Een tekenstijl is een verzameling opmaakkenmerken van tekens die u met een enkele opdracht op een geselecteerd stuk tekst kunt toepassen. Een alineastijl omvat opmaakkenmerken voor zowel tekens als alinea's en kan worden toegepast op een of meer alinea's. De stijlen voor alinea's en tekens staan in verschillende deelvensters. Alinea- en tekenstijlen worden soms tekststijlen genoemd.
Als u de opmaak van een stijl wijzigt, wordt alle tekst waarop de stijl is toegepast, met de nieuwe opmaak bijgewerkt.
U kunt stijlen maken, bewerken en verwijderen in op zichzelf staande Adobe InCopy-documenten of in InCopy-inhoud die aan een Adobe InDesign CS4-document is gekoppeld. Wanneer de inhoud in InDesign wordt bijgewerkt, worden nieuwe stijlen toegevoegd aan het InDesign-document. De stijlwijzigingen die zijn doorgevoerd in InCopy, worden echter overschreven door de InDesign-stijl. Voor gekoppelde inhoud wordt aangeraden de stijlen in InDesign te beheren.
Op www.adobe.com/go/lrvid4277_id_nl vindt u een videodemo over het maken van een alineastijl. Op www.adobe.com/go/vid0076_nl vindt u een videodemo over het gebruik van tekststijlen.
In Free InDesign Style Template geeft Thomas Silkjaer voorbeelden van stijlen.
Stijlen [basisalinea]
Standaard bevat elk nieuw document de stijl [Basisalinea] die standaard wordt toegepast op de tekst die u invoert. U kunt deze stijl bewerken maar niet verwijderen of de naam ervan wijzigen. De stijlen die u zelf maakt, kunt u wel hernoemen en verwijderen. U kunt ook een andere standaardstijl selecteren en op tekst toepassen.
Tekenstijlkenmerken
Tekenstijlen bevatten in tegenstelling tot alineastijlen niet alle opmaakkenmerken van de geselecteerde tekst. Wanneer u een tekenstijl maakt, worden in InDesign alleen die kenmerken gemaakt die verschillen van de opmaak van het geselecteerde tekstgedeelte van de stijl. Op die manier kunt u een tekenstijl maken die bij toepassing op tekst alleen bepaalde kenmerken wijzigt, zoals de lettertypefamilie en tekengrootte, en alle andere tekenkenmerken buiten beschouwing laat. Als u andere kenmerken in de stijl wilt opnemen, voegt u die kenmerken toe terwijl u de stijl bewerkt.
Volgende stijl
Terwijl u tekst typt, kunt u automatisch stijlen toepassen. Als u in het ontwerp van uw document na bijvoorbeeld de stijl 'Kop 1' de stijl 'Platte tekst' wilt gebruiken, stelt u voor de stijl 'Kop 1' de optie Volgende stijl in op de stijl 'Platte tekst'. Typt u vervolgens een alinea met de stijl 'Kop 1' en u drukt op Enter of Return, dan wordt de stijl 'Platte tekst' automatisch toegepast op de tekst die u daarna typt.
Als u tijdens het toepassen van een stijl op twee of meer alinea's het contextmenu gebruikt, kunt u de bovenliggende stijl toepassen op de eerste alinea en vervolgens de volgende stijl op de volgende alinea's laten toepassen (Zie Stijlen toepassen.)
Om de functie Volgende stijl te gebruiken, kiest u een stijl in het menu Volgende stijl wanneer u een stijl maakt of bewerkt.
In De functie Volgende stijl gebruiken vindt u een videodemo van Jeff Witchel over het gebruik van de functie Volgende stijl.
Met het deelvenster Tekenstijlen kunt u tekenstijlen maken, benoemen en op tekst in een alinea toepassen en met het deelvenster Alineastijlen kunt u alineastijlen maken, benoemen en op gehele alinea's toepassen. Stijlen worden opgeslagen bij het document en in het deelvenster weergegeven wanneer u dat document opent.
Wanneer u tekst selecteert of met de invoegpositie in tekst klikt, wordt de stijl die op die tekst is toegepast, gemarkeerd in een deelvenster voor stijlen, tenzij die stijl in een samengevouwen stijlgroep staat. Als u een stuk tekst met meerdere stijlen selecteert, wordt er geen stijl in het deelvenster Stijlen gemarkeerd. Als u een stuk tekst selecteert waarop meerdere stijlen zijn toegepast, staat linksonder in het deelvenster Stijlen het woord '(Gemengd)'.
Als de stijlen al in een ander InDesign- of InCopy-document of in een tekstverwerkingsbestand zijn gebruikt, kunt u die stijlen importeren en in het nieuwe document toepassen. Als u met een op zichzelf staand artikel werkt, kunt u ook teken- en alineastijlen in InCopy definiëren.
Als er in het deelvenster Stijlen een groep is geselecteerd, wordt de nieuwe stijl toegevoegd aan die groep.
Met de optie Gebaseerd op kunt u stijlen aan elkaar koppelen, zodat de wijzigingen in een stijl worden doorgevoerd in de stijlen die op die stijl zijn gebaseerd. Nieuwe stijlen worden standaard gebaseerd op de stijl [Geen alineastijl] (als het gaat om alineastijlen) of [Geen] (als het gaat om tekenstijlen) of op de stijl van geselecteerde tekst.
Als u in het dialoogvenster Stijlopties een tekenkleur opgeeft, kunt u een nieuwe kleur maken door te dubbelklikken op het vak voor lijn of vulling.
Kies (Negeren) in het menu van een instelling.
Verwijder de optietekst in een tekstvak.
Klik op een selectievakje totdat u een klein vakje (Windows) of een koppelteken (-) (Mac OS) ziet.
Houd bij een tekenkleur Ctrl (Windows) of Command (Mac OS) ingedrukt en klik op het kleurenstaal.
Stijlen die u maakt, gelden alleen voor het huidige document. Als er geen document is geopend wanneer u stijlen maakt, gelden die stijlen voor alle nieuwe documenten.
In veel documentontwerpen ziet u stijlhiërarchieën met gemeenschappelijke kenmerken. Vaak wordt bijvoorbeeld hetzelfde lettertype gebruikt voor de koppen en subkoppen. U kunt koppelingen tussen vergelijkbare stijlen maken door een basisstijl (bovenliggende stijl) te maken. Wanneer u een bovenliggende stijl wijzigt, veranderen de onderliggende stijlen ook. U kunt vervolgens de onderliggende stijlen bewerken, als deze niet gelijk mogen zijn aan de bovenliggende stijl.
Met de opdracht Stijl dupliceren maakt u een stijl die vrijwel gelijk is aan een andere stijl maar die niet is gekoppeld aan een bovenliggende stijl. Vervolgens kunt u de kopie van de stijl bewerken.
Nieuwe stijlen worden standaard gebaseerd op de stijl [Geen alineastijl] of [Geen] of op de stijl van geselecteerde tekst.
Als u de opmaak van een onderliggende stijl wijzigt en u de opnaak bij nader inzien opnieuw wilt veranderen, klikt u op Basis herstellen. Hiermee wordt de opmaak van de onderliggende stijl gelijk gemaakt aan de stijl waarop de onderliggende stijl is gebaseerd. Vervolgens kunt u een nieuwe opmaak opgeven. Wanneer u zo ook de stijl Gebaseerd op van de onderliggende stijl wijzigt, wordt de definitie van de onderliggende stijl gelijk gemaakt aan de nieuwe bovenliggende stijl.
U kunt alineastijlen en tekenstijlen vanuit een document van InDesign (elke versie) in het actieve document importeren. Tijdens het importeren kunt u bepalen welke stijlen worden geladen en wat er moet gebeuren als een geladen stijl dezelfde naam heeft als een stijl in het huidige document. U kunt stijlen ook vanuit een InCopy-document importeren.
U kunt alineastijlen en tekenstijlen importeren vanuit een InDesign- of InCopy-document in een op zichzelf staand InCopy-document of InCopy-inhoud die aan InDesign is gekoppeld. U kunt bepalen welke stijlen er worden geladen en wat er moet gebeuren als een geladen stijl dezelfde naam heeft als een stijl in het huidige document.
Als u stijlen in gekoppelde inhoud importeert, worden nieuwe stijlen aan het InDesign-document toegevoegd wanneer de inhoud wordt bijgewerkt, en wordt een stijl met een naamconflict overschreven door de InDesign-stijl met dezelfde naam.
Kies Tekenstijlen laden of Alineastijlen laden in het menu van het deelvenster Stijlen.
Kies Alle tekststijlen laden in het menu van het deelvenster Stijlen om zowel teken- als alineastijlen te laden.
Binnenkomende stijldefinitie gebruiken
Hiermee vervangt u de bestaande stijl door de geladen stijl en past u de nieuwe kenmerken van die stijl toe op alle tekst in het huidige document met de oude stijl. De definities van de binnenkomende en bestaande stijlen worden onder in het dialoogvenster Stijlen laden weergegeven, zodat u de stijlen met elkaar kunt vergelijken.
Naam automatisch wijzigen
Wijzigt de naam van de geladen stijl. Als op beide documenten de stijl Subkop is toegepast, wordt de naam van de geladen stijl in het huidige document gewijzigd in 'Kopie subkop'.
Gebruik exportlabels om te bepalen hoe tekst met InDesign-stijlen wordt gemarkeerd in HTML, EPUB of gelabelde PDF-uitvoer.
Daarnaast kunt u CSS-klassennamen opgeven die worden toegevoegd aan de geëxporteerde inhoud. CSS-klassen kunnen in EPUB/HTML-export worden gebruikt om onderscheid te maken tussen kleine variaties in stijlen. U hoeft geen klassenaam in te voeren - InDesign genereert automatisch een naam gebaseerd op de stijlnaam.
U kunt geen voorvertoning weergeven van exportlabels in de InDesign-layout, aangezien deze labels alleen van toepassing zijn op geëxporteerde EPUB-, HTML- of PDF-bestanden.
Met Alle exportlabels bewerken kunt u de toewijzingen op gebruiksvriendelijke wijze weergeven en wijzigen in één dialoogvenster.
Kies een Label om toe te wijzen voor EPUB- en HTML-uitvoer.
Geef een Klasse op om toe te wijzen voor EPUB- en HTML-uitvoer. Klassennamen worden gebruikt om stijldefinities voor standaardlabels te genereren.
Als u deze stijl in het CSS wilt opnemen, schakelt u het selectievakje CSS maken in. Als u het selectievakje niet inschakelt, wordt er geen CSS-klasse voor deze stijl gegenereerd. Als u twee of meer stijlen hebt toegewezen die dezelfde klasse hebben, wordt er een fout-/waarschuwingsbericht getoond tijdens het exporteren. Deze optie is alleen beschikbaar in InDesign CC.
Kies een label om toe te wijzen voor PDF-uitvoer. Deze optie is alleen beschikbaar voor alineastijlen.
U kunt alle exportlabels in één venster weergeven en wijzigen.
Tijdens het importeren van een Microsoft Word-document in InDesign of InCopy kunt u elke stijl die in Word is gebruikt, toewijzen aan een overeenkomende stijl in InDesign of InCopy. Zo geeft u op met welke stijlen de geïmporteerde tekst wordt opgemaakt. Naast elke geïmporteerde Word-stijl staat een schijfpictogram . Dit pictogram verdwijnt wanneer u de Word-stijl in InDesign of InCopy gaat bewerken.
U voegt een Word-document aan tekst in InDesign of InCopy toe door Bestand > Plaatsen te kiezen. Selecteer Importopties tonen en dubbelklik op het Word-document.
U opent het Word-document in een op zichzelf staand InCopy-document door in InCopy Bestand > Openen te kiezen en vervolgens te dubbelklikken op het Word-bestand.
Als er geen conflict is door een naam van een stijl, kiest u Nieuwe alineastijl, Nieuwe tekenstijl of een bestaande InCopy-stijl.
Is er door een naam van een stijl wel een conflict, dan kiest u InCopy-stijl opnieuw definiëren om de tekst van de geïmporteerde stijl op te maken met de Word-stijl. Kies een bestaande InCopy-stijl om de tekst van de geïmporteerde stijl op te maken met de InCopy-stijl. Kies Naam automatisch wijzigen om de naam van de Word-stijl te wijzigen.
Bij het toepassen van een alineastijl wordt de bestaande tekenopmaak of tekenstijl die op een deel van de alinea is toegepast, niet verwijderd, maar u kunt bij het toepassen van een stijl bestaande opmaak wel verwijderen. In het deelvenster Stijlen staat een plusteken (+) naast de huidige alineastijl als in de geselecteerde tekst behalve een teken- of alineastijl ook opmaak wordt gebruikt die geen deel van de toegepaste stijl is. Dergelijke extra opmaak wordt een overschrijving of lokale opmaak genoemd.
Tekenstijlen verwijderen de tekenkenmerken van bestaande tekst of stellen deze opnieuw in als die kenmerken door de stijl worden gedefinieerd.
Klik op de naam van de tekenstijl in het deelvenster Tekenstijlen.
Selecteer de naam van de tekenstijl in de keuzelijst van het regelpaneel.
Druk op de sneltoets die aan de stijl is toegewezen. (Num-Lock moet zijn ingeschakeld.)
Klik op de naam van de alineastijl in het deelvenster Alineastijlen.
Selecteer de naam van de alineastijl in het regelpaneel.
Druk op de sneltoets die aan de stijl is toegewezen. (Num-Lock moet zijn ingeschakeld.)
De optie Volgende stijl bepaalt welke stijl er automatisch wordt toegepast wanneer u na het toepassen van een stijl op Enter of Return drukt. Met deze optie kunt u bovendien met één bewerking verschillende stijlen op meerdere alinea's toepassen.
Stel dat u voor de opmaak van een krantenkolom drie stijlen gebruikt: Titel, Naamregel en Platte tekst. Titel gebruikt Naamregel als de volgende stijl, Naamregel gebruikt Platte tekst als de volgende stijl en Platte tekst gebruikt [Zelfde stijl] als de volgende stijl. Als u een geheel artikel selecteert, inclusief de titel, de naamregel van de auteur en de alinea's in het artikel, en vervolgens via de speciale opdracht “Volgende stijl” in het contextmenu de stijl Titel toepast, wordt de eerste alinea van het artikel opgemaakt met de stijl Titel, de tweede alinea met de stijl Naamregel en de overige alinea's met de stijl Platte tekst.
Als de tekst opmaakoverschrijvingen of tekenstijlen bevat, kunt u met het contextmenu ook overschrijvingen en/of tekenstijlen verwijderen.
Een van de voordelen van stijlen is dat wanneer u een stijldefinitie wijzigt, alle tekst die met die stijl is opgemaakt, automatisch wordt bijgewerkt met de nieuwe stijldefinitie.
Als u stijlen bewerkt in InCopy-inhoud die aan een InDesign-document is gekoppeld, worden de wijzigingen overschreven wanneer de gekoppelde inhoud wordt bijgewerkt.
Als u de stijl niet op de geselecteerde tekst wilt toepassen, klikt u met de rechtermuisknop (Windows) of houdt u Control ingedrukt en klikt u (Mac OS) op de stijlnaam in het deelvenster Stijlen en kiest u Bewerken [stijlnaam].
Dubbelklik in het deelvenster Stijlen op de naam van de stijl of selecteer de stijl en kies Stijlopties in het menu van het deelvenster Stijlen. De stijl wordt hiermee toegepast op geselecteerde tekst of het geselecteerde tekstkader. Als er geen tekst of tekstkader is geselecteerd, stelt u de stijl als de standaardstijl in voor de tekst die u in nieuwe kaders gaat typen.
Nadat u een stijl hebt toegepast, kunt u de instellingen van die stijl overschrijven. Als u de wijzigingen wilt opslaan, kunt u de stijl opnieuw definiëren zodat de stijl overeenkomt met de opmaak van de tekst die u hebt gewijzigd.
Als u stijlen opnieuw definieert in InCopy-inhoud die aan een InDesign-document is gekoppeld, worden de wijzigingen overschreven wanneer de gekoppelde inhoud wordt bijgewerkt.
Wanneer u een stijl verwijdert, kunt u die stijl door een andere stijl vervangen en kunt u instellen dat de opmaak behouden blijft. Wanneer u een stijlgroep verwijdert, worden alle stijlen in die groep verwijderd. U wordt dan gevraagd elke stijl in de groep een voor een te vervangen.
Kies Stijl verwijderen in het deelvenstermenu of klik op het pictogram Verwijderen onder in het deelvenster.
Klik met de rechtermuisknop (Windows) of houd Control ingedrukt en klik (Mac OS) op de stijl en kies Stijl verwijderen. Gebruik deze methode als u een stijl verwijdert zonder die op tekst toe te passen.
Als u [Geen alineastijl] selecteert als vervanging van een alineastijl of [Geen] om een tekenstijl te vervangen, selecteert u Opmaak behouden om de opmaak van de tekst te behouden waarop de stijl is toegepast. De tekst behoudt de opmaak, maar is niet meer aan een stijl gekoppeld.
U verwijdert alle ongebruikte stijlen door Alle ongebruikte selecteren in het menu van het deelvenster Stijlen te kiezen en vervolgens op het pictogram Verwijderen te klikken. Wanneer u een ongebruikte stijl verwijdert, wordt er niet gevraagd of u de stijl wilt vervangen.
Wanneer u een alineastijl toepast, veranderen tekenstijlen en andere opmaakstijlen niet. Nadat u een stijl hebt toegepast, kunt u de instellingen van die stijl overschrijven door een opmaak toe te passen die geen onderdeel van die stijl is. Wanneer op tekst opmaak wordt toegepast die geen onderdeel is van de stijl die op die tekst is toegepast, wordt die opmaak een overschrijving of lokale opmaak genoemd. Wanneer u tekst met een overschrijving selecteert, staat er een plusteken (+) naast de naam van de stijl. In tekenstijlen wordt een overschrijving alleen weergegeven als het toegepaste kenmerk onderdeel van de stijl is. Als een tekenstijl bijvoorbeeld alleen de kleur van de tekst verandert, wordt het toepassen van een andere tekengrootte op die tekst niet als een overschrijving weergegeven.
U kunt tekenstijlen en opmaakoverschrijvingen tijdens het toepassen van een stijl wissen. Ook kunt u overschrijvingen uit een alinea verwijderen waarop een stijl is toegepast.
Als er naast een stijl een plusteken (+) staat, kunt u een beschrijving van de overschrijvingskenmerken bekijken door de muisaanwijzer op de stijl te plaatsen.
Klik met de rechtermuisknop (Windows) of houd Control ingedrukt en klik (Mac OS) op de stijl in het deelvenster Alineastijlen en kies een optie in het contextmenu. Daar kunt u tijdens het toepassen van de stijl desgewenst overschrijvingen en/of tekenstijlen verwijderen.
Ga als volgt te werk als u alle overschrijvingen van alinea- en tekenstijlen wilt aangeven die in uw document zijn toegepast:
Open het deelvenster Alineastijlen of Tekenstijlen.
Ga op een van de volgende manieren te werk:
Met Stijloverschrijvingen markeren worden alle overschrijvingen van alinea- en tekenstijlen in uw document gemarkeerd.
Als u een sneltoets toewijst aan de optie Stijloverschrijvingen markeren in-/uitschakelen, kunt deze gemakkelijker gebruiken. Zie Sneltoetssets gebruiken voor meer informatie.
U verwijdert alinea- en tekenopmaak door te klikken op het pictogram Overschrijvingen wissen of door de optie Overschrijvingen wissen in het deelvenster Alineastijlen te kiezen.
U verwijdert overschrijvingen van tekens, maar behoudt de overschrijvingen van de alineaopmaak door op Ctrl (Windows) of Command (Mac OS) te drukken en tegelijk op het pictogram Overschrijvingen wissen te klikken.
U verwijdert overschrijvingen op alineaniveau ,maar behoudt overschrijvingen op tekenniveau door in het deelvenster Alineastijlen op Shift+Ctrl (Windows) of Shift+Command (Mac OS) te drukken en tegelijk op het pictogram Overschrijvingen wissen te klikken.
Wanneer u overschrijvingen verwijdert, worden overschrijvingen op alineaniveau uit de gehele alinea verwijderd, zelfs als er maar een gedeelte van de alinea is geselecteerd. Overschrijvingen op tekenniveau worden alleen uit de geselecteerde tekst verwijderd.
Als u overschrijvingen verwijdert, wordt de opmaak van de tekenstijl niet verwijderd. U verwijdert de opmaak van de tekenstijl door de tekst te selecteren waarop die tekenstijl is toegepast, en vervolgens op [Geen] in het deelvenster Tekenstijlen te klikken.
Wanneer u de koppeling tussen de tekst en de stijl verbreekt, behoudt de tekst de opmaak van die stijl. Als u echter die stijl daarna wijzigt, worden de wijzigingen niet meer doorgevoerd in de tekst.
Als er geen tekst is geselecteerd wanneer u Koppeling met stijl verbreken kiest, wordt bij elke nieuwe tekst die u invoert, de opmaak van de geselecteerde stijl gebruikt, maar wordt er op die nieuwe tekst geen stijl toegepast.
Wanneer u een stijl met opsommingstekens of een nummering op alinea's toepast, kunnen die opsommingstekens of nummers verloren gaan als die tekst naar een ander programma wordt gekopieerd of geëxporteerd. U voorkomt dit door de opsommingstekens of nummering naar tekst om te zetten.
Als u de stijl met opsommingstekens omzet in een InCopy-artikel dat is gekoppeld aan een InDesign-layout, kan de stijl worden overschreven wanneer de inhoud in InDesign wordt bijgewerkt.
Als u opsommingstekens en nummering omzet naar tekst in een stijl waarop een andere stijl (een bovenliggende stijl) is gebaseerd, worden de opsommingstekens en nummering in de onderliggende stijl ook naar tekst omgezet.
Nadat u de nummering naar tekst hebt omgezet, moet u waarschijnlijk de nummers zelf bijwerken als u de tekst gaat bewerken.
Zoek via het dialoogvenster Zoeken/Wijzigen instanties van de desbetreffende stijl op en vervang die stijl door een andere stijl.
Aanmelden bij je account