Veld
Leer hoe u automatisch Adobe Connect-gebruikersaccounts maakt of Adobe Connect-gebruikers via LDAP-directoryservice verifieert.
Overzicht van directoryservice-integratie
U kunt Adobe Connect integreren met een directoryservice, zodat u gebruikers op basis van de LDAP-directory kunt verifiëren en niet handmatig individuele gebruikers en groepen hoeft toe te voegen. In Adobe Connect worden gebruikersaccounts automatisch gemaakt via handmatige of geplande synchronisaties met de directory van uw organisatie.
Voor integratie met Adobe Connect moet uw directoryserver gebruikmaken van LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) of LDAPS (Secure Lightweight Directory Access Protocol). LDAP is een client-server-internetprotocol voor het zoeken naar contactgegevens van gebruikers in een LDAP-compatibele directoryserver.
Adobe Connect maakt als LDAP-client verbinding met een LDAP-directory. Adobe Connect importeert gebruikers en groepen, en synchroniseert gegevens over deze gebruikers en groepen met de LDAP-directory. U kunt Adobe Connect ook zodanig configureren dat gebruikers worden geverifieerd op basis van de LDAP-directory.
Elke directoryservice die compatibel is met LDAP, kan met Adobe Connect worden geïntegreerd. Ga naar www.adobe.com/go/learn_cnn_sysreqs_nl voor een lijst met gecertificeerde LDAP-directory's.
Informatie over de LDAP-directorystructuur
In LDAP-directory's worden gegevens geordend conform de standaard X.500.
Een gebruiker of een groep in een LDAP-directory wordt een entry genoemd. Een entry bestaat uit een reeks attributen. Een attribuut bestaat uit een type en een of meerdere waarden. Voor typen wordt gebruikgemaakt van mnemonische tekenreeksen, zoals ou voor organisatie-eenheid (organizational unit) of cn voor algemene naam (common name). Attribuutwaarden bestaan uit gegevens zoals een telefoonnummer, e-mailadres en foto. Neem contact op met uw LDAP-beheerder voor informatie over de LDAP-directorystructuur van uw onderneming.
Elke entry heeft een Distinguished Name (DN), die het pad naar een entry via een boomstructuur van de entry tot de stam beschrijft. De DN voor een entry in de LDAP-directory is een samenvoeging van de naam van de entry (Relative Distinguished Name, RDN) en de namen van de bovenliggende entry's hiervan in de boomstructuur.
Een boomstructuur kan geografische locaties of afdelingen binnen een bedrijf aangeven. Als Alicia Solis bijvoorbeeld een gebruiker is in de QA-afdeling van Acme, Inc. in Frankrijk, kan de DN voor deze gebruiker er als volgt uitzien:
cn=Alicia Solis, ou=QA, c=Frankrijk, dc=Acme, dc=com
Directoryvertakkingen importeren
Bij het importeren van gebruikers of groepen vanuit een LDAP-directory naar Adobe Connect, geeft u een pad op naar een gedeelte van de LDA-boomstructuur met gebruik van de DN van het desbetreffende gedeelte. Hiermee bepaalt u het bereik van de zoekopdracht. Zo kunt u bijvoorbeeld alleen de gebruikers die deel uitmaken van een bepaalde groep in uw onderneming importeren. Hiertoe moet u weten waar in de boomstructuur van de directory de entry's voor die groep staan.
Een veelgebruikte methode hiervoor is het gebruik van het internetdomein van de onderneming als de stam van de boomstructuur. Acme, Inc. kan bijvoorbeeld met dc=com het stamelement van de boomstructuur aangeven. Een DN die het verkoopkantoor van Acme, Inc. in Singapore aangeeft, kan er als volgt uitzien: ou=Singapore, ou=Marketing, ou=Werknemers, dc=Acme, dc=com. (In dit voorbeeld is ou een afkorting van organisatie-eenheid (organizational unit) en dc een afkorting van domeincomponent (domain component.)
LDAP-directory's kunnen meer dan één stam hebben. In dergelijke gevallen kunt u afzonderlijke vertakkingen importeren.
Gebruikers en groepen importeren
Entry's voor gebruikers en groepen in een LDAP-directory kunnen op twee manieren worden ingedeeld: onder hetzelfde knooppunt van een vertakking of onder verschillende vertakkingen.
Wanneer gebruikers en groepen zich onder hetzelfde knooppunt in een LDAP-vertakking bevinden, bevatten de gebruikers- en groepsinstellingen voor het importeren van entry's dezelfde vertakkings-DN. Dit betekent dat u bij het importeren van gebruikers een filter moet gebruiken om alleen gebruikers te selecteren. Bij het importeren van groepen moet u een filter gebruiken om alleen groepen te selecteren.
Wanneer gebruikers en groepen zich onder verschillende vertakkingen in de boomstructuur bevinden, gebruikt u een vertakkings-DN die de gebruikersvertakking selecteert wanneer u de gebruikers importeert en die de groepsvertakking selecteert wanneer u de groepen importeert.
U kunt ook subvertakkingen importeren als u gebruikers uit alle vertakkingen onder een bepaald niveau wilt importeren. Zo kunt u de volgende vertakkings-DN gebruiken als u alle werknemers van de afdeling Verkoop wilt importeren:ou=Sales, dc=Acme, dc=comVerkoopmedewerkers kunnen echter ook in subvertakkingen worden ingedeeld. In dat geval gaat u naar het scherm Toewijzing gebruikersprofiel en stelt u de parameter Onderliggende boomstructuur doorzoeken in op true om ervoor te zorgen dat gebruikers uit de subvertakkingen onder dat niveau in de boomstructuur worden geïmporteerd.
ou=Sales, dc=Acme, dc=com
Geselecteerde entry's filteren
Met een filter geeft u een voorwaarde op waaraan een entry moet voldoen om te worden geselecteerd. Op die manier kunt u de selectie van entry's in een gedeelte van de boomstructuur beperken. Wanneer het filter bijvoorbeeld (objectClass=organizationalPerson) bevat, worden alleen entry's met het attribuut organizationalPerson geselecteerd om te worden geïmporteerd.
Het attribuut objectClass moet aanwezig zijn in elke entry in een LDAP-directory.
Interne en externe gebruikers en groepen
Gebruikers en groepen die u rechtstreeks in Adobe Connect maakt in plaats van ze te importeren vanuit een LDAP-directory, worden interne gebruikers en groepen genoemd. Gebruikers en groepen die u in de Adobe Connect-database importeert vanuit een LDAP-directory, worden externe gebruikers en groepen genoemd.
Om ervoor te zorgen dat geïmporteerde groepen gesynchroniseerd blijven met de externe LDAP-directory, kunt u geen interne gebruikers en groepen toevoegen aan externe groepen. U kunt echter wel externe gebruikers en groepen toevoegen aan interne groepen.
Als de waarde van de aanmelding of naam van een geïmporteerde gebruikers- of groeps-entry overeenkomt met de aanmelding voor een bestaande interne gebruiker of groep, wordt bij het synchroniseren van de directory's de geïmporteerde gebruiker of groep omgezet van een interne gebruiker of groep naar een externe gebruiker of groep en wordt in het synchronisatielogbestand een waarschuwing opgenomen.
Adobe Connect integreren met een LDAP-directory
U kunt directoryservice-integratie uitvoeren op het tabblad Instellingen directoryservice van de toepassingsbeheerconsole. Gebruik een beheerdersaccount.
U kunt één directoryserver configureren voor gebruikersverificatie en LDAP-synchronisatie. De configuratie kan verwijzen naar een of meerdere vertakkingen van de directoryservice.
Open de toepassingsbeheerconsole.
Kies Start > Programma's > Adobe Connect Server > Adobe Connect Server configureren.
Voer instellingen voor de LDAP-serververbinding in.
Selecteer het tabblad Instellingen directoryservice. Voer op het scherm LDAP-instellingen > Verbindingsinstellingen de gewenste waarden in en klik op Opslaan.
Nadat u op Opslaan hebt geklikt, test Adobe Connect de LDAP-verbinding. Als de test mislukt, wordt het volgende bericht weergegeven:
Uw instellingen zijn opgeslagen, maar de LDAP-connectiviteit kan niet worden gecontroleerd. Controleer de URL en de poort van de LDAP.
Veld |
Standaardwaarde |
Beschrijving |
---|---|---|
URL LDAP-server |
Geen standaardwaarde |
De gebruikelijke vorm is ldap://[servernaam:poortnummer]. Als uw onderneming een veilige LDAP-server gebruikt, gebruikt u ldaps://. Als u geen poort opgeeft, gebruikt Adobe Connect de standaard LDAP-poort (389) of LDAPS-poort (636). Voor LDAPS zijn SSL-certificaten vereist. Als u Adobe Connect configureert voor gebruik in een Microsoft Active Directory-forest waarbij de globale catalogus is ingeschakeld, gebruikt u de globale catalogus (standaardpoort: 3268). |
Verificatiemethode LDAP-verbinding |
Geen standaardwaarde |
Het mechanisme voor het verifiëren van de referenties (LDAP-gebruikersnaam, LDAP-wachtwoord) van de LDAP-serviceaccount voor Adobe Connect (beheerdersrechten). Eenvoudig (standaardverificatie; aanbevolen). Anoniem (geen wachtwoord; uw LDAP-server moet zodanig zijn geconfigureerd dat anonieme aanmelding is toegestaan). Digest MD5 (uw LDAP-server moet zodanig zijn geconfigureerd dat Digest-verificatie is toegestaan). |
Gebruikersnaam LDAP-verbinding |
Geen standaardwaarde |
Beheerdersaanmelding bij de LDAP-server. |
Wachtwoord LDAP-verbinding |
Geen standaardwaarde |
Beheerderswachtwoord bij de LDAP-server. |
Time-out LDAP-query |
Geen standaardwaarde |
Tijd (in seconden) die mag verstrijken voordat de query wordt geannuleerd. Als u dit veld leeg laat, treedt geen time-out op. Stel deze waarde in op 120. |
Paginagroottelimiet LDAP-toegangsquery |
Geen standaardwaarde |
De paginagrootte van de resultaten die door de LDAP-server worden geretourneerd. Als dit vak leeg is of de waarde 0 bevat, wordt geen paginagrootte gebruikt. Gebruik dit veld voor LDAP-servers waarvoor een maximale resultaatgrootte is geconfigureerd. Stel de paginagrootte in op een waarde die lager is dan de maximale resultaatgrootte, zodat alle resultaten van de server op meerdere pagina's worden opgehaald. Als u bijvoorbeeld een grote LDAP-directory probeert te integreren die slechts 1000 gebruikers kan weergeven terwijl 2000 gebruikers moeten worden geïmporteerd, mislukt de integratie. Als u de paginagroottelimiet echter instelt op 100, worden de resultaten geretourneerd op 20 pagina's en worden alle gebruikers geïmporteerd. |
Hieronder vindt u een voorbeeld van LDAP-syntaxis voor verbindingsinstellingen:
URL:ldap://ldapserver.mycompany.com:389 UserName:MYCOMPANY\jdoe Password:password123 Query timeout:120 Authentication mechanism:Simple Query page size:100
Wijs Adobe Connect- en LDAP-directory-gebruikersprofielen toe.
Ga naar het tabblad Toewijzing gebruikersprofiel, voer de gewenste waarden in en klik op Opslaan.
|
Standaardwaarde |
Beschrijving |
---|---|---|
Aanmelding |
Geen standaardwaarde |
Het aanmeldingsattribuut van de directoryservice. |
Voornaam |
Geen standaardwaarde |
Het voornaamattribuut van de directoryservice. |
Achternaam |
Geen standaardwaarde |
Het achternaamattribuut van de directoryservice. |
|
Geen standaardwaarde |
Het e-mailattribuut van de directoryservice. |
Wanneer u aangepaste velden hebt ingesteld, worden deze toegevoegd aan het scherm Toewijzing gebruikersprofiel. In dit voorbeeld wordt een Adobe Connect-gebruikersprofiel toegewezen aan een Active Directory LDAP-gebruikersprofiel. Netwerkaanmelding is een aangepast veld.
Login:mail FirstName:givenName LastName:sn Email:userPrincipalName NetworkLogin:mail
(Optioneel) Voeg een gebruikersvertakking toe.
Klik op Toevoegen om gebruikersgegevens uit een bepaalde vertakking van uw bedrijf toe te voegen. Typ de gewenste waarden in de velden Vertakking en Filter, en klik op Opslaan.
Als u gebruikers uit subvertakkingen wilt importeren, selecteert u Waar in het menu Onderliggende boomstructuur doorzoeken; anders kiest u Onwaar.
Zie Informatie over LDAP-directorystructuur voor meer informatie.
Veld |
Standaardwaarde |
LDAP-attribuut/opmerkingen |
DN van vertakking |
Geen standaardwaarde |
DN (Distinguished Name) van het stamknooppunt van de vertakking. Er wordt een koppeling naar de geselecteerde vertakking weergegeven. |
Filter |
Geen standaardwaarde |
De tekenreeks voor het queryfilter. |
Onderliggende boomstructuur doorzoeken |
Waar |
Waar of Onwaar. Bij de waarde Waar wordt een recursieve zoekopdracht voor alle onderliggende vertakkingen in de vertakking gestart. |
Wijs Adobe Connect- en LDAP-directory-groepsprofielen toe.
Ga naar het tabblad Groepsprofieltoewijzing, voer waarden in en klik op Opslaan.
Note: Adobe Connect-groepsprofielen bieden geen ondersteuning van aangepaste velden.
Veld |
Standaardwaarde |
LDAP-attribuut/opmerkingen |
Groepsnaam |
Geen standaardwaarde |
Het groepsnaamattribuut van de directoryservice. |
Groepslid |
Geen standaardwaarde |
Het groepslidattribuut van de directoryservice. |
Hieronder vindt u een toewijzing tussen LDAP-groepsentry-attributen en een Adobe Connect-groepsprofiel:
Name:cn Membership:member
(Optioneel) Voeg een groepsvertakking toe.
Klik op Toevoegen om gebruikersgegevens uit een vertakking van uw onderneming toe te voegen. Typ de gewenste waarden in de velden Vertakking en Filter, en klik op Opslaan.
Als u groepen uit subvertakkingen wilt importeren, selecteert u Waar in het menu Onderliggende boomstructuur doorzoeken; anders kiest u Onwaar.
Zie Informatie over LDAP-directorystructuur voor meer informatie.
Veld |
Standaardwaarde |
LDAP-attribuut/opmerkingen |
DN van vertakking |
Geen standaardwaarde |
DN (Distinguished Name) van het stamknooppunt van de vertakking. Elke vertakking in de onderneming beschikt over een eigen LDAP-DN-attribuut. Er wordt een koppeling naar de geselecteerde vertakking weergegeven. |
Filter |
Geen standaardwaarde |
De tekenreeks voor het queryfilter. |
Onderliggende boomstructuur doorzoeken |
Waar |
Een booleaanse waarde die true of false kan zijn. Bij de waarde waar wordt een recursieve zoekopdracht van alle onderliggende vertakkingen in de vertakking gestart. |
Het onderstaande voorbeeld toont één LDAP-syntaxis voor het toevoegen van een vertakking van de onderneming en het definiëren van de bijbehorende groepen:
DN:cn=USERS,DC=myteam,DC=mycompany,DC=com Filter:(objectClass=group) Subtree search:True
Voer verificatie-instellingen in.
Selecteer het tabblad Verificatie-instellingen. Als u Adobe Connect-gebruikers wilt verifiëren op basis van de directoryservice van uw organisatie, selecteert u “LDAP-directoryverificatie inschakelen”. Als u deze optie niet selecteert, gebruikt Acrobat Connect native verificatie (gebruikersreferenties die zijn opgeslagen in de Adobe Connect-database).
Als u “Connect laten terugvallen naar lagere snelheid wanneer LDAP-directoryverificatie mislukt” inschakelt, maakt Adobe Connect gebruik van native verificatie.
Deze optie kan handig zijn bij een tijdelijke LDAP-verbindingsstoring in het netwerk. LDAP-verwijzingen kunnen echter afwijken van verwijzingen in de Adobe Connect-database.
Schakel Connect-gebruikersaccount maken na geslaagde LDAP-directoryverificatie in voor nieuwe gebruikers op de Adobe Connect-server als LDAP-verificatie is geslaagd. Als een gebruiker in uw directoryservice toestemming heeft om Adobe Connect te gebruiken, laat u deze optie ingeschakeld en selecteert u “Intern” als het type gebruikersaccount. Zie Interne en externe gebruikers en groepen voor meer informatie.
Schakel 'Groepinschrijving alleen toestaan bij eerste aanmelding' in om een aanmeldings-id te maken in Adobe Connect en gebruikers in specifieke groepen te plaatsen wanneer zij zich voor het eerst aanmelden bij Adobe Connect. Geef de groepen op in het vak Groepsnamen.
Plan de synchronisatie.
Selecteer het tabblad Synchronisatie-instellingen. Schakel op het scherm Schema-instellingen het selectievakje Geplande synchronisatie inschakelen in als u dagelijks, wekelijks of maandelijks op een bepaald tijdstip synchronisaties wilt uitvoeren. Zie Aanbevolen werkwijzen voor synchronisatie voor meer informatie.
U kunt op het scherm Synchronisatiehandelingen ook een handmatige synchronisatie uitvoeren.
Stel een wachtwoord- en verwijderingsbeleid in.
Selecteer het tabblad Beleidsinstellingen, kies een wachtwoordinstellingsbeleid en een verwijderingsbeleid en klik op Opslaan. Zie Wachtwoorden beheren voor meer informatie over beleidsregels voor wachtwoorden.
Wanneer u tijdens een synchronisatie de optie Gebruikers en groepen in Connect verwijderen die... inschakelt, worden alle externe gebruikers die zijn verwijderd van de LDAP-server ook verwijderd van de Adobe Connect-server.
Geef een voorvertoning van de synchronisatie weer.
Selecteer het tabblad Synchronisatiehandelingen. Klik op Voorvertoning weergeven in het gedeelte Voorvertoning weergeven van mapsynchronisatie. Zie Aanbevolen werkwijzen voor synchronisatie voor meer informatie.
Wachtwoorden beheren
Als u LDAP-verificatie niet inschakelt, moet u bepalen hoe gebruikers door Adobe Connect worden geverifieerd.
Wanneer in Adobe Connect gebruikersgegevens worden geïmporteerd uit een externe map, worden netwerkwachtwoorden niet geïmporteerd. U moet daarom een andere methode implementeren voor het beheer van wachtwoorden voor gebruikers die zijn geïmporteerd in de Adobe Connect-map.
Gebruikers een bericht sturen dat zij een wachtwoord moeten instellen
Op het scherm Beleidsinstellingen van het tabblad Synchronisatie-instellingen kunt u opgeven dat geïmporteerde gebruikers per e-mail een koppeling ontvangen, waarmee zij een wachtwoord kunnen instellen.
Het wachtwoord instellen op een LDAP-attribuut
Desgewenst kunt u het aanvankelijke wachtwoord van een geïmporteerde gebruiker instellen op de waarde van een attribuut in de directory-entry van die gebruiker. Als de LDAP-directory bijvoorbeeld de werknemer-id als een veld bevat, kunt u het aanvankelijke wachtwoord voor gebruikers instellen op hun werknemer-id. Nadat gebruikers zich met dit wachtwoord hebben aangemeld, kunnen zij het wachtwoord wijzigen.
Aanbevolen werkwijzen voor synchronisatie
Als beheerder kunt u Adobe Connect op twee manieren synchroniseren met de externe LDAP-directory:
U kunt synchronisatie zodanig plannen dat deze regelmatig plaatsvindt.
U kunt een handmatige synchronisatie uitvoeren waarbij de Adobe Connect-directory direct wordt gesynchroniseerd met de LDAP-directory van de onderneming.
Het is raadzaam om, voordat u gebruikers en groepen in een eerste synchronisatie importeert, de verbindingsparameters te controleren met behulp van een LDAP-browser. De volgende browsers zijn online beschikbaar: LDAP Browser/Editor en LDAP Administrator.
Start de LDAP-server niet op en voer geen parallelle taken uit tijdens de synchronisatie. Dit kan ertoe leiden dat gebruikers of groepen uit Adobe Connect worden verwijderd.
Geplande synchronisaties
Gepland synchroniseren wordt aangeraden omdat Adobe Connect in dat geval altijd een up-to-date beeld heeft van de gebruikers en groepen die zijn geïmporteerd uit de LDAP-directory van de onderneming.
Als u veel gebruikers en groepen importeert, neemt de aanvankelijke synchronisatie waarschijnlijk aanzienlijke bronnen in beslag. Zorg in dat geval dat u deze eerste synchronisatie buiten de drukste uren plant, bijvoorbeeld 's avonds laat. U kunt de eerste synchronisatie ook handmatig op een geschikt tijdstip uitvoeren.
Als u een geplande synchronisatie wilt instellen, gebruikt u het scherm Synchronisatie-instellingen > Schema-instellingen in de toepassingsbeheerconsole.
Bij een synchronisatie vergelijkt Adobe Connect vermeldingen in de LDAP-directory met vermeldingen in de Adobe Connect-directory en worden alleen die vermeldingen geïmporteerd die ten minste één gewijzigd veld bevatten.
Een voorvertoning van de synchronisatie weergeven
Het is raadzaam om, voordat u gebruikers en groepen in een eerste synchronisatie importeert, uw toewijzingen te testen door een voorvertoning van de synchronisatie weer te geven. In een voorvertoning worden gebruikers en groepen niet geïmporteerd, maar worden fouten vastgelegd. Aan de hand van deze fouten kunt u problemen bij de synchronisatie opsporen.
U hebt toegang tot synchronisatielogbestanden via het scherm Synchronisatielogbestanden. Op elke regel van het logbestand wordt een synchronisatiegebeurtenis weergegeven; de synchronisatie produceert ten minste één gebeurtenis voor elke verwerkte principal (gebruiker of groep). Wanneer tijdens de voorvertoning waarschuwingen of fouten worden gegenereerd, worden deze in een tweede waarschuwingslogbestand weergegeven.
Waarden in het logbestand
In synchronisatielogbestanden worden waarden opgeslagen met een komma als scheidingsteken. In de onderstaande tabellen verwijst de term principal naar gebruikers- en groeps-entry's. De volgende waarden worden in een logbestand opgenomen:
Veld |
Beschrijving |
Date |
De opgemaakte datum-tijdnotatie, tot op de milliseconde. De notatie is jjjjMMdd’T’UUmmss.SSS. |
Principal ID |
De aanmeldings- of groepsnaam. |
Principal type |
Eén teken: U voor gebruiker, G voor groep. |
Event |
De uitgevoerde actie of het vastgestelde probleem. |
Detail |
Gedetailleerde gegevens over de gebeurtenis. |
In de onderstaande tabel wordt een beschrijving gegeven van de verschillende typen gebeurtenissen die in de synchronisatielogbestanden kunnen worden weergegeven:
Gebeurtenis |
Beschrijving |
Detail |
---|---|---|
add |
De principal is toegevoegd aan Adobe Connect. |
Een afgekort XML-pakket dat de bijgewerkte velden beschrijft met gebruik van een reeks tag-paren in de indeling <fieldname>waarde</fieldname> (bijvoorbeeld <first-name>Jan</first-name>). Het bovenliggende knooppunt en niet-bijgewerkte velden worden weggelaten. |
update |
De principal is een externe gebruiker en sommige velden zijn bijgewerkt. |
|
update-members |
De principal is een externe groep en principals zijn toegevoegd aan of verwijderd uit lidmaatschap van deze groep. |
Een afgekort XML-pakket dat de toegevoegde en verwijderde leden beschrijft. Het bovenliggende knooppunt wordt weggelaten: <add>Id-lijst</add> <remove>id-lijst</remove>De id-lijst bestaat uit meerdere <id>principal ID</id>-pakketten waarbij principal ID een id is die in een Principal ID-kolom zou worden opgenomen, zoals een gebruikersaanmelding of een groepsnaam. Als een id-lijst geen leden heeft, wordt het bovenliggende knooppunt uitgevoerd als <add/> of <remove/>. |
delete |
De principal is verwijderd uit Adobe Connect. |
|
up-to-date |
De principal is een externe principal in Adobe Connect en is al gesynchroniseerd met de externe directory. Er zijn geen wijzigingen aangebracht. |
Een gebruiker of groep die in Adobe Connect is gemaakt, wordt beschouwd als een interne principal. Bij een gebruiker of groep die is gemaakt door de synchronisatie, is echter sprake van een externe principal. |
make-external |
De principal is een interne principal in Adobe Connect en is omgezet in een externe principal. |
Met deze gebeurtenis kan de principal bij een synchronisatie worden aangepast of verwijderd, waarna een andere gebeurtenis een van deze opdrachten uitvoert. Deze gebeurtenis wordt vastgelegd in het waarschuwingslogbestand. |
warning |
Er heeft een waarschuwingsgebeurtenis plaatsgevonden. |
Een waarschuwingsbericht. |
error |
Er is een fout opgetreden. |
Een Java-uitzonderingsbericht. |
Informatie over LDAPS
Adobe Connect biedt interne ondersteuning voor het veilige LDAP-protocol, LDAPS. De LDAP-directoryserver moet verbinding met SSL verschaffen. U gebruikt het LDAPS-protocol in de verbindings-URL om als volgt op veilige wijze verbinding te kunnen maken met een LDAP-directoryserver: ldaps://voorbeeldDirectoryServer:portNumber.