt de Photomerge-belichtingsinstellingen niet wijzigen als u deze optie kiest. Als u deze optie selecteert, wordt de samengevoegde foto weergegeven.

    Slim overvloeien

    Selecteer deze optie om de instellingen te kunnen aanpassen met gebruik van de schuifregelaars. U kunt de uiteindelijke foto weergeven op basis van de instellingen die u hebt opgegeven. U kunt de volgende instellingen aanpassen:

    Markeren

    Hiermee kunt u de mate van detail in de hooglichten verhogen of verlagen.

    Schaduwen

    Hiermee kunt u de schaduwen donkerder of lichter maken.

    Verzadiging

    Hiermee kunt u de intensiteit van de kleur wijzigen.

  4. Klik op Gereed als u het gewenste resultaat hebt bereikt en Photomerge-belichting wilt voltooien.

Handmatige Photomerge-belichting

Opmerking:

Wanneer u Photomerge-belichting gebruikt voor foto's die u met flits hebt gemaakt, is handmatige Photomerge-belichting de standaardmodus.

  1. Voer een van de volgende handelingen uit:
    • Selecteer minimaal twee en maximaal tien foto's in de Elements Organizer en selecteer Verbeteren > Photomerge > Photomerge-belichting.
    • Open de vereiste bestanden via Bestand > Openen.
        1. Selecteer Geopende bestanden tonen in het fotovak om alle geopende bestanden weer te geven.

        2. Selecteer minimaal twee en maximaal tien foto's in het fotovak.

        3. Selecteer Verbeteren > Photomerge > Photomerge-belichting.

    In Photoshop Elements worden de geselecteerde foto's weergegeven.

  2. Selecteer Handmatig in het Photomerge-deelvenster.

    De eerste afbeelding in het fotovak wordt weergegeven als de bronfoto. U kunt een afbeelding in het fotovak selecteren als de uiteindelijke foto.

  3. Stel de volgende opties in:

    Lijnen tonen

    Klik op deze optie om uw potloodstreken in de bronafbeelding weer te geven.

    Gebieden tonen

    Klik op deze optie om de geselecteerde gebieden in de uiteindelijke afbeelding te onthullen.

  4. Selecteer belichte gebieden in de huidige bronafbeelding met gebruik van de tool Potlood. Wijzig de bronfoto en selecteer gebieden in deze foto, als dat nodig is.

    Nu kunt u boven de oorspronkelijk geselecteerde uiteindelijke foto een uiteindelijke afbeelding weergeven met verschillende gebieden die uit verschillende bronfoto's zijn gekopieerd.

  5. Wijzig de transparantie van deze geselecteerde gebieden met de schuifregelaar Transparantie, zodat ze op de juiste wijze overvloeien in de achtergrond. Selecteer Rand overvloeien om samengevoegde randen vloeiender te maken.

    Opmerking:

    De schuifregelaar Transparantie werkt alleen in de gebieden die in de op dat moment weergegeven bronafbeelding zijn geselecteerd. Schakel over op een andere bronafbeelding als u de transparantie van geselecteerde gebieden uit andere afbeeldingen wilt wijzigen. De voor een bepaalde afbeelding gebruikte waarde wordt onthouden. Als de regelaar niet wordt gewijzigd, wordt de standaardwaarde 0 ingesteld.

  6. Selecteer Optie Geavanceerd en klik op de tool Uitlijnen om meerdere foto's goed uit te lijnen. Plaats drie markeringen in de bronafbeelding en drie markeringen in de uiteindelijke afbeelding en klik op Foto's uitlijnen. Klik op Gereed.