Afdrukproblemen oplossen (InDesign)

Het niveau van het probleem bepalen

Afdrukproblemen op documentniveau oplossen

Afdrukproblemen op applicatieniveau oplossen

Afdrukproblemen op printerniveau oplossen

Problemen met afdrukken naar een PostScript-printer oplossen

Problemen met afdrukken naar een niet-PostScript-printer oplossen

Afdrukproblemen op systeemniveau oplossen

Dit document kan u helpen bij het oplossen van problemen die zich voordoen wanneer afdrukt vanuit Adobe InDesign. We raden u aan de taken in dit document in de opgegeven volgorde uit te voeren. Houd de voortgang en de resultaten bij van de afzonderlijke taken die u uitvoert, met inbegrip van fouten of overige problemen. Deze informatie kan voor de technische ondersteuning van Adobe nuttig zijn om u beter van dienst te zijn als u contact met hen opneemt.

Bekende afdrukproblemen en oplossingen voor specifieke fouten zijn te vinden in de ondersteuningsknowledgebase op de Adobe-website op www.adobe.com/support/. Als u hier geen specifieke oplossing voor uw probleem kunt vinden, voert u de volgende procedures uit om het probleem te isoleren en op te lossen.

Wanneer u probeert een afdrukprobleem op te lossen, moet u allereerst bepalen onder welke omstandigheden het probleem zich voordoet. Is de fout bijvoorbeeld een eenmalig probleem of treedt de fout consistent op bij het afdrukken van alle documenten, sommige documenten of een specifiek document. Met behulp van de onderstaande stappen en tests kunt u bepalen hoe en wanneer uw afdrukprobleem zich voordoet, zodat een oplossing kan worden gevonden.

Het niveau van het probleem bepalen

U moet eerst nagaan of het een terugkerend probleem betreft. Als het probleem zich consistent herhaalt, kunt u nagaan of het wordt veroorzaakt op het niveau van het document, de applicatie of het systeem.

1. Start de computer opnieuw op en probeer nogmaals af te drukken.

Als het probleem zich niet voordoet, kan het zijn veroorzaakt door een tijdelijk communicatieprobleem, een gebrek aan systeembronnen of overige tijdelijke omgevingsfactoren. Als u zonder fouten kunt afdrukken wanneer u de computer net opnieuw hebt opgestart, maar de fout zich later opnieuw voordoet, moet u het probleem oplossen op systeemniveau.

2. Zet de printer uit en weer aan en probeer het document opnieuw af te drukken.

Als de fout zich niet voordoet, kan het probleem zijn veroorzaakt door een fout in het printergeheugen. Als de fout zich opnieuw voordoet, moet het probleem nader worden onderzocht.

3. Maak een nieuw document, teken een vak op de pagina met het gereedschap Rechthoek en druk het document af.

Als u een nieuw document wel kunt afdrukken, maar het oorspronkelijke document niet, moet u de fout oplossen op documentniveau.

4. Druk af vanuit een andere applicatie.

Als u kunt afdrukken vanuit een andere applicatie (zoals WordPad of Teksteditor) maar niet vanuit InDesign, lost u het probleem op applicatieniveau op.

5. Druk het document af op een andere printer.

Als een andere printer beschikbaar is, probeer het document dan af te drukken op een andere printer. Als afdrukken naar een andere printer wel mogelijk is, controleer dan of de oorspronkelijke printer wel is ingeschakeld en online is. Verwijder de printerkabels en sluit ze opnieuw aan, controleer of ze goed zijn aangesloten, en voer een zelftest uit op de printer om na te gaan of er sprake is van een mechanische storing of een kabelbeschadiging. Als uit geen van deze stappen het probleem naar voren komt, moet u de fout oplossen op systeemniveau.

Afdrukproblemen op documentniveau oplossen

Als de fout zich niet voordoet wanneer u een nieuw document afdrukt, zijn de afdrukinstellingen van het document mogelijk ongeldig, is een specifiek object of lettertype in het document mogelijk beschadigd of is de structuur van het document mogelijk beschadigd. Voer een of meer van de volgende taken uit om een fout op te lossen die zich alleen voordoet wanneer u een specifiek document afdrukt.

Opmerking: Problemen die zich op systeemniveau voordoen, kunnen documentspecifiek lijken als ze optreden vanwege de complexiteit van het document.

1. Als u het document afdrukt naar een PostScript-printer, stuurt u de handler voor PostScript-fouten naar de printer.

Windows:

  1. Kies Bestand > Afdrukken.
  2. Klik op de knop Instellingen.
  3. Klik met de rechtermuisknop op de printer en kies Eigenschappen.
  4. Klik op het tabblad Algemeen op Voorkeursinstellingen.
  5. Klik op Geavanceerd.
  6. Vouw achtereenvolgens Documentopties en PostScript-opties uit. Als Handler voor PostScript-fouten verzenden niet is ingesteld op Ja, klikt u erop en kiest u Ja in het pop-upmenu.

Mac OS X:

  1. Kies Archief > Druk af.
  2. Klik op de printer.
  3. Kies Foutafhandeling in het menu onder het menu Voorinstellingen.
  4. Selecteer Gedetailleerd rapport afdrukken en klik op Afdrukken.
  5. Klik op Afdrukken.

Als een PostScript-fout het probleem veroorzaakt, drukt de handler voor PostScript-fouten een pagina met foutinformatie af. Raadpleeg voor hulp bij het interpreteren van PostScript-fouten document 328515, 'PostScript-fouten oplossen'.

2. Laat afbeeldingen weg wanneer u het document afdrukt.

Afbeeldingen weglaten wanneer u het document afdrukt:

  1. Kies Bestand > Afdrukken.
  2. Klik op Afbeeldingen en kies Geen in het menu Gegevens verzenden.
  3. Klik op Afdrukken.

Als het document nu wel kan worden afgedrukt, zijn een of meer afbeeldingen of andere grafische elementen op de pagina mogelijk beschadigd. Verwijder de afbeeldingen een voor een en druk het document af nadat u elke afbeelding hebt verwijderd om te bepalen of een beschadigde afbeelding de afdrukfout veroorzaakt. Verwijder en vervang alle beschadigde afbeeldingen. Mogelijk moet u een afbeelding opnieuw exporteren vanuit de applicatie waarin u deze hebt gemaakt.

Als u correct kunt afdrukken, kan dit ook wijzen op onvoldoende printergeheugen. Gangbare symptomen van onvoldoende printergeheugen zijn lettertypen die worden vervangen en ontbrekende gegevens. Vereenvoudig de publicatie om te zien of deze wordt afgedrukt met minder afbeeldingen.

Opmerking: Als het document alleen grafische elementen bevat, krijgt u een blanco pagina wanneer u afdrukt en de optie voor het afdrukken van blanco pagina's is ingeschakeld in InDesign (selecteer Blanco pagina's afdrukken in de sectie Algemeen van het dialoogvenster Afdrukken).

3. Als u afdrukt naar een PostScript-printer, sluit u lettertypen uit wanneer u afdrukt.

Als u lettertypen uitsluit wanneer u een document afdrukt vanuit InDesign, vervangt de printer lettertypen die in het document zijn opgegeven door lettertypen die op de printer aanwezig zijn. Er worden dus geen lettertypen naar de printer gedownload.

Lettertypen uitsluiten bij het afdrukken:

  1. Kies Bestand > Afdrukken in InDesign.
  2. Klik op Afbeeldingen.
  3. Kies in de sectie Lettertypen de optie Geen in het menu Downloaden.

Als het document kan worden afgedrukt, houdt het afdrukprobleem mogelijk verband met een van de lettertypen die in het document zijn gebruikt. Als in het document een groot aantal lettertypen wordt gebruikt, wordt het document minder complex als u de lettertypen uitsluit. Test elk lettertype dat in het document is opgegeven afzonderlijk in een nieuw document om na te gaan of een of meer lettertypen beschadigd zijn.

Wanneer u grafische en tekstelementen in een document plaatst, maakt InDesign een koppeling naar de oorspronkelijke afbeelding. InDesign gebruikt de oorspronkelijke afbeelding om informatie te verkrijgen die wordt gebruikt om het bestand goed weer te geven en af te drukken.

Als u de status van koppelingen wilt bekijken, kiest u Venster > Koppelingen. Verwijder of herstel de koppeling naar bestanden waarvan de naam wordt voorafgegaan door een vraagteken of een ander symbool. Voor een toelichting op de verschillende symbolen die kunnen worden weergegeven in het dialoogvenster Koppelingen, raadpleeg u 'Over het deelvenster Koppelingen' in de Help van InDesign. Voor meer informatie over koppelingen in InDesign raadpleegt u 'Koppelingen en ingesloten afbeeldingen beheren' in de Help van InDesign.

5. Gebruik het hulpprogramma Console om softwareconflicten te detecteren. (Mac OS)

Als InDesign is vastgelopen, kunt u met het hulpprogramma Console vaststellen door welke software het conflict wordt veroorzaakt.

Softwareconflicten detecteren met het hulpprogramma Console:

  1. Kies Ga > Programma's, open de map Hulpprogramma's en dubbelklik op Console.
  2. Kies Console > Voorkeuren.
    • Voor Mac OS 10.4.x en eerder klikt u op het tabblad Crashes, selecteert u Sla crashgegevens op in ~/Library/Logs/ en selecteert u Geef crashlogbestanden automatisch weer.
    • Selecteer voor Mac OS 10.5.x en later de optie Plaats logboekvenster op voorgrond.
  3. Start InDesign opnieuw en probeer het probleem te reproduceren. Als het probleem zich weer voordoet, installeert u de in het crashlogbestand aangegeven software opnieuw of voert u een update van deze software uit.

6. Los problemen met plug-ins van derden op.

Verwijder plug-ins van derden uit de map InDesign [versie] Plug-ins en start InDesign opnieuw. Als het probleem zich opnieuw voordoet, plaatst u de plug-ins weer terug in de map InDesign Plug-ins. Als het probleem niet opnieuw optreedt, bepaalt u welke plug-ins conflicten veroorzaken.

Bepalen welke plug-ins conflicten veroorzaken:

  1. Kies Help > Plug-ins configureren (Windows) of InDesign > Plug-ins configureren (Mac OS).
  2. Selecteer Alle plug-ins voor de set en schakel alle opties in de sectie Weergave uit met uitzondering van Derde partij. Maak een lijst met deze plug-ins.
  3. Sluit InDesign en verplaats een van de plug-ins van derden terug naar de map Plug-ins van InDesign:

    • Windows: C:\Program Files\Adobe\Adobe InDesign [versie]\Plug-Ins
    • Mac OS X: [Computer]/[Vaste schijf]/Programma's/Adobe InDesign [versie]/Plug-Ins
  4. Start InDesign opnieuw en probeer het probleem te reproduceren:
    • Herhaal stap 3-4 als het probleem zich niet voordoet.
    • Als het probleem zich opnieuw voordoet, neemt u contact op met de ontwikkelaar van de plug-in die u het laatst hebt verplaatst om te kijken of er een update beschikbaar is.

7. Druk het document af vanuit een nieuw gebruikersaccount.

Gebruikersaccounts kunnen beschadigd raken en verhinderen dat het installatieprogramma toegang heeft tot de benodigde bestanden en mappen of deze kan maken. Maak een nieuw account, meld u aan bij het nieuwe account en probeer de Adobe-applicatie te installeren of uit te voeren. Verwijder uw bestaande Windows-account niet. Het nieuwe account is uitsluitend bestemd voor testdoeleinden en u kunt uw oorspronkelijke Windows-account weer gebruiken als u klaar bent met testen. Nadat u het nieuwe account hebt ingesteld, meldt u zich erbij aan en kijkt u of u het probleem kunt reproduceren.

In Windows:



In Windows XP kunt u een nieuw gebruikersaccount maken door op de Start-knop te klikken en Instellingen > Configuratiescherm > Gebruikersaccounts te kiezen.



Voor Windows Vista raadpleegt u 'Een nieuw lokaal beheerdersaccount maken' in 'Algemene procedures voor Microsoft Windows Vista' (TechNote kb401275).

Voor meer informatie over het instellen van een nieuw Windows-gebruikersaccount, raadpleegt u uw IT-beheerder of de Windows-documentatie.

In Mac OS X v10.5.x:

  1. Kies Systeemvoorkeuren in het Apple-menu.
  2. Klik op Accounts.
  3. Klik op het slotpictogram in de linkerbenedenhoek van het venster, voer uw beheerderswachtwoord in en klik op OK.
  4. Klik op het plusteken onder in het venster aan de linkerzijde.
  5. Stel het accounttype in op Beheerder.
  6. Voer de gebruikersnaam in (bijvoorbeeld test). Voer een wachtwoord in dat u kunt onthouden, bijvoorbeeld test.
  7. Klik op de knop Maak account aan en sluit het venster Accounts.
  8. Kies in het Apple-menu de optie Log uit.
  9. Kies de testgebruiker wanneer het inlogscherm wordt weergegeven.

In Mac OS X v10.3.x - 10.4.x:

  1. Kies Systeemvoorkeuren in het Apple-menu.
  2. Klik op Accounts.
  3. Als het slotpictogram in de linkerbenedenhoek van het venster als vergrendeld wordt weergegeven, klikt u erop. Voer uw beheerderswachtwoord in en klik op OK.
  4. Klik op het plusteken onder in het venster aan de linkerzijde.
  5. Voer de gebruikersnaam in (bijvoorbeeld test). Voer een wachtwoord in dat u kunt onthouden, bijvoorbeeld test.
  6. Klik op de knop Beveiliging (uitsluitend OS 10.3.x)
  7. Schakel het selectievakje in naast Sta toe dat gebruiker deze computer beheert. De testgebruiker wordt dan beheerder.
  8. Klik op de knop Maak account aan en sluit het venster Accounts.
  9. Kies in het Apple-menu de optie Log uit.
  10. Kies de testgebruiker wanneer het inlogscherm wordt weergegeven.

8. Los de problemen in het beschadigde document op.

Voer de taken uit die worden beschreven in het document kb403982, 'Problemen met beschadigde InDesign-documenten oplossen (CS3, CS4)'.

Afdrukproblemen op applicatieniveau oplossen

Als u een foutmelding krijgt wanneer u een InDesign-document afdrukt, kan een van de InDesign-resourcebestanden beschadigd zijn, of is InDesign mogelijk niet compatibel met het printerstuurprogramma, het videostuurprogramma of een ander apparaatstuurprogramma op het systeem. Voer een van de volgende taken uit om de oorzaak van een applicatieprobleem te achterhalen:

1. Wijzig de naam van de bestanden InDesign Defaults en InDesign SavedData of verwijder deze bestanden.

Opmerking: Als u de voorkeurenbestanden van InDesign opnieuw maakt, worden de standaardwaarden van de bijbehorende instellingen hersteld. Aangepaste instellingen uit de oude voorkeurenbestanden gaan dus verloren. U moet InDesign sluiten voordat u de voorkeurenbestanden opnieuw maakt, anders kan InDesign onverwacht gedrag vertonen.

De InDesign-voorkeurenbestanden automatisch opnieuw maken:

  1. Sluit InDesign.
  2. Start nu de applicatie en houd de juiste toetsen ingedrukt voor uw besturingssysteem:
    • Mac OS X: Control + Option + Command + Shift
    • Windows: Control + Alt + Shift
  3. Er wordt een dialoogvenster weergegeven waarin u wordt gevraagd of u de voorkeurenbestanden van InDesign wilt verwijderen. Klik op Ja.
  4. InDesign wordt nu gestart met de standaardinstellingen en opnieuw gegenereerde voorkeuren.

De InDesign-voorkeurenbestanden handmatig opnieuw maken:

  1. Verwijder de voorkeurenbestanden of wijzig hun naam.
    • In Mac OS X:

      InDesign SavedData

      Gebruikers/[gebruiker]/Bibliotheek/Caches/Adobe InDesign/Version 5.0/InDesign SavedData

      InDesign Defaults

      Gebruikers/[gebruiker]/Bibliotheek/Preferences/Adobe InDesign/Version 5.0/InDesign Defaults
    • In Windows XP:

      InDesign Defaults

      C:\Documents and Settings\[gebruiker]\Application Data\Adobe\InDesign\Version 5.0

      InDesign SavedData

      C:\Documents and Settings\[gebruiker]\Local Settings\Application Data\Adobe\InDesign\Version 5.0\Caches
    • In Windows Vista:

      InDesign Defaults

      C:\Gebruikers\labuser\AppData\Roaming\Adobe\InDesign\Version 5.0\InDesign Defaults

      InDesign SavedData

      C:\Gebruikers\labuser\AppData\Roaming\Adobe\InDesign\Version 5.0\Caches\InDesign SavedData
  2. Start InDesign opnieuw. InDesign maakt nieuwe voorkeurenbestanden.

Als het probleem zich blijft voordoen, kunt u de oorspronkelijke voorkeuren herstellen door de nieuwe bestanden te verwijderen en de oude voorkeurenbestanden weer de oorspronkelijke naam te geven.

2. Zorg ervoor dat het meest recente printerstuurprogramma is geïnstalleerd voor de printer die u wilt gebruiken. (Alleen Windows)

Installeer het recentste stuurprogramma voor de printer die u wilt gebruiken:

  • Als u het document wilt afdrukken op een PostScript-printer, downloadt u Adobe Universal PostScript Windows Driver Installer van de Adobe-website op www.adobe.com/support/downloads/.
  • Als u het document wilt afdrukken op een niet-PostScript-printer, neemt u contact op met de fabrikant van de printer voor de nieuwste versie van het stuurprogramma van de printer.

3. Wilt u het document op een PostScript-printer afdrukken, optimaliseer PostScript dan voor snelheid. (Alleen Windows)

  1. Kies Bestand > Afdrukken.
  2. Klik op Instellen en voer een van de volgende taken uit:
    • Klik in Windows Vista of XP op Instellingen, selecteer een printer, klik op Voorkeuren en klik op Geavanceerd.
    • Klik in Windows 2000 op het tabblad Lay-out en vervolgens op Geavanceerd.
  3. Vouw achtereenvolgens Documentopties en PostScript-opties uit.
  4. Kies PostScript-uitvoeroptie.
  5. Kies Optimaliseren voor snelheid in het pop-upmenu en klik op OK.
  6. Klik op OK en vervolgens op Afdrukken.

4. Schakel de functie Paginabescherming uit.

Raadpleeg de documentatie bij de printer voor instructies over het uitschakelen van deze functie.

5. Als het probleem zich voordoet wanneer u een document afdrukt via een netwerk, sluit u de computer rechtstreeks aan op de printer en probeert u vervolgens opnieuw het document af te drukken.

Als de printer niet rechtstreeks kan worden aangesloten, slaat u het document op als een PostScript-bestand en verzendt u het bestand naar de printer vanaf de opdrachtregel op een computer die wel rechtstreeks op een printer kan worden aangesloten. Zie voor meer informatie over het maken van een PostScript-bestand het onderwerp "Creating a device- and driver-dependent PostScript file" in de Help van InDesign.

6. Zorg ervoor dat de printer die u wilt gebruiken, de huidige afdrukbewerkingen ondersteunt.

U moet bijvoorbeeld geen kleurscheidingen van EPS-afbeeldingen afdrukken op een niet-PostScript-printer. Neem voor meer informatie over de mogelijkheden van de printer contact op met de fabrikant van de printer.

7. Zorg ervoor dat u alle beschikbare updates hebt geïnstalleerd voor de versie van InDesign die u gebruikt.

Er verschijnen geregeld updates en bugfixes voor InDesign op de Adobe-website op www.adobe.com/support/downloads/.

Afdrukproblemen op printerniveau oplossen

Ga na of u een Postscript- of een niet-PostScript-printer gebruikt. Als u weet welk type printer u gebruikt, voert u de stappen hieronder uit.

U kunt controleren of u een Postscript-printer gebruikt door de printereigenschappen te bekijken (uitsluitend in Windows):

Opmerking: Als u een Macintosh-computer gebruikt, raadpleegt u de printerdocumentatie of neemt u contact op met de fabrikant van de printer om te bepalen of uw printer een Postscript-apparaat is.

  1. Open het printerconfiguratiescherm.
  2. Klik met de rechtermuisknop op de gewenste printer en kies Eigenschappen.
  3. Kies het tabblad Apparaatinstelling.
  4. Klik met de rechtermuisknop op de naam van het stuurprogramma boven in de structuur en kies Info.

Als u een PostScript-printer gebruikt, wordt "PostScript-printerstuurprogramma" weergegeven boven in het venster, samen met de versie van het stuurprogramma, de PPD-naam en de PPD-versie.

Problemen met afdrukken naar een PostScript-printer oplossen

Als u problemen hebt met afdrukken naar een PostScript-printer, voert u een of meer van de volgende taken uit en drukt u het document na elke taak af:

1. Gebruik een bijgewerkt printerstuurprogramma.

Gebruik het universele installatieprogramma (WinInstaller) om automatisch het PostScript-printerstuurprogramma te installeren dat compatibel is met uw versie van Windows. De meest recente versie van het universele installatieprogramma is beschikbaar op de Adobe-website op www.adobe.com/support/downloads/main.html.

Opmerking: Als u een netwerkprinter gebruikt, is de afdrukserver mogelijk niet ingesteld om verschillende stuurprogramma's uit te voeren voor verschillende besturingssystemen op clientcomputers. Mogelijk gebruikt u een printerstuurprogramma dat compatibel is met het besturingssysteem van de afdrukserver maar niet met het besturingssysteem van de computer. Als u een printerstuurprogramma wilt installeren dat compatibel is met uw besturingssysteem, moet u de netwerkprinter opnieuw configureren met de wizard Printer toevoegen. Zie voor instructies taak 6 hieronder, 'Installeer een printerstuurprogramma dat compatibel is met uw besturingssysteem'.

2. Gebruik een bijgewerkt PPD-bestand.

Een PPD-bestand (PostScript Printer Description) bevat een beschrijving van de mogelijkheden van een PostScript-printer voor instellingen zoals de marges, kleur en resolutie. Als PDD-bestanden niet juist of verouderd zijn, kan de afdruktijd langer zijn. Configureer uw printer in het printerconfiguratiescherm met het PPD-bestand dat door de printerfabrikant is aangeraden.

Als u een PPD-bestand voor uw printer nodig hebt, neemt u contact op met de printerfabrikant of gaat u naar www.adobe.com/support/downloads/main.html.

3. Stel het printerstuurprogramma in om geoptimaliseerde PostScript-code uit te voeren.. (Alleen Windows)

Als u het printerstuurprogramma instelt op het uitvoeren van PostScript-code die is geoptimaliseerd voor portabiliteit en een binaire indeling heeft, wordt de mate waarin het printerstuurprogramma moet schalen beperkt, zodat wordt voorkomen dat delen van afbeeldingen verloren gaan.

  1. Kies Start > Instellingen > Printers.
  2. Klik met de rechtermuisknop op de gewenste printer en kies Eigenschappen.
  3. Klik op het tabblad Algemeen.
  4. Klik op Voorkeursinstellingen voor afdrukken en klik op Geavanceerd.
  5. Vouw achtereenvolgens de Documentopties en de PostScript-opties uit.
  6. Stel PostScript-uitvoeroptie in voor Optimaliseren voor portabiliteit.

4. Maak meer schijfruimte vrij.

Zorg ervoor dat er voldoende vaste-schijfruimte beschikbaar is: Adobe raadt een vrije ruimte aan die ten minste drie tot vijf keer zo groot is als het bestand dat u wilt afdrukken. U kunt ruimte vrijmaken door tijdelijke bestanden (.tmp) van uw computer te verwijderen en de schijfcache te wissen die de webbrowser gebruikt. Zie de documentatie bij de browser voor instructies over het wissen van de schijfcache. U kunt ook schijfruimte vrijmaken door het spoolbestand over te slaan, waardoor er tijdelijke bestanden worden opgeslagen op de systeemschijf tijdens het afdrukken. Zie de Windows-documentatie voor instructies over het overslaan van het spoolbestand.

5. Druk het document af op een lokale printer.

Als u hebt geprobeerd het document af te drukken op een netwerkprinter, probeer het bestand dan af te drukken vanaf een computer die rechtstreeks is aangesloten op een lokale printer. Als het bestand goed wordt afgedrukt, is mogelijk sprake van netwerkproblemen. Neem contact op met de netwerkbeheerder voor assistentie.

6. Installeer een printerstuurprogramma dat compatibel is met uw besturingssysteem.

Gebruikt u een netwerkprinter, installeer dan een printerstuurprogramma dat compatibel is met uw besturingssysteem. Afdrukservers hebben niet altijd stuurprogramma's voor besturingssystemen op clientcomputers, dus mogelijk gebruikt u een printerstuurprogramma dat wel geschikt is voor het besturingssysteem van de afdrukserver maar niet voor het besturingssysteem van uw computer.

  1. Kies Start > Instellingen en dubbelklik op Printers en faxapparaten (Windows XP) of op Start > Configuratiescherm > Hardware > Printers (Windows Vista).
  2. Klik met de rechtermuisknop op de netwerkprinter en kies Verwijderen.
  3. Dubbelklik op Printer toevoegen en klik op Volgende.
  4. Selecteer Lokale printer die met deze computer is verbonden, schakel de optie Mijn Plug en Play-printer automatisch detecteren en installeren en klik op Volgende.
  5. Selecteer Een nieuwe poort maken.
  6. Kies Type poort > Lokale poort en klik op Volgende.
  7. Typ in het dialoogvenster Poortnaam het pad voor de afdrukserver en printer (bijvoorbeeld \\afdrukservernaam\printernaam) en klik op OK.
  8. Volg de instructies op het scherm om een stuurprogramma te installeren dat overeenkomt met het merk en model van uw netwerkprinter.

Problemen met afdrukken naar een niet-PostScript-printer oplossen

Als u problemen hebt met afdrukken naar een niet-PostScript-printer, voert u een of meer van de volgende taken uit en drukt u het document na elke taak af:

Let op: Bij een aantal van deze oplossingen moet u de eigenschappen van het printerstuurprogramma wijzigen. De locatie voor specifieke eigenschappen verschilt per printer en per printerstuurprogramma. De technische ondersteuning van Adobe kan dan ook geen gedetailleerde informatie geven over de locatie voor elke eigenschap. Neem contact op met de fabrikant van de printer of raadpleeg de printerdocumentatie voor meer informatie.

1. Probeer het document af te drukken als een bitmap.

InDesign maakt standaard gebruik van GDI-opdrachten om bestanden af te drukken op niet-PostScript-printers in Windows, en PostScript om bestanden af te drukken in de Mac OS X CUPS-afdrukarchitectuur. De gegevens worden dan als PDF-bestand aan het printerstuurprogramma doorgegeven, en het printerstuurprogramma converteert een en ander vervolgens naar de eigen tekentaal. Waar mogelijk biedt InDesign de optie om elke pagina te verzenden als bitmapgegevens die zijn ingekapseld in niet-Postscript-standaardafdrukprotocollen. U schakelt deze optie als volt in:

  1. Kies Bestand > Afdrukken.
  2. Klik op het deelvenster Geavanceerd.
  3. Schakel het selectievakje Afdrukken als bitmap in. Selecteer de gewenste resolutie voor uw printer.

2. Zorg ervoor dat de printer voldoende geheugen heeft.

Zorg ervoor dat de printer voldoende geheugen heeft om alle pagina-elementen af te drukken. Als u met 300 dpi wilt afdrukken, moet de printer over ten minste 2 MB RAM-geheugen beschikken. Om met 600 dpi af te drukken, moet de printer over ten minste 4 tot 6 MB RAM-geheugen beschikken. Raadpleeg de printerdocumentatie voor instructies over het bepalen van het beschikbare printergeheugen.

3. Gebruik de PostScript-modus van de printer.

Gebruik de PostScript-modus als de printer een PostScript-optie heeft. Raadpleeg de printerdocumentatie voor meer informatie.

4. Schakel over op het standaard-SVGA-stuurprogramma.

Schakel over op het standaard-Windows-SVGA-stuurprogramma om te bepalen of het videostuurprogramma van derden het probleem veroorzaakt. Als het probleem niet optreedt wanneer u het standaard SVGA-stuurprogramma gebruikt, neemt u contact op met de fabrikant van de grafische kaart voor een bijgewerkt stuurprogramma. Als u al het meest actuele stuurprogramma gebruikt, kunt u proberen een andere videoresolutie te gebruiken (bijvoorbeeld 1024 x 768 in plaats van een hogere resolutie).

Afdrukproblemen op systeemniveau oplossen

Als u vanuit geen enkele applicatie documenten kunt afdrukken, neemt u contact op met de technische ondersteuning van Apple of Microsoft, of met de fabrikant van de printer. Controleer altijd de fysieke verbinding tussen de printer en de computer voordat u contact opneemt. Soms is het probleem opgelost met het opnieuw aansluiten van een losgeraakte kabel.

Bedenk ook welke wijzigingen er de laatste tijd in het systeem zijn aangebracht die gevolgen kunnen hebben voor het afdrukproces. Mogelijk hebt u bijvoorbeeld een van de volgende taken uitgevoerd:

  • Hardware bijgewerkt
  • Nieuwe software toegevoegd
  • Bestaande software bijgewerkt
  • Verwijderde software
  • Lettertypen geïnstalleerd of verwijderd
  • Hardwarecomponenten toegevoegd of verwijderd
  • Verbinding gemaakt met een netwerk
  • De vaste schijf opgeschoond of niet-gebruikte bestanden verwijderd
  • Willekeurige systeemfouten gegenereerd
  • Fouten in andere applicaties gegenereerd

Vaak is het optreden van afdrukproblemen een rechtstreeks gevolg van wijzigingen in het systeem. Houd bij welke wijzigingen u in het systeem aanbrengt om problemen met afdrukken en ook overige problemen gemakkelijker te kunnen oplossen.

Aanvullende informatie

kb403982: Problemen met beschadigde InDesign-documenten oplossen (CS3, CS4).

 Adobe

Krijg sneller en gemakkelijker hulp

Nieuwe gebruiker?

Adobe MAX 2024

Adobe MAX
De creativiteitsconferentie

14–16 oktober Miami Beach en online

Adobe MAX

De creativiteitsconferentie

14–16 oktober Miami Beach en online

Adobe MAX 2024

Adobe MAX
De creativiteitsconferentie

14–16 oktober Miami Beach en online

Adobe MAX

De creativiteitsconferentie

14–16 oktober Miami Beach en online