Afbeeldingen importeren
In InCopy kunt u afbeeldingen importeren in bestaande kaders. Dit is vooral handig wanneer de tekst voor een artikel eerst wordt ingevoerd en vervolgens pas wordt opgemaakt, omdat u tijdens het schrijven de afbeeldingen voor het artikel kiest.
U kunt afbeeldingen alleen in bestaande kaders importeren. Alleen InDesign-gebruikers kunnen afbeeldingskaders maken. In zelfstandige InCopy-documenten kunt u een afbeelding in het standaardtekstkader plaatsen en van die afbeelding een inline-afbeelding maken.
In InCopy wordt net als in InDesign een groot aantal bestandsindelingen voor afbeeldingen ondersteund, waaronder afbeeldingen die zijn gemaakt met Adobe® Illustrator® 8.0 en hoger, bitmapindelingen als PDF, PSD, TIFF, GIF, JPEG en BMP, en vectorindelingen als EPS. U kunt zelfs InDesign-pagina's (INDD) als afbeeldingen importeren. De volgende indelingen worden ook ondersteund: DCS, PICT, WMF, EMF, PCX, PNG en Scitex CT (.SCT).
Opmerkingen over het plaatsen van afbeeldingen in InCopy
Houd rekening met het volgende als u afbeeldingen importeert in InCopy:
Bij beheerde inhoud moet u een kader uitchecken voordat u een afbeelding in het kader kunt importeren.
Als u eenmaal een afbeelding hebt geïmporteerd, kunt u deze transformeren (verplaatsen, schalen, roteren, schuintrekken) binnen het kader, de afbeelding aan het kader aanpassen en de weergave van de afbeelding bepalen. U kunt een geselecteerd kader ook labelen voor gebruik in XML door de opdrachten daarvoor te selecteren in het contextmenu.
Bij het maken van een kader in InDesign geeft de gebruiker op of het een tekst-, een afbeeldings- of een niet-toegewezen kader betreft. InCopy-gebruikers kunnen het kadertype niet wijzigen in InCopy. Als u bijvoorbeeld een afbeelding probeert te importeren in een tekstkader, wordt deze mogelijk als een grote inline-afbeelding weergegeven.
U kunt in InCopy wel de afbeeldingen selecteren en wijzigen, maar niet de kaders, tenzij het geneste of inline-kaders zijn. Alleen InDesign-gebruikers kunnen afbeeldingskaders wijzigen.
U kunt afbeeldingen plaatsen, plakken of slepen in een verankerd, een zwevend of een inline-afbeeldingskader. U kunt een afbeelding alleen importeren in een tekstkader als dat kader een actief invoegpunt bevat of als het een inline-afbeeldingskader is.
Als u een afbeelding in een genest kader importeert, moet de afbeelding worden geïmporteerd in het kader op het laagste niveau onder de aanwijzer. Geneste kaders die afbeeldingen bevatten, kunnen in tegenstelling tot kaders op het hoogste niveau worden geselecteerd met het gereedschap Positie. (Zie Overzicht van het gereedschap Positie.)
Als een effect zoals transparantie, slagschaduw of doezelaar wordt toegepast op een kader in InDesign, is dit zichtbaar in een toewijzingsbestand of een InDesign-bestand (.indd) als dat wordt geopend in InCopy. Het effect is niet zichtbaar in een gekoppeld bestand (.icml) dat is geopend in InCopy.
Een afbeelding in een InCopy-document plaatsen
-
Ga op een van de volgende manieren te werk:
Als u een afbeelding in een zelfstandig InCopy-document wilt plaatsen, plaats u de invoegpositie in het tekstkader.
Als u een afbeelding in een gekoppeld document wilt plaatsen, moet het afbeeldingskader voor u zijn uitgecheckt. Het pictogram Bewerkbaar staat linksboven in het kader.
-
Kies Bestand > Plaatsen en selecteer een afbeeldingsbestand.
-
U stelt specifieke importopties voor een bestandsindeling in door Importopties tonen te selecteren voor een overzicht van de specifieke instellingen voor bestandsindelingen en vervolgens op Openen te klikken.Opmerking:
Wanneer u via het dialoogvenster Importopties tonen een afbeelding uit Illustrator 9.0 of hoger plaatst, gelden dezelfde opties als voor PDF-bestanden. Wanneer u een afbeelding uit Illustrator 8.x importeert, zijn dezelfde opties beschikbaar als voor EPS-bestanden.
-
Als er een ander dialoogvenster verschijnt, selecteert u importopties en klikt u op OK.
-
Als u een afbeelding in een kader wilt importeren, klikt u in het kader op het pictogram voor geladen afbeeldingen . Als u een bepaalde pagina van een PDF-document met meerdere pagina's wilt plaatsen, klikt u op het pictogram voor geladen afbeeldingen in een kader.Opmerking:
Als u per ongeluk een bestaande afbeelding vervangt wanneer u een afbeelding plaatst, drukt u op Ctrl+Z (Windows) of Command+Z (Mac OS). De originele afbeelding wordt in het kader teruggezet en het pictogram voor geladen afbeeldingen wordt weergegeven.
Een afbeelding naar een kader slepen
-
Ga op een van de volgende manieren te werk:
Als u een afbeelding in een bestaand afbeeldingskader wilt plaatsen, moet u controleren of het kader voor u is uitgecheckt. Vervolgens sleept u het pictogram van het afbeeldingsbestand uit het bestandssysteem naar het kader.
Als u een afbeelding op een actieve tekstinvoegpositie wilt plaatsen, sleept u het pictogram van het afbeeldingsbestand naar een willekeurige plaats in het tekstkader. Deze methode is alleen beschikbaar in de layoutweergave.
Een afbeelding in een kader plakken
-
Controleer of het afbeeldingskader voor u is uitgecheckt. Het pictogram Bewerkbaar staat linksboven in het kader.
-
Knip of kopieer een afbeelding.
-
Houd het handje boven het afbeeldingskader, klik met de rechtermuisknop (Windows) of houd Control ingedrukt en klik (Mac OS) en kies Plakken in.
Een inline-afbeelding maken
-
Controleer of het tekstkader voor u is uitgecheckt. Het pictogram Bewerkbaar staat linksboven in het kader.
-
Ga op een van de volgende manieren te werk:
Als u een afbeelding in een bestaand inline-afbeeldingskader wilt plaatsen, gebruikt u de opdracht Plaatsen of Knippen om een afbeelding te selecteren. Klik op het pictogram voor geladen afbeeldingen in het kader.
Als u een afbeelding op een actieve tekstinvoegpositie wilt plaatsen, sleept u het pictogram van het afbeeldingsbestand naar een willekeurige plaats in het tekstkader of importeert u de afbeelding met de opdracht Plaatsen.
Opties voor het importeren van afbeeldingen
De opties voor het importeren van afbeeldingen verschillen afhankelijk van het type afbeelding dat wordt geïmporteerd. U geeft de importopties weer door Importopties tonen te selecteren in het dialoogvenster Plaatsen.
Importopties voor Encapsulated PostScript-bestanden (.eps)
Wanneer u een EPS-afbeelding (of een bestand dat is opgeslagen in Illustrator 8.0 of eerder) plaatst en Importopties tonen in het dialoogvenster Plaatsen selecteert, wordt er een dialoogvenster weergegeven met de volgende opties:
Koppelingen ingesloten OPI-afbeelding lezen
Hiermee leest InCopy koppelingen van de OPI-opmerkingen voor illustraties die in de afbeelding zijn opgenomen (of genest).
Schakel deze optie uit als u een workflow met proxy's gebruikt en u uw servicebureau de afbeeldingen wilt laten vervangen met behulp van hun OPI-software. Als deze optie is uitgeschakeld, worden de OPI-koppelingen behouden maar niet gelezen. Tijdens het afdrukken of exporteren worden de proxy en de koppelingen aan het uitvoerbestand doorgegeven.
Selecteer deze optie als u een workflow met proxy's gebruikt en u InDesign en niet het servicebureau de afbeeldingen wilt laten vervangen bij het uitvoeren van het uiteindelijke bestand. Als u deze optie selecteert, worden de OPI-koppelingen weergegeven in het deelvenster Koppelingen.
Selecteer deze optie ook als u EPS-bestanden importeert met OPI-opmerkingen die geen deel uitmaken van een workflow met proxy's. Als u bijvoorbeeld een EPS-bestand importeert met OPI-opmerkingen voor een weggelaten TIFF- of bitmapafbeelding, selecteert u deze optie zodat InDesign toegang heeft tot de TIFF-informatie wanneer u het bestand afdrukt.
Uitknippad van Photoshop toepassen
Een geplaatst EPS-bestand bevat altijd een uitknippad in InDesign, ongeacht of deze optie is in- of uitgeschakeld. Het uitschakelen van deze optie kan echter resulteren in een ander formaat selectiekader.
Proxy genereren
Hiermee maakt u een bitmapversie met een lage resolutie van een afbeelding wanneer het bestand op het scherm wordt getekend. De volgende instellingen bepalen hoe de proxy wordt gegenereerd:
TIFF- of PICT-voorvertoning gebruiken
Bepaalde EPS-afbeeldingen bevatten een ingesloten voorvertoning. Selecteer deze optie om de proxyafbeelding van de bestaande voorvertoning te maken. Als er geen voorvertoning is, wordt de proxy gegenereerd door de EPS-afbeelding naar een bitmap buiten beeld te rasteren.
PostScript rasteren
Selecteer deze optie als u de ingesloten voorvertoning wilt negeren. Deze optie is doorgaans trager maar biedt de hoogste kwaliteit.
Wanneer u meerdere bestanden in hetzelfde document importeert, wordt bij alle instanties de proxyinstelling van de eerste instantie van het geïmporteerde bestand gebruikt.
Importopties voor bitmaps
U kunt opties van kleurbeheer toepassen op elke geïmporteerde afbeelding wanneer u de gereedschappen voor kleurbeheer bij een document gebruikt. Ook kunt u een uitknippad of een alfakanaal importeren dat is opgeslagen bij een afbeelding die is gemaakt in Photoshop. Zo hebt u de mogelijkheid rechtstreeks een afbeelding te selecteren en het pad ervan te wijzigen zonder het afbeeldingskader te hoeven veranderen.
Hoewel Adobe InCopy geen opties voor kleurbeheer bevat, zijn deze importopties belangrijk wanneer u de afbeeldingen die u plaatst in InCopy, overbrengt naar InDesign.
Wanneer u een PSD-, TIFF-, GIF-, JPEG- of BMP-bestand plaatst en Importopties tonen in het dialoogvenster Plaatsen selecteert, wordt er een dialoogvenster weergegeven met de volgende opties:
Uitknippad van Photoshop toepassen
Als deze optie niet beschikbaar is, is de afbeelding niet met een uitknippad opgeslagen of ondersteunt de bestandsindeling geen uitknippaden. Als de bitmapafbeelding geen uitknippad heeft, kunt u er een maken in InDesign.
Alfakanaal
Selecteer een alfakanaal om het deel van de afbeelding te importeren dat als een alfakanaal in Photoshop is opgeslagen. InCopy gebruikt het alfakanaal voor het maken van een transparant masker op de afbeelding. Deze optie is alleen beschikbaar voor afbeeldingen die ten minste één alfakanaal hebben.
Klik op het tabblad Kleur om de volgende opties weer te geven:
Profiel
Als Standaardinstellingen document gebruiken is geselecteerd, laat u deze optie geselecteerd. Als dat niet het geval is, kiest u een kleurenbronprofiel dat overeenkomt met de kleuromvang van het apparaat of de software waarmee de afbeelding is gemaakt. Met dit profiel kan InDesign de eigen kleuren correct omzetten naar het kleuromvang van het uitvoerapparaat.
Rendering intentie
Geef aan hoe het kleurbereik van de afbeelding moet worden geschaald naar dat van het uitvoerapparaat. Meestal zult u Perceptueel (afbeeldingen) kiezen omdat hierdoor kleuren in foto's correct worden weergegeven. De opties Verzadiging (illustraties), Relatief colorimetrisch en Absoluut colorimetrisch zijn beter geschikt voor gebieden met effen kleuren en niet zozeer voor het reproduceren van foto's. De opties voor Rendering intentie kunnen niet worden gebruikt bij bitmapafbeeldingen, afbeeldingen met grijswaarden en afbeeldingen met een geïndexeerde kleurmodus.
Importopties voor PNG-bestanden (Portable Network Graphics)
Wanneer u een PNG-afbeelding plaatst en Importopties tonen in het dialoogvenster Plaatsen selecteert, wordt er een dialoogvenster weergegeven met drie secties met importinstellingen. Twee secties bevatten dezelfde opties als voor andere indelingen voor bitmapafbeeldingen. In de andere sectie, PNG-instellingen, staan de volgende opties:
Transparantie-informatie gebruiken
Deze optie is standaard geactiveerd als een PNG-afbeelding transparantie bevat. Als een geïmporteerd PNG-bestand transparantie bevat, verandert de afbeelding alleen op plaatsen waar de achtergrond transparant is.
Witte achtergrond
Als een PNG-afbeelding geen achtergrondkleur bevat die in een bestand is gedefinieerd, is deze optie standaard geselecteerd. De optie is echter alleen geactiveerd als Transparantie-informatie gebruiken is ingeschakeld. Als u deze optie selecteert, wordt de kleur wit als achtergrondkleur gebruikt wanneer transparantie-informatie wordt toegepast.
Bestandsgedefinieerde achtergrondkleur
Wanneer een PNG-afbeelding is opgeslagen met een andere achtergrondkleur dan wit en Transparantie-informatie gebruiken is geselecteerd, is deze optie standaard geselecteerd. Als u de standaard achtergrondkleur niet wilt gebruiken, klikt u op Witte achtergrond om de afbeelding met een witte achtergrond te importeren of schakelt u Transparantie-informatie gebruiken uit om de afbeelding zonder transparantie te importeren (de gebieden van de afbeelding die nu transparant zijn, worden weergegeven). Sommige grafische programma's kunnen geen andere achtergrondkleur dan wit opgeven voor PNG-afbeeldingen.
Gammacorrectie toepassen
Selecteer deze optie om de gammawaarden (het middenbereik) van een PNG-afbeelding aan te passen wanneer u de afbeelding plaatst. Met deze optie kunt u de gammawaarden van de afbeelding aanpassen aan de waarden van het apparaat waarop u de afbeelding afdrukt of weergeeft (zoals een lage-resolutie- of niet-PostScript-printer of een computermonitor). Schakel deze optie uit als u de afbeelding zonder gammacorrectie wilt plaatsen. Deze optie is standaard geselecteerd als de PNG-afbeelding is opgeslagen met een gammawaarde.
Gammawaarde
Deze optie is alleen beschikbaar als Gammacorrectie toepassen is geselecteerd. Hiermee geeft u de gammawaarde weer die met de afbeelding is opgeslagen. U wijzigt de waarde door een positief getal tussen 0,01 en 3,0 te typen.
Bij het importeren van PNG-bestanden zijn de instellingen in het dialoogvenster Importopties afbeelding altijd gebaseerd op het geselecteerde bestand en niet op de laatst gebruikte instellingen of de standaardinstellingen.
Importopties voor Acrobat- (.pdf) en Illustrator-bestanden (.ai)
De layout, afbeeldingen en typografie in een geplaatst PDF-bestand blijven behouden. Net als bij andere geplaatste afbeeldingen kunt u een geplaatste PDF-pagina niet bewerken in InCopy. U kunt de zichtbaarheid van lagen in een gelaagd PDF-bestand bepalen. Ook kunt u meerdere pagina's van een PDF-bestand met meerdere pagina's plaatsen.
Wanneer u een PDF-bestand plaatst dat is opgeslagen met wachtwoorden, wordt u gevraagd de vereiste wachtwoorden in te voeren. Als het PDF-bestand met gebruiksbeperkingen (bijvoorbeeld niet kunnen bewerken of afdrukken) maar zonder wachtwoorden is opgeslagen, kunt u het bestand plaatsen.
Wanneer u een PDF-bestand (of een bestand dat is opgeslagen in Illustrator 9.0 of hoger) plaatst en Importopties tonen in het dialoogvenster Plaatsen selecteert, wordt er een dialoogvenster weergegeven met de volgende opties:
Voorvertoning
Hiermee geeft u een voorbeeld weer van een pagina in het PDF-bestand voordat u dat gaat plaatsen. Als u een pagina plaatst van een PDF-bestand dat meerdere pagina's bevat, klikt u op de pijlen of voert u onder de voorvertoning het paginanummer in van een bepaalde pagina die u wilt weergeven.
Pagina's
Geef de pagina's op die u wilt plaatsen: de pagina die wordt weergegeven in de voorvertoning, alle pagina's of een paginabereik. Voor Illustrator-bestanden kunt u opgeven welk artboard moet worden geplaatst.
Als u meerdere pagina's opgeeft, houdt u Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt, terwijl u het bestand plaatst om alle pagina's tegelijkertijd te plaatsen, waarbij de ene pagina de andere overlapt.
Uitsnijden tot
Bepaal welk deel van de PDF-pagina wordt geplaatst:
Selectiekader
Hiermee plaatst u het selectiekader van de PDF-pagina of het gedeelte dat de objecten op de pagina, inclusief de paginamarkeringen, omsluit. De optie Selectiekader (alleen zichtbare lagen) maakt alleen gebruik van de zichtbare lagen van het PDF-bestand. De optie Selectiekader (alle lagen) plaatst het selectiekader van alle lagen van het PDF-bestand, zelfs als de lagen verborgen zijn.
Afbeeldingen
Hiermee plaatst u de PDF alleen in het gebied dat is gedefinieerd door een rechthoek die de auteur als plaatsbare afbeelding heeft gemaakt (bijvoorbeeld clipart).
Bijsnijden
Hiermee plaatst u de PDF alleen in het gebied dat wordt weergegeven of afgedrukt door Adobe Acrobat.
Snijtekens
Hiermee geeft u aan waar de definitieve, geproduceerde pagina fysiek wordt bijgesneden in het productieproces als er snijtekens aanwezig zijn.
Afloopgebied
Hiermee plaatst u alleen het gebied dat aangeeft waar alle pagina-inhoud moet worden geknipt, als er een afloopgebied aanwezig is. Deze informatie is nuttig als de pagina wordt afgedrukt in een productieomgeving. De afgedrukte pagina kan paginamarkeringen bevatten die buiten het afloopgebied vallen.
Media
Hiermee plaatst u het gebied dat de fysieke papiergrootte van het originele PDF-document aangeeft (bijvoorbeeld de afmetingen van een vel A4), inclusief paginamarkeringen.
A. Media B. Snijtekens C. Afloopgebied D. Inhoud E. Bijsnijden F. Afbeeldingen
Transparante achtergrond
Selecteer deze optie om tekst of afbeeldingen weer te geven die onder de PDF-pagina in de InCopy-layout terechtkomen. Schakel deze optie uit om de PDF-pagina met een dekkende, witte achtergrond te plaatsen.
Als u de achtergrond transparant wilt maken in een kader dat een PDF-afbeelding bevat, kunt u deze later dekkend maken door een opvulling toe te voegen aan het kader.
Importopties voor InDesign-bestanden (.indd)
InDesign behoudt de layout, afbeeldingen en typografie in geplaatste INDD-bestanden. Het bestand wordt echter behandeld als een object dat u niet kunt bewerken, ondanks dat u de zichtbaarheid van lagen kunt bepalen en kunt kiezen welke pagina's uit een INDD-bestand met meerdere pagina's moeten worden geïmporteerd.
Wanneer u een InDesign-bestand plaatst en de optie Importopties tonen in het dialoogvenster Plaatsen selecteert, wordt er een dialoogvenster weergegeven met de volgende opties:
Voorvertoning
Hiermee geeft u een voorbeeld weer van een pagina voordat u die gaat plaatsen. U kunt een paginanummer opgeven of op de pijlen klikken om naar de gewenste pagina in een document met meerdere pagina's te gaan.
Pagina's
Geef de pagina's op die u wilt plaatsen: de pagina die wordt weergegeven in de voorvertoning, alle pagina's of een paginabereik.
Uitsnijden tot
Geef op wat er van de pagina of pagina's moet worden geplaatst: alleen de pagina zelf, het afloopgebied of de witruimte rond de pagina's.
Een afbeelding passend in een kader plaatsen
Als u een afbeelding in een kader plaatst of plakt, staat deze standaard in de linkerbovenhoek van het kader. Als de afmetingen van het kader en van de inhoud verschillen, kunt u ze met de aanpassingsopdrachten op elkaar afstemmen.
-
Selecteer de afbeelding met het gereedschap Positie .
-
Kies Object > Aanpassen en selecteer een van de volgende opties:
Inhoud aan kader aanpassen
Hiermee past u de grootte van de inhoud aan in overeenstemming met een kader en zorgt u dat de verhoudingen van de inhoud kunnen worden gewijzigd. Het kader wordt niet gewijzigd, maar de inhoud ziet er misschien enigszins uitgerekt uit wanneer de inhoud en het kader verschillende verhoudingen hebben.
Inhoud centreren
Hiermee centreert u de inhoud in een kader. De verhoudingen van het kader en de inhoud worden gehandhaafd.
Inhoud proportioneel aanpassen
Hiermee past u de grootte van de inhoud aan in overeenstemming met een kader en behoudt u de verhoudingen van de inhoud. De afmetingen van het kader worden niet gewijzigd. Als inhoud en kader qua grootte verschillen, kan er enige witruimte ontstaan.
Kader proportioneel vullen
Hiermee past u de inhoud volledig aan het kader aan, terwijl de verhoudingen van de inhoud gelijk blijven. De afmetingen van het kader worden niet gewijzigd.
Opmerking:Met de aanpassingsopdrachten worden de buitenranden van de inhoud in het midden van de kaderlijn ingepast. Als het kader een dikkere lijn heeft, verdwijnen de buitenranden van de inhoud. U kunt de lijn van het kader uitlijnen op het midden, de binnenkant de buitenkant van een kaderrand.
Overzicht van het deelvenster Koppelingen
Alle bestanden die in een document zijn geplaatst, staan in het deelvenster Koppelingen. Dit zijn zowel lokale bestanden (op schijf) als bestanden op een server. Bestanden die vanaf een website in Internet Explorer zijn geplakt, worden echter niet in dit deelvenster weergegeven.
In InCopy worden in het deelvenster Koppelingen ook gekoppelde artikelen weergegeven. Als u een gekoppeld artikel in het deelvenster Koppelingen selecteert, bevat het gedeelte Koppelingsinfo informatie zoals het aantal notities, de beheerde status en de status van bijgehouden wijzigingen.
A. Categoriekolommen B. Koppelingsinformatie tonen/verbergen C. Pictogram voor één of meerdere gewijzigde instanties D. Pictogram Gewijzigd E. Pictogram Ontbrekende koppeling F. Pictogram Ingesloten koppeling
Als een afbeelding meerdere malen in het document voorkomt, worden de koppelingen gecombineerd onder een driehoekje in het deelvenster Koppelingen. Als een gekoppelde EPS-afbeelding of een gekoppeld InCopy-document koppelingen bevat, worden de koppelingen ook gecombineerd onder een driehoekje.
Een gekoppeld bestand kan op de volgende manieren in het deelvenster Koppelingen worden weergegeven:
Volledig bijgewerkt
Een volledig bijgewerkt bestand wordt leeg weergegeven in de kolom Status.
Gewijzigd
Dit pictogram geeft aan dat de versie van het bestand op schijf recenter is dan de versie in het document. Dit pictogram wordt bijvoorbeeld weergegeven als u een Photoshop-afbeelding in InCopy importeert en een andere gebruiker of u de originele afbeelding in Photoshop bewerkt en opslaat.
Er wordt een iets andere versie van het pictogram Gewijzigd weergegeven wanneer een afbeelding wordt aangepast en een of meerdere versies ervan worden bijgewerkt terwijl andere ongewijzigd blijven.
Ontbrekend
De afbeelding staat niet meer op de locatie waarvan deze is geïmporteerd, maar bestaat mogelijk nog wel. Er kan sprake zijn van ontbrekende koppelingen als iemand het originele bestand verwijdert of naar een andere map of server verplaatst nadat het bestand is geïmporteerd. U kunt pas controleren of een ontbrekend bestand is bijgewerkt als het origineel is gevonden. Als u een document afdrukt of exporteert terwijl dit pictogram wordt weergegeven, wordt mogelijk niet de volledige resolutie gebruikt.
Ingesloten
Wanneer u de inhoud van een gekoppeld bestand insluit, worden de beheerbewerkingen voor die koppeling opgeschort. Als de geselecteerde koppeling zich in de modus 'ter plekke bewerken' bevindt, is deze optie niet geactiveerd. Wanneer u het insluiten opheft, kunt u opnieuw beheerbewerkingen op de koppeling uitvoeren.
Als een gekoppeld object niet op een specifieke documentpagina wordt weergegeven, geven de volgende codes aan waar het object staat: PB (plakbord), SP (stramienpagina), OV (overlopende tekst) en VT (verborgen tekst).
Op www.adobe.com/go/lrvid4027_nl vindt u een zelfstudievideo over het gebruik van het deelvenster Koppelingen.
Het deelvenster Koppelingen
- Kies Venster > Koppelingen om het deelvenster Koppelingen weer te geven. De naam van elk gekoppeld en automatisch ingesloten bestand staat in dit deelvenster.
- Als u een gekoppelde afbeelding wilt selecteren en weergeven, selecteert u een koppeling in het deelvenster Koppelingen en klikt u op de knop Ga naar koppeling . Vervolgens klikt u op het paginanummer van de koppeling in de kolom Pagina of kiest u Ga naar koppeling in het menu van het deelvenster Koppelingen. In InCopy is de geselecteerde afbeelding het middelpunt van de weergave. U kunt een verborgen object weergeven door de laag weer te geven (of de voorwaarde als het gaat om een verankerd object).
- Als u geneste koppelingen wilt uit- of samenvouwen, klikt u op het driehoekje links van de koppeling. Geneste koppelingen doen zich voor als dezelfde afbeelding meerdere keren in het document voorkomt of als de gekoppelde EPS-afbeelding of het gekoppelde InCopy-document koppelingen bevat.
- Als u koppelingen in het deelvenster wilt ordenen, klikt u op de titel van de categorie boven in het deelvenster Koppelingen. De koppelingen worden dan op categorie geordend. Als u nogmaals op dezelfde categorie klikt, worden de koppelingen in omgekeerde volgorde geordend. Als u bijvoorbeeld op de categorie Pagina klikt, worden de koppelingen geordend van de eerste pagina tot de laatste pagina. Als u nogmaals op Pagina klikt, worden ze geordend van de laatste pagina tot de eerste pagina. Met de opdracht Deelvensteropties kunt u kolommen toevoegen aan het deelvenster Koppelingen.
Werken met kolommen in het deelvenster Koppelingen
U kunt extra categorieën, zoals Aanmaakdatum en Laag, in het deelvenster Koppelingen weergeven voor meer informatie over de afbeeldingen. U kunt voor elke categorie bepalen of de informatie als een kolom wordt weergegeven in het deelvenster Koppelingen en in het gedeelte Koppelingsinfo onder aan het deelvenster Koppelingen.
-
Kies Deelvensteropties in het menu van het deelvenster Koppelingen.
-
Schakel de selectievakjes onder Kolom tonen in om extra kolommen weer te geven in het deelvenster Koppelingen.
Map 0 is de map waarin het gekoppelde bestand zich bevindt. Map 1 is de map waarin map 0 zich bevindt enz.
-
Schakel de selectievakjes onder Tonen in koppelingsinfo in om de informatie weer te geven in het gedeelte Koppelingsinfo onder aan het deelvenster Koppelingen.
-
Klik op OK.
U kunt de volgorde van kolommen wijzigen door een kolom te selecteren en deze naar een andere locatie te slepen. Sleep de kolomgrenzen als u de breedte van de kolom wilt aanpassen. Klik op de titel van een categorie om de koppelingen op basis van die categorie in oplopende volgorde te ordenen. Klik nogmaals om ze in aflopende volgorde te ordenen.
Rijen en miniaturen in het deelvenster Koppelingen wijzigen
-
Kies Deelvensteropties in het menu van het deelvenster Koppelingen.
-
Selecteer bij Rijgrootte de optie Kleine rijen, Standaardrijen of Grote rijen.
-
Geef bij Miniaturen op of u miniaturen van de afbeeldingen wilt weergeven in de kolom Naam en in het gedeelte Koppelingsinfo onder aan het deelvenster Koppelingen.
-
Klik op OK.
Koppelingsinformatie weergeven
Het gedeelte Koppelingsinfo in het deelvenster Koppelingen bevat informatie over het geselecteerde gekoppelde bestand.
Als u andere informatie in het gedeelte Koppelingsinfo van het deelvenster Koppelingen wilt weergeven, kiest u Deelvensteropties in het menu van het deelvenster Koppelingen en schakelt u de desbetreffende selectievakjes in de kolom Tonen in koppelingsinfo in.
-
Dubbelklik op een koppeling of selecteer een koppeling en klik op het pictogram Koppelingsinformatie tonen/verbergen (een driehoekje links in het deelvenster).
Metagegevens weergeven via het deelvenster Koppelingen
Als een gekoppeld of ingesloten bestand metagegevens bevat, kunt u de metagegevens weergeven via het deelvenster Koppelingen. U kunt de aan een gekoppeld bestand gekoppelde metagegevens niet bewerken of vervangen.
-
Selecteer een bestand in het deelvenster Koppelingen en kies Hulpmiddelen > XMP-bestandsinfo in het menu van het deelvenster.
Koppelingen bijwerken, herstellen en vervangen
Met het deelvenster Koppelingen controleert u de status van koppelingen en vervangt u bestanden door bijgewerkte of andere bestanden.
Wanneer u een koppeling naar een bestand bijwerkt of opnieuw instelt (opnieuw koppelt), blijven de transformaties behouden die in InCopy zijn uitgevoerd, mits u de optie Bij opnieuw koppelen blijven de afmetingen behouden hebt ingeschakeld in de voorkeuren voor bestandsafhandeling. Als u bijvoorbeeld een vierkante afbeelding importeert, 30° draait en vervolgens opnieuw koppelt aan een afbeelding die niet is gedraaid, wordt die afbeelding in InCopy 30° gedraaid conform de layout van de afbeelding die wordt vervangen.
Geplaatste EPS-bestanden kunnen OPI-koppelingen bevatten, die in het deelvenster Koppelingen worden weergegeven. Koppel OPI-koppelingen niet opnieuw aan andere bestanden dan de bestanden die oorspronkelijk door de auteur van het EPS-bestand waren bedoeld, omdat hierdoor problemen met het downloaden van lettertypen en kleurscheidingen kunnen ontstaan.
Kiezen hoe opnieuw gekoppelde afbeeldingen worden geschaald
Wanneer u opnieuw een koppeling tot stand brengt om een afbeelding door een ander bronbestand te vervangen, kunt u de afmetingen van het bestand dat wordt vervangen behouden of u kunt het nieuwe bestand in de eigen afmetingen weergeven.
-
Kies Bewerken > Voorkeuren > Bestandsafhandeling (Windows) of InCopy > Voorkeuren > Bestandsafhandeling (Mac OS).
-
Kies Afmetingen van de afbeelding behouden bij opnieuw koppelen als u afbeeldingen wilt weergeven met dezelfde afmetingen als de afbeeldingen die ze vervangen. Schakel deze optie uit als u de opnieuw gekoppelde afbeeldingen op ware grootte wilt weergeven.
Gewijzigde koppelingen bijwerken
InDesign zoekt eerst naar een ontbrekende koppeling in de map waarin een ander bestand opnieuw is gekoppeld in de actieve sessie. Vervolgens zoekt InDesign naar een koppeling in de map waarin het document zich bevindt. Als de koppeling nog steeds niet is gevonden, zoekt InDesign in de hoofdmap van het document.
Gewijzigde koppelingen worden ook wel 'verouderde' koppelingen genoemd.
-
Ga in het deelvenster Koppelingen op een van de volgende manieren te werk:
Als u specifieke koppelingen wilt bijwerken, selecteert u in het deelvenster Koppelingen een of meer koppelingen met behulp van het pictogram voor gewijzigde koppelingen . Klik vervolgens op de knop Koppeling bijwerken of kies Koppeling bijwerken in het menu van het deelvenster Koppelingen.
Als u alle gewijzigde koppelingen wilt bijwerken, kiest u Alle koppelingen bijwerken in het menu van het deelvenster Koppelingen of selecteert u een bijgewerkte koppeling, houdt u Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt en klikt u op de knop Koppeling bijwerken.
Als u slechts één koppeling wilt bijwerken naar een afbeelding die op meerdere plaatsen in het document voorkomt, selecteert u alleen de subkoppeling en kiest u Koppeling bijwerken. Als u de 'bovenliggende' koppeling selecteert, kunt u alle koppelingen naar de gewijzigde afbeelding bijwerken.
Een koppeling vervangen door een ander bronbestand
-
Selecteer een koppeling in het deelvenster Koppelingen en klik op de knop Opnieuw koppelen of kies Opnieuw koppelen in het menu van het deelvenster Koppelingen. Als u een 'bovenliggende' koppeling van meerdere versies hebt geselecteerd, kiest u Alle instanties van [bestandsnaam] opnieuw koppelen in het menu van het deelvenster Koppelingen.
De optie voor opnieuw koppelen is uitgeschakeld in beheerde artikelen tenzij een artikel wordt uitgecheckt.
-
Selecteer in het dialoogvenster dat wordt weergegeven de optie Naar ontbrekende koppelingen in deze map zoeken als u InCopy in de map wilt laten zoeken naar bestanden die dezelfde naam hebben als andere gekoppelde bestanden die ontbreken. Als u deze optie niet selecteert, wordt alleen de geselecteerde afbeelding opnieuw gekoppeld.
-
Kies Importopties tonen om te bepalen hoe het nieuwe bronbestand wordt geïmporteerd.
-
Ga naar het nieuwe bronbestand en dubbelklik erop.
-
Kies de gewenste importopties als u de optie Importopties tonen hebt ingeschakeld. (Zie Opties voor het importeren van afbeeldingen.)
Ontbrekende koppelingen herstellen
-
Als u een ontbrekende koppeling wilt herstellen, selecteert u in het deelvenster Koppelingen de koppeling waarbij het pictogram voor ontbrekende koppelingen staat en klikt u op de knop Opnieuw koppelen .
-
Selecteer in het dialoogvenster dat wordt weergegeven de optie Naar ontbrekende koppelingen in deze map zoeken als u ontbrekende bestanden die worden weergegeven in de opgegeven map opnieuw wilt koppelen. Zoek een bestand en dubbelklik hierop.
Ontbrekende koppelingen zoeken
InCopy zoekt standaard naar ontbrekende koppelingen en probeert de koppelingen weer tot stand te brengen wanneer u een document opent. Onder Voorkeuren vindt u twee opties waarmee u InCopy automatisch kunt laten zoeken naar ontbrekende koppelingen en kunt laten proberen de koppelingen te herstellen wanneer u een document opent.
Koppelingen controleren voor het document wordt geopend
Als u deze optie uitschakelt, opent InCopy het document direct en blijft de koppelingsstatus in behandeling totdat is vastgesteld dat koppelingen volledig zijn bijgewerkt, ontbreken of zijn gewijzigd. Als u deze optie inschakelt, wordt in InCopy gecontroleerd of er gewijzigde of ontbrekende koppelingen zijn.
Ontbrekende koppelingen zoeken voor het document wordt geopend
Als u deze optie uitschakelt, probeert InCopy niet om ontbrekende koppelingen te herstellen. U kunt deze optie uitschakelen als de koppelingen negatieve gevolgen hebben voor de snelheid van de server of als onverwachte koppelingen tot stand worden gebracht. Deze optie is grijs als Koppelingen controleren voor het document wordt geopend is uitgeschakeld.
Ontbrekende koppelingen zoeken
Met de opdracht Ontbrekende koppelingen zoeken kunt u ontbrekende koppelingen in uw document zoeken en herstellen. Deze opdracht is handig wanneer u onder Voorkeuren de optie voor het controleren op ontbrekende koppelingen bij het openen van het document hebt uitgeschakeld, maar er nu sprake is van ontbrekende koppelingen. De opdracht komt ook goed van pas als u een server activeert waarop afbeeldingen zijn opgeslagen nadat een document is geopend.
- Als u de koppelingsinstellingen wilt wijzigen, opent u het gedeelte Bestandsafhandeling in het dialoogvenster Voorkeuren en gaat u na of de opties Koppelingen controleren voor het document wordt geopend en Ontbrekende koppelingen zoeken voor het document wordt geopend zijn geselecteerd.
- Als u InCopy wilt laten proberen om ontbrekende koppelingen te herstellen, kiest u Hulpmiddelen > Ontbrekende koppelingen zoeken in het menu van het deelvenster Koppelingen.
Deze opdracht is grijs als er geen ontbrekende koppelingen voor het document zijn.
Een standaardmap voor opnieuw koppelen opgeven
-
Selecteer Bestandsafhandeling in het dialoogvenster Voorkeuren.
-
Kies in het menu Standaardmap voor opnieuw koppelen een van de volgende opties en klik vervolgens op OK:
Laatste map voor opnieuw koppelen
Met deze optie wordt de laatst gebruikte map weergegeven die u hebt geselecteerd bij het opnieuw koppelen, overeenkomstig de werking in InCopy CS3.
Originele koppelingsmap
Met deze optie wordt de oorspronkelijke locatie van het gekoppelde bestand weergegeven, overeenkomstig de werking in InCopy CS2 en oudere versies.
Koppelingen naar een andere map kopiëren
Met de opdracht Koppeling(en) kopiëren naar kopieert u afbeeldingsbestanden naar een andere map en leidt u de koppelingen om naar de gekopieerde bestanden. Deze opdracht is vooral handig als u bestanden naar een ander station verplaatst, bijvoorbeeld van een dvd naar een vaste schijf.
-
Selecteer de koppelingen naar de bestanden die u wilt kopiëren en kies Hulpmiddelen > Koppeling(en) kopiëren naar in het menu van het deelvenster Koppelingen.
-
Geef op naar welke map u de gekoppelde bestanden wilt kopiëren en kies Selecteren (Windows) of Kies (Mac OS).
Opnieuw koppelen naar een andere map
Met de opdracht Opnieuw koppelen aan map kunt u een map opgeven die bestanden bevat met dezelfde namen als de verouderde koppelingen. Als uw huidige koppelingen bijvoorbeeld verwijzen naar afbeeldingen met een lage resolutie, kunt u een andere map opgeven die afbeeldingen met een hoge resolutie bevat. U kunt een andere extensie voor de bestanden opgeven, zodat u koppelingen bijvoorbeeld kunt veranderen van .jpg naar .tiff.
De opdracht Opnieuw koppelen aan map is grijs in een beheerd InCopy-artikel, tenzij het artikel wordt uitgecheckt.
-
Selecteer een of meer koppelingen in het deelvenster Koppelingen.
-
Kies Opnieuw koppelen aan map in het menu van het deelvenster Koppelingen.
-
Geef de locatie van de nieuwe map op.
-
Selecteer Overeenkomstige bestandsnaam, maar met deze extensie als u een andere extensie wilt gebruiken en geef de nieuwe extensie op (bijvoorbeeld AI, TIFF of PSD).
-
Klik op Selecteren (Windows) of Kies (Mac OS).
Bestanden met andere bestandsextensies opnieuw koppelen
Met de opdracht Bestandsextensie opnieuw koppelen kunt u afbeeldingen op basis van de bestandsextensie vervangen. Wanneer u bijvoorbeeld diverse JPEG-bestanden in uw document hebt staan, kunt u deze vervangen door PSD-bestanden. De bestanden met verschillende extensies moeten in dezelfde map staan als de gekoppelde bestanden die worden vervangen.
-
Zorg ervoor dat de bestanden met verschillende bestandsextensies in dezelfde map worden weergegeven als de oorspronkelijke bestanden.
-
Selecteer een of meer koppelingen in het deelvenster Koppelingen.
-
Kies Bestandsextensie opnieuw koppelen in het menu van het deelvenster Koppelingen.
-
Geef de bestandsextensie op die de geselecteerde bestanden moet vervangen en klik op Opnieuw koppelen.
Een geïmporteerd bestand vervangen met de opdracht Plaatsen
-
Ga op een van de volgende manieren te werk:
Als u de inhoud van een afbeeldingskader, zoals een geïmporteerde afbeelding, wilt vervangen, selecteert u het kader met het selectiegereedschap .
Als u de inhoud van een afbeeldingskader wilt vervangen, zoals een geïmporteerde afbeelding, selecteert u de afbeelding met het gereedschap Positie.
Als u de inhoud van een tekstkader wilt vervangen, klikt u met het tekstgereedschap op een invoegpositie in een tekstkader en kiest u Bewerken > Alles selecteren.
-
Kies Bestand > Plaatsen.
-
Ga naar het nieuwe bestand en selecteer het.
-
Controleer of Geselecteerd item vervangen is geselecteerd en klik vervolgens op Openen.
-
Klik op Openen.
De padnaam van de koppeling kopiëren
U kunt het volledige pad van de gekoppelde afbeelding of het pad van de platformstijl kopiëren. Het kopiëren van het volledige pad is handig als u teamleden wilt laten weten waar illustraties zich bevinden. U kunt bijvoorbeeld het volledige pad kopiëren en plakken in een e-mailbericht. Het kopiëren van het platformpad is handig bij scripting of om afbeeldingsvelden op te geven als u gegevens wilt samenvoegen.
-
Selecteer een koppeling in het deelvenster Koppelingen.
-
Kies Info kopiëren > Volledig pad kopiëren of Pad van platformstijl kopiëren in het menu van het deelvenster Koppelingen.
-
Plak het pad.
Originele illustraties bewerken
Met de opdracht Origineel bewerken kunt u de meeste illustraties openen in de toepassing waarin u ze hebt gemaakt en ze in deze toepassing wijzigen. Als u het oorspronkelijke bestand eenmaal hebt opgeslagen, wordt het document waaraan u het bestand hebt gekoppeld, bijgewerkt met de nieuwe versie.
Als u in InDesign in plaats van de afbeelding een beheerd afbeeldingskader (dat is geëxporteerd naar InCopy) uitcheckt en selecteert, wordt de afbeelding in InCopy geopend.
Originele illustraties bewerken in de standaardtoepassing
Standaard laat InCopy het besturingssysteem bepalen in welke toepassing het origineel wordt geopend.
-
Selecteer een of meerdere afbeeldingen op de pagina of in het deelvenster Koppelingen.
-
Ga op een van de volgende manieren te werk:
Klik in het deelvenster Koppelingen op de knop Origineel bewerken .
Kies Bewerken > Origineel bewerken.
-
Sla het bestand op nadat u wijzigingen hebt aangebracht in de originele toepassing.
Originele illustraties bewerken in een andere toepassing
-
Selecteer de afbeelding.
-
Kies Bewerken > Bewerken met en geef op in welke toepassing u het bestand wilt openen. Als de toepassing niet in de lijst staat, kiest u Overig en bladert u naar de locatie van de toepassing.
De zichtbaarheid van lagen in geïmporteerde afbeeldingen bepalen
Als u Photoshop PSD-bestanden, gelaagde PDF-bestanden of INDD-bestanden importeert, kunt u de zichtbaarheid van de bovenste lagen bepalen. Door de zichtbaarheid van lagen in te stellen in InCopy kunt u een illustratie afhankelijk van de context aanpassen. Bij bijvoorbeeld een publicatie in meerdere talen kunt u één illustratie maken die één tekstlaag voor elke taal bevat.
U kunt de zichtbaarheid van lagen aanpassen wanneer u een bestand plaatst of via het dialoogvenster Opties objectlaag. Als het Photoshop-bestand laagsamenstellingen bevat, kunt u ook de gewenste samenstelling weergeven.
Zichtbaarheid van laag instellen
-
Ga op een van de volgende manieren te werk:
Als u een afbeelding wilt importeren zonder eerst een kader te maken, mag er niets zijn geselecteerd in het document.
Als u een afbeelding in een bestaand kader wilt importeren, selecteert u het kader.
Als u een bestaande afbeelding wilt vervangen, selecteert u het afbeeldingskader.
-
Kies Bestand > Plaatsen en selecteer een afbeeldingsbestand.
-
Selecteer Geselecteerd item vervangen als u een geselecteerd object wilt vervangen.
-
Selecteer Importopties tonen en klik vervolgens op Openen.
-
Klik in het dialoogvenster Importopties afbeelding of Plaatsen op het tabblad Lagen.
-
Klik op Voorvertoning als u een voorvertoning van de afbeelding wilt weergeven.
-
(Alleen PDF-bestanden) Als u een pagina plaatst van een PDF-bestand dat meerdere pagina's bevat, klikt u op de pijlen of voert u onder de voorvertoning het paginanummer in van een bepaalde pagina die u wilt weergeven.
-
(Alleen Photoshop PSD-bestanden) Als de afbeelding laagsamenstellingen bevat, kiest u in het pop-upmenu Laagsamenstelling de laagsamenstelling die u wilt weergeven.
-
Ga op een van de volgende manieren te werk:
Als u een lagenset wilt openen of sluiten, klikt u op het driehoekje links van het mappictogram.
Als u een laag of lagenset wilt verbergen, klikt u op het oogpictogram naast de laag of lagenset.
Als u de laag of lagenset wilt weergeven, klikt u op de lege oogkolom naast de laag of lagenset.
Als u alleen de inhoud van een bepaalde laag of lagenset wilt weergeven, houdt u Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt terwijl u op het bijbehorende oogpictogram klikt. Houd Alt of Option nogmaals ingedrukt terwijl u op het oogpictogram klikt om de originele zichtbaarheidsinstellingen van de andere lagen te herstellen.
Als u de zichtbaarheid van meerdere items wilt wijzigen, sleept u door de oogkolom.
-
Stel de optie Bij bijwerken van koppeling in op de gewenste waarde:
Laagzichtbaarheid van Photoshop/PDF gebruiken
Hiermee worden de instellingen voor de zichtbaarheid van lagen ingesteld op de instellingen van het gekoppelde bestand wanneer u de koppeling bijwerkt.
Overschrijvingen laagzichtbaarheid behouden
Hiermee blijven de instellingen voor laagzichtbaarheid behouden waarmee het bestand oorspronkelijk is geplaatst.
-
Klik op OK.
-
Klik op OK en ga op een van de volgende manieren te werk:
Als u wilt importeren in een nieuw kader, klikt u met het pictogram voor geladen afbeeldingen in de lay-out op de positie waar u de linkerbovenhoek van de afbeelding wilt plaatsen.
Als u wilt importeren in een bestaand, niet-geselecteerd kader, klikt u met het pictogram voor geladen afbeeldingen in dat kader.
Als u wilt importeren in een geselecteerd kader, hoeft u niets te doen. De afbeelding wordt automatisch in dat kader geplaatst.
Opmerking:Als u per ongeluk een bestaande afbeelding vervangt wanneer u een afbeelding plaatst, drukt u op Ctrl+Z (Windows) of Command+Z (Mac OS). De originele afbeelding wordt in het kader teruggezet en het pictogram voor geladen afbeeldingen wordt weergegeven.
De zichtbaarheid van lagen voor AI-, PSD-, PDF- en INDD-bestanden instellen
Nadat u een Photoshop PSD- of gelaagd PDF-bestand, een Illustrator AI-bestand of een InDesign INDD-bestand hebt geplaatst, kunt u in het dialoogvenster Opties objectlaag de zichtbaarheid van de lagen bepalen. Als het Photoshop PSD-bestand laagsamenstellingen bevat, kunt u kiezen welke samenstelling u wilt weergeven. Ook kunt u kiezen of u de zichtbaarheidsinstellingen wilt behouden of deze wilt aanpassen aan de instellingen van het originele bestand wanneer u de koppeling bijwerkt.
-
Selecteer het bestand in het InCopy-document.
-
Kies Object > Opties objectlaag.
-
Selecteer Voorvertoning als u een voorvertoning van de afbeelding wilt weergeven.
-
(Alleen Photoshop PSD-bestanden) Als de afbeelding laagsamenstellingen bevat, kiest u in het pop-upmenu Laagsamenstelling de laagsamenstelling die u wilt weergeven.
-
Ga op een van de volgende manieren te werk:
Als u een lagenset wilt openen of sluiten, klikt u op het driehoekje links van het mappictogram.
Als u een laag of lagenset wilt verbergen, klikt u op het oogpictogram naast de laag of lagenset.
Als u de laag of lagenset wilt weergeven, klikt u op de lege oogkolom naast de laag of lagenset.
Als u alleen de inhoud van een bepaalde laag of lagenset wilt weergeven, houdt u Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt terwijl u op het bijbehorende oogpictogram klikt. Houd Alt of Option nogmaals ingedrukt terwijl u op het oogpictogram klikt om de originele zichtbaarheidsinstellingen van de andere lagen te herstellen.
Als u de zichtbaarheid van meerdere items wilt wijzigen, sleept u door de oogkolom.
-
Stel de opties Bij bijwerken van koppeling in op de gewenste waarde:
Laagzichtbaarheid gebruiken
Hiermee worden de instellingen voor de zichtbaarheid van lagen ingesteld op de instellingen van het gekoppelde bestand wanneer u de koppeling bijwerkt.
Overschrijvingen laagzichtbaarheid behouden
Hiermee blijven de instellingen voor laagzichtbaarheid behouden waarmee het bestand oorspronkelijk is geplaatst.
-
Klik op OK.
InDesign-pagina's (.indd) importeren
Met de opdracht Plaatsen kunt u in InDesign pagina's vanuit het ene document naar een ander document overbrengen. U kunt één pagina, een paginabereik of alle pagina's in een document importeren. De pagina's worden als objecten geïmporteerd (te vergelijken met het importeren van pagina's uit een PDF-bestand).
Voeg pagina's aan het document toe voor het aantal pagina's dat u wilt importeren. Nadat u Bestand > Plaatsen hebt gekozen en een INDD-bestand hebt geselecteerd, kiest u Importopties tonen en selecteert u de pagina's die u wilt importeren, welke lagen zichtbaar moeten worden en hoe de geïmporteerde afbeeldingen moeten worden bijgesneden. U kunt in het voorvertoningsvenster de miniatuurpagina's nauwkeurig bekijken. De pagina of pagina's die u selecteert, worden in het afbeeldingspictogram geladen. Als u meerdere pagina's plaatst, wordt in InCopy het afbeeldingspictogram op de volgende pagina geladen, zodat u de pagina's achter elkaar kunt importeren.
In het deelvenster Koppelingen staan de namen van de pagina's die u hebt geïmporteerd. Als er op de geïmporteerde pagina een afbeelding of een ander item staat dat naar die pagina is geïmporteerd, wordt dat item ook in het deelvenster Koppelingen vermeld. De namen van deze secundaire geïmporteerde items worden onder een driehoekje in het deelvenster Koppelingen weergegeven, zodat ze te onderscheiden zijn van geïmporteerde pagina's.