Kaders en pagina's opmaken

Klik op onderstaande koppelingen voor gedetailleerde informatie en instructies.

Over paden en kaders

U kunt objecten tekenen in een document en deze gebruiken als paden of als kaders. Paden zijn vectorafbeeldingen die zijn gemaakt in een tekenprogramma zoals Adobe Illustrator®. Kaders zijn identiek aan paden, maar kaders kunnen containers voor tekst of andere objecten zijn. Een kader kan ook als plaatsaanduiding (container zonder inhoud) worden gebruikt. Als containers en plaatsaanduidingen zijn kaders de belangrijkste bouwstenen voor de layout van een document.

Paden en kaders

A. Pad B. Kader als container voor afbeelding C. Kader met geplaatste afbeelding 

Met de tools in de toolset kunt u zowel paden als kaders tekenen. Ook kunt u kaders maken door objecten gewoon in een pad te plaatsen (importeren) of te plakken.

Opmerking:

In QuarkXPress worden paden 'lijnen' genoemd en worden kaders 'vakken' genoemd.

Omdat een kader niet meer is dan een containerversie van een pad, kunt u alles met een kader doen wat u met een pad kunt doen, zoals het toevoegen van een kleur of verlooptint aan de vulling of lijn, of de vorm van het kader zelf bewerken met de tool Pen. U kunt zelfs op elk gewenst moment een kader als pad gebruiken of een pad als kader. Dankzij deze flexibiliteit kunt u uw ontwerp gemakkelijk aanpassen en beschikt u over een ruime keuze aan ontwerpopties.

Kaders kunnen tekst of afbeeldingen bevatten. Een tekstkader bepaalt waar tekst kan worden geplaatst en hoe de tekst door de layout zal lopen. U kunt tekstkaders herkennen aan de tekstpoorten in hun linkerboven- en rechterbenedenhoek.

Een kaderraster is een tekstkader met een basisraster waarmee u de tekengrootte en -spatiëring binnen het gekoppelde kader kunt bepalen.

Een afbeeldingskader kan worden gebruikt als een rand en achtergrond en kan een afbeelding uitsnijden of bedekken. Als het wordt gebruikt als een lege plaatsaanduiding, staat er een kruis in.

Tekstkader (links) en leeg afbeeldingskader (rechts)

Als u het kruis niet in een leeg afbeeldingskader ziet staan, is de weergave van de kaderranden mogelijk uitgeschakeld.

Kaderranden tonen of verbergen

In tegenstelling tot paden zijn de niet-afdrukbare lijnen (contouren) van kaders standaard zichtbaar, zelfs wanneer de kaders niet zijn geselecteerd. Als het documentvenster vol staat, kunt u met de opdracht Kaderranden tonen/verbergen de weergave op het scherm vereenvoudigen door de kaderranden te verbergen. Hierdoor wordt ook het kruis verborgen in een afbeeldingskader dat als plaatsaanduiding wordt gebruikt. De instelling voor de weergave van de kaderranden heeft geen invloed op de weergave van de tekstpoorten op tekstkaders.

Opmerking:

De kaderrand wordt getekend als een kaderlijn en is dus niet de buitenrand van de dikte van de lijn.

  1. Ga als volgt te werk:
    • Als u kaderranden wilt tonen of verbergen, kiest u Weergave > Extra > Kaderranden tonen/verbergen.

    • U verbergt kaderranden door op Voorvertoningsmodus  onder in de toolset te klikken.

    • Als u een kaderraster wilt weergeven of verbergen, kiest u Weergave > Rasters en hulplijnen > Kaderraster tonen of Weergave > Rasters en hulplijnen > Kaderraster verbergen.

Plaatsaanduidingen gebruiken om pagina's te ontwerpen

Wanneer uw definitieve tekst en afbeeldingen beschikbaar zijn, kunt u deze gewoon aan een document toevoegen. Er worden dan automatisch kaders gemaakt wanneer u deze objecten importeert (tenzij u de tekst en illustraties rechtstreeks in bestaande kaders importeert). Als de inhoud echter nog niet klaar is of u wilt een ruw ontwerp maken voordat u tekst en afbeeldingen gaat plaatsen, kunt u kaders als plaatsaanduidingen gebruiken.

Typen plaatsaanduidingen

A. Plaatsaanduiding voor afbeeldingskader B. Plaatsaanduiding voor tekstkader 

U kunt bijvoorbeeld een van de volgende procedures volgen:

  • Teken tekstkaders met de tool Tekst en afbeeldingskaders met de tekentools. Verbind de lege tekstkaders met elkaar zodat u bij het importeren van de definitieve tekst slechts één stap hoeft uit te voeren.

  • Teken lege plaatsaanduidingen met de tekentools. Als u zover bent dat u de gebieden voor de tekst en afbeeldingen kunt bepalen, kunt u de plaatsaanduidingen opnieuw definiëren als tekst- dan wel afbeeldingskaders.

  • Stel opties voor aanpassen aan kader voor het plaatsaanduidingskader in zodat, wanneer u een afbeelding in het kader plaatst, de afbeelding aan de grootte van het kader wordt aangepast.

Paden en kaders opnieuw definiëren

  • Als u een pad of tekstkader als plaatsaanduidingskader voor afbeeldingen wilt gebruiken, selecteert u een pad of een leeg tekstkader en kiest u Object > Inhoud > Afbeelding.
  • Als u een pad of afbeeldingskader als plaatsaanduidingskader voor tekst wilt gebruiken, selecteert u een pad of een leeg afbeeldingskader en kiest u Object > Inhoud > Tekst.
  • Als u een tekst- of afbeeldingskader alleen als een pad wilt gebruiken, selecteert u een leeg kader en kiest u Object > Inhoud > Niet toegewezen.
Opmerking:

Wanneer een kader tekst of afbeeldingen bevat, kunt u dit kader niet opnieuw definiëren via het menu Object > Inhoud. Als u een afbeelding vervangt door tekst, wordt het inhoudstype echter automatisch opnieuw gedefinieerd.

Over automatische aanpassing van de layout

Als u met de opdrachten Documentinstelling of Marges en kolommen een bestaande layout wijzigt, kan het heel wat tijd en moeite vergen om objecten opnieuw te schikken zodat ze in de nieuwe layout passen. Met de functie Aanpassing layout kan heel wat werk automatisch worden uitgevoerd. Zo kunt u de layout van een liggend document met vier kolommen dat is ontworpen voor een A4-pagina, snel omzetten naar een staand document met twee kolommen en het paginaformaat Legal. Met de functie Aanpassing layout worden de tekst- en afbeeldingskaders verplaatst en waar nodig vergroot of verkleind op basis van de nieuwe relatieve posities van de kolomhulplijnen, paginamarges en paginaranden.

Opmerking:

Als u de kolomhulplijnen sleept en verplaatst, wordt de layout niet automatisch aangepast.

Het resultaat van de functie Aanpassing layout zal beter zijn als de layout sterk is gebaseerd op een structuur van marges, paginakolommen en liniaalhulplijnen en de objecten op de hulplijnen zijn uitgelijnd. Het resultaat is minder voorspelbaar wanneer de objecten niet zijn uitgelijnd op marges, kolommen en hulplijnen of wanneer er buitensporig veel liniaal- en kolomhulplijnen door elkaar op de pagina zijn geplaatst. De aanpassing van de layout wordt niet beïnvloed door het documentraster of het basislijnraster.

Pagina met rechtopstaand ontwerp, klaar voor afdruk (links); afdrukstand gewijzigd voor schermweergave, met automatische aanpassing door de functie Aanpassing layout (rechts)

U kunt de regels wijzigen in het dialoogvenster Aanpassing layout. De functie Aanpassing layout probeert de verhoudingen in de vorige layout te benaderen in de nieuwe layout door het volgende te doen:

  • Kolomhulplijnen toevoegen of verwijderen als voor de nieuwe layout een ander aantal kolommen is opgegeven.

  • Als de paginagrootte verandert, liniaalhulplijnen verplaatsen om de proportionele afstanden tot paginaranden, marges of kolomhulplijnen te behouden.

  • Objecten verplaatsen die al op een marge-, kolom-, of liniaalhulplijn, hulplijn voor afloopgebied/witruimte rond pagina's of op een willekeurig paar loodrecht op elkaar geplaatste hulplijnen zijn uitgelijnd, zodat de objecten bij deze hulplijnen blijven wanneer de hulplijnen door een aanpassing van de layout worden verplaatst. Ook worden objecten verplaatst die al zijn uitgelijnd op een willekeurige paginarand of op willekeurige paginaranden die loodrecht op elkaar staan.

  • Objecten proportioneel vergroten of verkleinen die al op twee parallelle marge-, kolom- of liniaalhulplijnen, hulplijnen voor afloopgebied/witruimte rond pagina's of op hulplijnen aan drie kanten zijn uitgelijnd, zodat de objecten bij deze hulplijnen blijven wanneer de hulplijnen door een aanpassing van de layout worden verplaatst. Ook worden objecten verplaatst die zijn uitgelijnd op twee parallelle paginaranden of op paginaranden aan drie kanten.

  • De relatieve positie van objecten behouden die zijn verankerd aan de tekst zoals opgegeven in het dialoogvenster Opties verankerd object.

  • Objecten verplaatsen om hun relatieve positie op de pagina te behouden als het formaat van de pagina wijzigt.

Opmerking:

Aanpassing layout heeft een ander effect op kolommen binnen een tekstkader dan op paginakolommen. Als de grootte van het kader zelf met Aanpassing layout wordt aangepast en de optie Vaste kolombreedte in het venster Opties tekstkader (te openen via het menu Object) niet is ingeschakeld, wordt de grootte van de kolommen in het tekstkader proportioneel aangepast. Als Vaste kolombreedte is ingeschakeld, worden waar nodig kolommen toegevoegd of verwijderd.

Opties voor aanpassing layout instellen

Het is belangrijk te weten dat niets direct wordt gewijzigd als u de opties in het dialoogvenster Aanpassing layout aanpast. Aanpassing layout wordt alleen geactiveerd als het paginaformaat, de afdrukstand of de instellingen van marges of kolommen worden gewijzigd of als er een nieuw stramien wordt toegepast. Als u de instelling van de vorige layout wilt terughalen, maakt u de bewerking ongedaan waarmee u de layout hebt gewijzigd.

  1. Kies Layout > Aanpassing layout.

  2. Selecteer Aanpassing van layout inschakelen.

  3. Stel de opties voor aanpassing van de layout in en klik op OK.

Opties aanpassing layout

Aanpassing van lay-out inschakelen

Schakel deze optie in zodat de aanpassing van de layout wordt uitgevoerd wanneer u het formaat, de afdrukstand, marges of kolommen van de pagina verandert.

Magnetisch gebied

Typ een waarde in dit vak om aan te geven hoe dicht een object zich bij de margehulplijn, kolomhulplijn of paginarand moet bevinden om daarop automatisch tijdens de aanpassing van de layout te worden uitgelijnd (magnetisch uitlijnen).

Wijzigen afmeting afbeeldingen en groepen toestaan

Schakel deze optie in als u wilt dat bij de aanpassing van de layout afbeeldingen, kaders en groepen worden geschaald. Als deze optie is uitgeschakeld, kunnen de afbeeldingen en groepen tijdens de aanpassing van de layout wel worden verplaatst maar niet worden vergroot of verkleind.

Verplaatsen liniaalhulplijnen toestaan

Schakel deze optie in als u wilt dat bij de aanpassing van de layout de positie van de liniaalhulplijnen wordt aangepast.

Uitlijning liniaalhulplijnen negeren

Schakel deze optie in als de liniaalhulplijnen voor de aanpassing van de layout niet goed zijn geplaatst. De objecten blijven in dat geval uitgelijnd op de kolom- en margehulplijnen en op de paginaranden.

Vergrendeling object en laag negeren

Schakel deze optie in als u wilt dat tijdens de aanpassing van de layout objecten die afzonderlijk zijn vergrendeld of zijn vergrendeld omdat ze zich bevinden op een vergrendelde laag, opnieuw worden geplaatst.

Krijg sneller en gemakkelijker hulp

Nieuwe gebruiker?