Blauw ruitje
In het deelvenster Structuur worden items in een document die zijn gemarkeerd met XML-labels in een hiërarchische structuur weergegeven. Deze items worden elementen genoemd. U kunt de volgorde en hiërarchie van items definiëren door de elementen in het deelvenster Structuur te verplaatsen. Een element bestaat uit een labelnaam en een pictogram waarmee het type element wordt aangegeven.
A. Driehoekje voor het uitvouwen of samenvouwen van elementen B. Element C. Tekstfragment D. Kenmerk
Verder kunnen elementen de volgende informatie bevatten:
|
Een blauw ruitje op een elementpictogram betekent dat het element is gekoppeld aan een item op de pagina. Als er geen blauw ruitje wordt weergegeven, is het element niet gekoppeld aan een item op de pagina. |
Onderstreping |
De labelnaam wordt onderstreept als het item op de pagina waarmee het element is gekoppeld, is geselecteerd. Als u bijvoorbeeld tekst selecteert waaraan u het label Titel hebt toegewezen, wordt het woord Titel in het element van de tekst onderstreept weergegeven in het deelvenster Structuur. Aan de onderstreping kunt u zien of de geselecteerde items op de pagina overeenkomen met de elementen in het deelvenster Structuur. |
Tekstfragment |
De eerste 32 tekens van gelabelde tekst (het tekstfragment) kunnen rechts van het element worden weergegeven. Hiermee kunt u het pagina-item identificeren waarmee een element overeenkomt. |
Stip en kenmerk |
Kenmerken bevatten metagegevens over een element. Als een kenmerk is gekoppeld aan een element, verschijnt er onder het element een zwarte stip met de naam en de waarden van het kenmerk. |
Het deelvenster Structuur gebruiken
- U kunt het deelvenster Structuur openen door Weergave > Structuur > Structuur tonen te kiezen.
- Als u het deelvenster Structuur wilt sluiten, selecteert u Weergave > Structuur > Structuur verbergen of selecteer u de splitsknop.
- Selecteer het driehoekje naast het element als u een element wilt uitvouwen of samenvouwen (en de onderliggende elementen wilt weergeven of verbergen).
- Sleep de splitsknop om de grootte van het deelvenster Structuur aan te passen.
- Houd Ctrl (Windows) of Command (macOS) ingedrukt terwijl u op het driehoekje naast het element klikt als u een element en alle elementen erin wilt uitvouwen of samenvouwen.
- Selecteer Tekstfragmenten tonen of Tekstfragmenten verbergen in het menu van het deelvenster Structuur als u tekstfragmenten wilt tonen of verbergen.
Pictogrammen in het deelvenster Structuur
De volgende pictogrammen staan in het deelvenster Structuur:
Pictogram |
Naam |
Gebruik |
---|---|---|
|
Basiselement |
Elk document bevat bovenaan één basiselement, waarvan de naam kan worden gewijzigd, maar dat niet kan worden verplaatst of verwijderd. |
|
Artikelelement |
Vertegenwoordigt gelabelde artikelen (een of meer gekoppelde kaders). |
|
Tekstelement |
Geeft gelabelde tekst in een kader aan. |
|
Grafisch element |
Geeft een gelabeld kader met een geplaatste afbeelding aan. Elk grafisch element bevat het kenmerk href dat het pad of de URL naar het gekoppelde bestand definieert. |
|
Ongeplaatst tekstelement |
Ongeplaatst tekstelement dat nog niet aan een pagina-item is gekoppeld. |
|
Ongeplaatst grafisch element |
Ongeplaatst grafisch element dat nog niet aan een pagina-item is gekoppeld. |
|
Tabelelement |
Geeft een tabel aan. |
|
Element voor koptekstcel |
Geeft een cel in de koptekstrij van een tabel aan. |
|
Element voor hoofdtekstcel |
Geeft een cel in de hoofdtekst van een tabel aan. |
|
Element voor voettekstcel |
Geeft een cel in de voettekstrij van een tabel aan. |
|
Leeg element |
Aan dit element is een leeg kader verbonden. |
|
Kenmerk |
Bevat metagegevens, zoals trefwoorden of de locatie van een gekoppelde afbeelding (href-kenmerk). |
|
Opmerking |
Bevat opmerkingen die wel in het XML-bestand maar niet in het InDesign-document staan. |
|
Verwerkingsinstructie |
Bevat een instructie die een actie start in applicaties die verwerkingsinstructies kunnen lezen. |
|
DOCTYPE-element |
Geeft aan welk DTD-bestand moet worden gebruikt voor het valideren van het XML-bestand. |
Gestructureerde elementen rangschikken
U kunt de volgorde en hiërarchische positie van elementen in het deelvenster Structuur wijzigen. U moet hierbij wel rekening houden met de volgende regels:
In een XML-document is één basiselement bovenaan de structuur verplicht. Dit basiselement bevat alle overige elementen en staat dus boven alle andere elementen. Alleen de DTD (weergegeven als het element DOCTYPE), de opmerkingen en de verwerkingsinstructies kunnen boven het basiselement worden weergegeven in het deelvenster Structuur.
Door wijzigingen in de XML-hiërarchie kunnen gelabelde items anders worden weergegeven op InDesign-pagina's. Als u bijvoorbeeld een tekstelement onderliggend maakt door het onder een ander element elders in de structuur te plaatsen, wordt de tekst in de layout ook verplaatst.
U kunt een tabelcelelement niet naar een tabelelement slepen of elementen verplaatsen naar een tabelelement.
-
Voer een van de volgende stappen uit in het deelvenster Structuur:
Als u een element wilt verplaatsen, klikt u op een element en sleept u het naar de nieuwe locatie in de structuur. Er verschijnt een lijn wanneer u sleept om aan te geven waar het element wordt ingevoegd. De breedte van de lijn geeft het niveau in de hiërarchie aan.
Als u een element wilt wijzigen in een onderliggend element van een ander element, houdt u het boven het bovenliggende element om het te markeren of plaatst u het tussen de andere onderliggende elementen van het bovenliggende element en laat u de muisknop los.
Als u een element één niveau lager wilt plaatsen in de hiërarchie, sleept u het naar een ander bovenliggend element en verplaatst u het enigszins naar links totdat de lijn die de plaatsing aangeeft, over de gehele breedte van het bovenliggende element loopt.
Als u een element wilt kopiëren of knippen, selecteert u het element in het deelvenster Structuur en kiest u Bewerken > Kopiëren of Bewerken > Knippen. Selecteer het element direct boven de plaats waar u het element wilt invoegen en kies Bewerken > Plakken.
Als u een element knipt, worden het element en de inhoud verplaatst naar het klembord. Het kader blijft intact.
Een bovenliggend element invoegen
Plaats een bovenliggend element in het deelvenster Structuur als u de juiste XML-structuur wilt behouden of de inhoud beter wilt indelen. Voordat u een nieuw bovenliggend element kunt invoegen, moet u de onderliggende elementen van het nieuwe bovenliggende element selecteren. Wanneer u het nieuwe bovenliggende element hebt ingevoegd, worden de geselecteerde onderliggende elementen één niveau lager geplaatst in de hiërarchie.
-
Selecteer in het deelvenster Structuur de onderliggende elementen van het nieuwe bovenliggende element dat u wilt invoegen. Let op het volgende:
U kunt het basiselement of elementen op basisniveau niet selecteren.
U kunt het element Artikel of elementen op artikelniveau niet selecteren.
De elementen moeten hetzelfde niveau hebben in de structurele hiërarchie.
De elementen moeten aan elkaar grenzen.
De selectie mag geen tabelcellen of kenmerken bevatten.
-
Selecteer Nieuw bovenliggend element in het menu van het deelvenster Structuur of klik met de rechtermuisknop (Windows) of klik terwijl u de Control-toets ingedrukt houdt (macOS) en selecteer Nieuw bovenliggend element.
-
Selecteer een label voor het nieuwe bovenliggende element en selecteer OK.
Als u snel een nieuw bovenliggend element wilt invoegen, selecteert u Label toevoegen in het deelvenster Labels en selecteert u vervolgens een label in het deelvenster. U kunt ook met de rechtermuisknop klikken (Windows) of Control ingedrukt houden en klikken (macOS) op een element dat u hebt geselecteerd in het deelvenster Structuur. Selecteer vervolgens Nieuw bovenliggend element en selecteer het gewenste element.
Werken met kenmerken
Een kenmerk biedt extra informatie over een XML-element. Elk kenmerk bestaat uit een naam en een waarde. Kenmerken worden weergegeven in het deelvenster Structuur. Ze worden niet in het document geplaatst of als inhoud gebruikt in het document. Elementkenmerken zijn handig voor bestanden en applicaties die gebruikmaken van de XML-bestanden die u aanmaakt in InDesign.
Wanneer u een afbeelding labelt, maakt InDesign automatisch het kenmerk href met een waarde die de schijflocatie van het afbeeldingsbestand aangeeft. Met dit href-kenmerk kan de afbeelding door andere bestanden en applicaties op de schijf worden gevonden, zodat de afbeelding kan worden weergegeven.
U kunt kenmerken toevoegen aan elk element behalve aan het element DOCTYPE (een DTD-bestand), opmerkingen en verwerkingsinstructies. Als u bijvoorbeeld trefwoorden wilt opnemen om in een gekoppelde applicatie te zoeken, kunt u een kenmerk met de naam trefwoorden maken. U kunt ook kenmerken maken om vervangen tekst aan te geven, titels van artikelen bij te houden en andere gegevens met betrekking tot XML-inhoud vast te leggen.
Als u een DTD-bestand gebruikt, geef dan de inhoud ervan weer om te zien welke kenmerken zijn toegestaan. Kenmerknamen moeten net als labelnamen overeenkomen met het DTD-bestand.
InDesign herkent speciale naamruimtekenmerken die alinea- of tekenstijlen, tabellen en tabelcelstijlen instellen en witruimte bepalen. Raadpleeg het InDesign-handboek voor meer informatie.
Een kenmerk toevoegen
-
Selecteer een element.
-
Ga op een van de volgende manieren te werk:
Selecteer de knop Een kenmerk toevoegen .
Selecteer Nieuw kenmerk in het menu van het deelvenster Structuur.
Klik met de rechtermuisknop (Windows) of houd Control ingedrukt en klik (macOS) op het geselecteerde element. Selecteer vervolgens Nieuw kenmerk.
-
Geef een naam en een waarde voor het kenmerk op en klik op OK.
Kenmerken tonen of verbergen in het deelvenster Structuur
-
Kies Kenmerken tonen of Kenmerken verbergen in het menu van het deelvenster Structuur.
Mogelijk moet u op het driehoekje naast een element klikken om de kenmerken ervan weer te geven.
Een kenmerk bewerken of verwijderen
-
Selecteer een kenmerk in het deelvenster Structuur.
-
Ga op een van de volgende manieren te werk:
Als u het kenmerk wilt bewerken, dubbelklikt u op het kenmerk of kiest u Bewerken in het menu van het deelvenster Structuur.
Als u het kenmerk wilt verwijderen, klikt u op het pictogram Verwijderen of kiest u Verwijderen in het menu van het deelvenster Structuur.
Href-kenmerken bewerken
In InDesign worden automatisch href-kenmerken gemaakt voor de verwerking van afbeeldingsbestanden. Het kenmerk href bevat een definitie van de schijflocatie van het afbeeldingsbestand, zodat het bestand kan worden weergegeven. Wanneer u een geplaatste afbeelding labelt, maakt InDesign een href-kenmerkwaarde, waarmee het pad en de bestandsnaam van de afbeelding worden aangeduid.
Het pad kan bestaan uit een absolute koppeling, een relatieve koppeling naar de map van het XML-bestand of een relatieve koppeling naar de submap Afbeeldingen van de map waarin het XML-bestand staat. Relatieve paden zijn specifiek voor het pad waar het document is opgeslagen.
Het kenmerk href met een absolute koppeling ziet er als volgt uit (Windows en Mac OS):
href=file:///C:/Afbeeldingen/Wei.psd
href=file:///Users/abhayc//Bureaublad/abc.jpg
Het kenmerk href voor een afbeeldingsbestand in dezelfde map als het XML-bestand ziet er als volgt uit:
href=file:Wei.psd
Het kenmerk href voor een afbeeldingsbestand in de submap Afbeeldingen ziet er als volgt uit:
href=file:///Afbeeldingen/Wei.psd
U kunt het kenmerk href bewerken en zo een nieuwe koppeling naar een afbeelding opgeven. U kunt bijvoorbeeld van de absolute koppeling een relatieve koppeling maken, waardoor het afbeeldingsbestand beschikbaar wordt wanneer u het bestand exporteert.
-
Dubbelklik in het deelvenster Structuur op het kenmerk href. (Mogelijk moet u op het driehoekje naast het afbeeldingselement klikken om het kenmerk weer te geven.)
-
Typ bij Waarde het nieuwe pad naar de afbeelding en klik vervolgens op OK.
Opmerkingen en verwerkingsinstructies toevoegen
Met InDesign kunt u opmerkingen en verwerkingsinstructies opnemen in een XML-bestand. Voeg een opmerking toe als u beschrijvende informatie over een element wilt opnemen. De opmerkingen kunnen worden weergegeven in webbrowsers en teksteditors. Opmerkingen bieden informatie waarmee andere gebruikers de XML-structuur en XML-labels beter kunnen begrijpen. Een verwerkingsinstructie is een speciale, applicatiespecifieke opdracht. U kunt bijvoorbeeld een verwerkingsinstructie voor een pagina-einde invoeren, zodat de applicatie waarnaar u het XML-bestand exporteert, weet waar u een pagina-einde wilt plaatsen. Verwerkingsinstructies in InDesign die door de gebruiker zijn gemaakt, zijn bedoeld voor gebruik in andere programma's. InDesign reageert zelf niet op verwerkingsinstructies.
A. Verwerkingsinstructie B. Opmerking
Opmerkingen en verwerkingsinstructies worden weergegeven in het deelvenster Structuur. Net als andere elementen in het deelvenster Structuur kunt u opmerkingen en verwerkingsinstructies verplaatsen, bewerken en verwijderen. Ze kunnen echter onderliggende elementen of kenmerken bevatten.
Een opmerking toevoegen
-
Selecteer het element waaraan u een opmerking wilt toevoegen.Opmerking:
Als u een opmerking wilt toevoegen aan een tabel, selecteert u een tabelcelelement. U kunt opmerkingen alleen toevoegen aan tabelcellen en niet aan tabellen.
-
Kies Nieuwe opmerking in het menu van het deelvenster Structuur.
-
Typ de opmerking in het dialoogvenster Nieuwe opmerking.
Een verwerkingsinstructie toevoegen
-
Selecteer een element waaraan u een verwerkingsinstructie wilt toevoegen.Opmerking:
Als u een verwerkingsinstructie wilt toevoegen aan een tabel, selecteert u een tabelcelelement. U kunt verwerkingsinstructies alleen toevoegen aan tabelcellen en niet aan tabellen.
-
Kies Nieuwe verwerkingsinstructie in het menu van het deelvenster Structuur.
-
Voer bij Doel een naam in die de verwerkingsinstructie identificeert voor de applicatie waarin geëxporteerde XML-bestanden kunnen worden gelezen.
-
Voer bij Gegevens een waarde in die aan de applicatie doorgeeft hoe deze verwerkingsinstructie moet verwerken.
Opmerkingen en verwerkingsinstructies tonen
-
Kies Opmerkingen tonen of Verwerkingsinstructies tonen in het menu van het deelvenster Structuur.
Opmerkingen en verwerkingsinstructies bewerken
-
Selecteer de opmerking of verwerkingsinstructie.
-
Ga als volgt te werk:
Dubbelklik op de opmerking of verwerkingsinstructie.
Kies Bewerken in het menu van het deelvenster Structuur.
-
Bewerk de opmerking of verwerkingsinstructie en klik op OK.
DTD-bestanden gebruiken voor XML-validatie
Wanneer u de XML in een document valideert, worden de structuur, de namen van elementlabels en de kenmerken vergeleken met de specificaties van een DTD-bestand. Als u een DTD-bestand ter validatie wilt gebruiken, moet u het DTD-bestand eerst in uw document laden in InDesign.
Nadat een DTD-bestand in uw document is geladen, wordt het element DOCTYPE boven in het deelvenster Structuur weergegeven. (DTD-bestanden worden soms automatisch geladen wanneer u een XML-bestand importeert.) Als u het DTD-bestand in een document wilt vervangen, verwijdert u het bestaande DTD-bestand en laadt u vervolgens een nieuw bestand.
A. DOCTYPE-element uit het DTD-bestand (deelvenster Structuur) B. Vergrendeld label uit het DTD-bestand (deelvenster Labels)
Terwijl het DTD-bestand wordt geladen, worden de labelnamen geïmporteerd in het deelvenster Labels. De geïmporteerde labelnamen worden vergrendeld, zodat ze niet kunnen worden verwijderd en de naam niet kan worden gewijzigd, tenzij het DTD-bestand uit het document wordt verwijderd.
Een DTD-bestand laden
Wanneer u een DTD-bestand laadt, wordt het bestand door InDesign ingesloten in het document.
-
Ga op een van de volgende manieren te werk:
Kies DTD laden in het menu van het deelvenster Structuur.
Kies DTD laden in het menu van het deelvenster Labels.
-
Selecteer een te importeren DTD-bestand en klik op Openen.Opmerking:
U geeft de labels uit het DTD-bestand weer door het deelvenster Labels te openen met Venster > Hulpmiddelen > Labels.
Een DTD-bestand weergeven
DTD-bestanden zijn ASCII-tekstbestanden. Ze kunnen ook ingesloten instructies en uitleg bevatten voor een correcte toepassing van labels en ordening van elementen. In InDesign kunt u alleen DTD-bestanden weergeven die in een document zijn geladen.
-
Ga op een van de volgende manieren te werk:
Kies DTD weergeven in het menu van het deelvenster Structuur.
Dubbelklik op het DOCTYPE-element in het deelvenster Structuur.
Als u een DTD-bestand wilt afdrukken, kopieert u code vanuit het venster DTD weergeven en plakt u deze in een teksteditor.
Een DTD-bestand verwijderen
-
Kies DTD verwijderen in het menu van het deelvenster Structuur.
InDesign verwijdert de kopie van het DTD-bestand die is opgeslagen in het InDesign-document. Het oorspronkelijke DTD-bestand wordt niet verwijderd. Labels die zijn geïmporteerd met het DTD-bestand blijven in het deelvenster Labels staan maar zijn niet vergrendeld.
De XML-structuur valideren
Wanneer u een document valideert, wordt er een waarschuwing weergegeven in InDesign als de XML afwijkt van de regels die zijn vastgelegd in het DTD-bestand. Het waarschuwingsbericht bevat suggesties om ervoor te zorgen dat de XML voldoet aan de vereisten van het DTD-bestand. U kunt de fouten een voor een herstellen of alle fouten weergeven in een afzonderlijk venster.
A. Geladen DTD B. Fout of ongeldige voorwaarde C. Foutbeschrijving met voorgestelde herstelmethode D. Aantal fouten E. Knop Valideren F. Alle fouten weergeven in een afzonderlijk venster
A. DOCTYPE-element uit toegewezen DTD-bestand B. Fout of ongeldige voorwaarde C. Foutbeschrijving met voorgestelde herstelmethoden D. Aantal fouten E. Knop Valideren F. Alle fouten tegelijk in een apart venster weergeven
-
Kies Weergave > Structuur > Structuur tonen.
-
Klik in het deelvenster Structuur op de knop Valideren .Opmerking:
Kies DTD-opties in het menu van het deelvenster Structuur als u InDesign vanuit een ander basiselement wilt laten valideren.
-
Als u de fouten wilt oplossen die worden weergegeven in het deelvenster met voorgestelde oplossingen, klikt u op een voorgestelde oplossing om deze te proberen of bewerkt u de XML-structuur en labels rechtstreeks in het deelvenster Structuur en het deelvenster Labels.
-
Voer een van de volgende stappen uit om andere fouten weer te geven:
Klik op Pijl-links of Pijl-rechts .
Klik op de knop Foutvenster om alle fouten in een apart venster weer te geven.
Kies Lijst met fouten weergeven in het menu van het deelvenster Structuur.
InDesign stopt na 250 fouten met de validatie. Er verschijnt een plusteken in het vak met het aantal fouten zodra dit aantal is bereikt.
Verwante bronnen
Praat met ons
Wij horen graag van u. Deel uw mening met de Adobe InDesign-community.