Handboek Annuleren

Lagen maskeren

  De verouderde 3D-functies van Photoshop zijn vanaf juli 2024 verwijderd. In de Photoshop-app (bèta) kunt u echter naadloos 3D-objecten toevoegen aan uw 2D-ontwerpen met de app Adobe Substance 3D Viewer (bèta). Klik hier voor meer informatie.

Leer hoe u lagen kunt maskeren om delen van uw compositie te verbergen en weer te geven

Adobe Photoshop-dieplink

Probeer het in de app
Leer in een paar eenvoudige stappen lagen te maskeren. 

Voeg een masker toe aan een laag om gedeelten van de laag te verbergen, zodat de onderliggende lagen zichtbaar worden.

Het maskeren van lagen is handig wanneer u verschillende foto's combineert tot één afbeelding, of een persoon of object uit een foto wilt verwijderen.

Laag- en vectormaskers maken

U kunt twee soorten maskers maken:

  1. Laagmaskers zijn resolutieafhankelijke bitmapafbeeldingen die worden bewerkt met de teken- of selectietools.
  2. Vectormaskers zijn resolutieonafhankelijk en worden gemaakt met een pen- of vormtool.

Zowel laag- als vectormaskers zijn niet-destructief, dat wil zeggen dat u de maskers later opnieuw kunt bewerken zonder de pixels die ze verbergen te verliezen.

In het deelvenster Lagen worden laagmaskers en vectormaskers als extra miniaturen rechts naast de laagminiatuur weergegeven.

Voor het laagmasker vertegenwoordigt deze miniatuur het grijswaardenkanaal dat is gemaakt toen u het laagmasker toevoegde. De vectormaskerminiatuur vertegenwoordigt een pad waarmee de inhoud van de laag wordt uitgeknipt.

Voer de volgende stappen uit om een laag of vectormasker op de achtergrondlaag te maken.

  1. Zet de achtergrondlaag om in een gewone laag door naar Laag > Nieuw > Laag uit achtergrond te gaan.

  2. Gebruik het pictogram Laagmasker toevoegen aan het eind van het deelvenster Lagen om een Laagmasker toe te voegen.    

    Miniaturen van laagmaskers en vectormaskers in het deelvenster Lagen in Photoshop
    De miniaturen van laagmaskers en vectormaskers in het deelvenster Lagen weergeven

  3. Gebruik de schuifregelaars Dichtheid en Doezelaar om aanpassingen aan te brengen in uw compositie.  

    Laagmasker in deelvenster Eigenschappen

    Vectormasker in deelvenster Eigenschappen

U kunt een laagmasker bewerken als u elementen aan het gemaskerde gebied wilt toevoegen of eruit wilt verwijderen. Een laagmasker is een grijswaardenafbeelding. De gebieden waarop u met zwart tekent, worden verborgen. De gebieden waarop u met wit tekent, worden zichtbaar en de gebieden waarop u met grijstinten tekent, worden in verschillende transparantieniveaus weergegeven.

De gebieden in zwart worden verborgen. De gebieden in wit worden zichtbaar en de gebieden in grijstinten worden in verschillende transparantieniveaus weergegeven.

Met een vectormasker wordt een vorm met scherpe randen op de laag getekend. Vectormaskers zijn met name handig als u ontwerpelementen met duidelijk gedefinieerde randen wilt toevoegen. Wanneer u een laag met een vectormasker hebt gemaakt, kunt u daar een of meer laagstijlen op toepassen en deze indien nodig bewerken. Zo beschikt u in een handomdraai over een bruikbare knop, of een bruikbaar deelvenster of ander ontwerpelement voor het web.

Het deelvenster Eigenschappen biedt extra besturingselementen voor het aanpassen van een masker. U kunt de dekking van een masker wijzigen om meer of minder van de gemaskeerde inhoud weer te geven, u kunt het masker omkeren, of de maskerkaders verfijnen, zoals met een selectiegebied.

Laagmaskers toevoegen

Wanneer u een laagmasker toevoegt, kunt u de hele laag tonen of verbergen of het masker samenstellen op basis van een selectie of transparantie. Later tekent u op het masker, zodat u bepaalde gedeelten van de laag op nauwkeurige wijze verbergt, waardoor de onderliggende lagen zichtbaar worden.

Een masker toevoegen waarmee de volledige laag wordt getoond of verborgen

  1. Controleer of uw afbeelding geen selectie bevat. Kies Selecteren > Deselecteren.
  2. Selecteer de laag of de groep in het deelvenster Lagen.
  3. Voer een van de volgende handelingen uit:
    • Als u een vectormasker wilt maken waarmee de volledige laag zichtbaar wordt, klikt u op de knop Laagmasker toevoegen  in het deelvenster Lagen of kiest u Laag > Laagmasker > Alles tonen.

    • Als u een masker wilt maken dat de gehele laag verbergt, houdt u Alt (Windows) of Option (Mac) ingedrukt en klikt u op de knop Laagmasker toevoegen, of kiest u Laag > Laagmasker > Alles verbergen.

Een laagmasker toevoegen waarmee een laag gedeeltelijk wordt verborgen

  1. Selecteer de laag of de groep in het deelvenster Lagen.
  2. Selecteer het gebied in de afbeelding en voer een van de volgende handelingen uit:
    • Klik op de knop Nieuw laagmasker in het deelvenster Lagen om een masker te maken dat de selectie zichtbaar maakt.
    • Houd Alt (Windows) of Option (Mac) ingedrukt en klik op de knop Laagmasker toevoegen in het deelvenster Lagen om een masker te maken dat de selectie verbergt.
    • Kies Laag > Laagmasker > Selectie onthullen of Selectie verbergen.

Als u de laagtransparantie direct wilt bewerken, gaat u als volgt te werk en maakt u een masker:

  1. Selecteer de laag in het deelvenster Lagen.
  2. Kies Laag > Laagmasker > Van transparantie.

Photoshop zet transparantie om in een dekkende kleur, verborgen door het zojuist gemaakte masker. De dekkende kleur kan aanzienlijk variëren, afhankelijk van de filters en andere bewerkingen die eerder zijn toegepast op de laag. Deze techniek is handig voor video- en 3D-workflows.

Een laagmasker toepassen uit een andere laag

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Als u het masker naar een andere laag wilt verplaatsen, sleept u het masker naar de andere laag.
  • Als u het masker wilt dupliceren, houdt u Alt (Windows) of Option (Mac) ingedrukt en sleept u het masker naar de andere laag.

Laagmaskers maken voor alle gedetecteerde objecten in een laag

Met laagmaskers kunt u delen van een afbeelding of laag verbergen zonder ze te wissen. Deze opties zijn zeer geschikt voor het maken van afbeeldingssamenstellingen, het wijzigen van achtergrondkleuren, het verwijderen of uitknippen van objecten en het uitvoeren van gerichte bewerkingen zodat ze alleen bepaalde gebieden beïnvloeden en niet de hele laag.

Met Alle objecten maskeren kunt u snel en eenvoudig laagmaskers maken voor alle gedetecteerde objecten in een laag. Hiermee worden automatisch maskerlaaggroepen op afzonderlijke lagen gegenereerd voor elk object dat met één opdracht op de geselecteerde laag wordt gedetecteerd.

Alle objecten maskeren is ideaal voor het maken van selecties van de automatisch gegenereerde maskers, het bepalen van gerichte bewerkingen voor de laag en vervolgens het toepassen van bewerkingen zoals Generatief vullen, aanpassingen of filters. Als er op een afbeelding bijvoorbeeld zes personen staan, wordt elke persoon gemaskeerd op zijn eigen afzonderlijke laaggroep én wordt er één masker voor de hele groep personen toegepast.

Ga als volgt te werk om te leren hoe u Alle objecten maskeren op het tabblad Lagen in Photoshop kunt gebruiken:

  1. Alle objecten maskeren

    Selecteer één laag en ga naar Laag > Alle objecten maskeren en klik met de rechtermuisknop op de laag in het deelvenster Lagen óf ga naar het vervolgmenu van het deelvenster Lagen en selecteer Alle objecten maskeren.

    U kunt de voortgangsbalk in Photoshop bekijken terwijl maskers worden gegenereerd voor lagen die veel objecten bevatten
    Het genereren van maskers kan enkele minuten duren voor lagen die veel objecten bevatten.

  2. Een aanpassing toevoegen aan de gemaskeerde laag

    Zoek in het deelvenster Lagen het masker dat is gekoppeld aan het object dat u wilt aanpassen.

    Selecteer een laagmaskergroep. U kunt nu elke gewenste aanpassing of filter toevoegen aan het gemaskeerde object.

    Een aanpassing toevoegen aan een gemaskeerde laag in Photoshop
    De kleurtoon/verzadiging is aangepast op een van de citroenen om deze eruit te laten zien als een limoen.

    Selecteer Aanpassing > Kleurtoon/verzadiging onderaan het deelvenster Lagen en verplaats de kleurregelaar totdat de selectie groen wordt. De aanpassing wordt toegepast op de laagmaskergroep.

    Tip:
    • Om op het canvas te bekijken dat wordt gemaskeerd, houdt u CMD ingedrukt en klikt u op het laagmasker om deze te selecteren met animaties.
    • Selecteer de tool Verplaatsen en schakel Besturingselementen voor transformatie tonen in op de optiebalk voor de tool Verplaatsen en selecteer het laagmasker om het gemaskeerde object weer te geven. 
    • Schakel slimme hulplijnen in, selecteer een laag en houd de CMD-toets ingedrukt. Het masker wordt dan met slimme hulplijnen gemarkeerd op het canvas.
  3. Nadat uw maskerwerk is voltooid, gaat u naar Bestand > Scripts > Alle lege lagen verwijderen om groepen of lagen te verwijderen die geen of lege gegevens bevatten.

    Groepen of lagen verwijderen die geen of lege gegevens bevatten
    Nadat uw maskerwerk is voltooid, verwijdert u groepen of lagen die geen of lege gegevens bevatten.

Lagen en maskers ontkoppelen

Een laag of een groep is standaard gekoppeld aan het bijbehorende laagmasker of vectormasker, zoals wordt aangegeven door het koppelingspictogram tussen de miniaturen in het deelvenster Lagen. Wanneer u de laag of het bijbehorende masker verplaatst met het gereedschap Verplaatsen , worden deze gezamenlijk verplaatst in de afbeelding. Als u de laag en het masker ontkoppelt, kunt u deze onafhankelijk verplaatsen en kunt u de grenzen van het masker afzonderlijk van de laag verschuiven.

  • Klik in het deelvenster Lagen op het koppelingspictogram als u een laag wilt ontkoppelen van het bijbehorende masker.

  • Klik tussen de miniaturen van de laag en het maskerpad in het deelvenster Lagen om de koppeling tussen een laag en het masker te herstellen.

Een laagmasker in- en uitschakelen

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Selecteer de laag die het laagmasker bevat dat u wilt uitschakelen of inschakelen en klik op de knop Masker uitschakelen/inschakelen  in het deelvenster Eigenschappen.

  • Houd Shift ingedrukt terwijl u in het deelvenster Lagen op de laagmaskerminiatuur klikt.

  • Selecteer de laag met het laagmasker dat u wilt in- of uitschakelen en kies Laag > Laagmasker > Uitschakelen/Inschakelen.

Als het masker is uitgeschakeld, verschijnt in het deelvenster Lagen boven de maskerminiatuur een rode X. De inhoud van de laag wordt dan zonder maskereffecten weergegeven.

Een laagmasker toepassen of verwijderen

U kunt een laagmasker toepassen om de verborgen gedeelten van een laag definitief te verwijderen[*]. Laagmaskers worden opgeslagen als alfakanalen en dus kunt u met het toepassen en verwijderen van laagmaskers de bestandsgrootte beperkt houden. Het is ook mogelijk een laagmasker te verwijderen zonder de wijzigingen toe te passen.

Opmerking:

[*] Pixels worden verborgen en niet verwijderd wanneer laagmaskers met niet-aangrenzende gebieden worden toegepast.

  1. In het deelvenster Lagen selecteert u de laag die het laagmasker bevat.
  2. Voer een van de volgende handelingen uit:
    • Als u het laagmasker wilt verwijderen nadat u het permanent hebt toegepast op de laag, klikt u op het pictogram Masker toepassen  onder aan het deelvenster Eigenschappen.
    • Als u het laagmasker wilt verwijderen zonder het toe te passen op de laag, klikt u op de knop Verwijderen onder in het deelvenster Eigenschappen en klikt u vervolgens op Verwijderen.

    U kunt laagmaskers ook toepassen en verwijderen met het menu Laag.

    Opmerking:

    U kunt een laagmasker niet permanent toepassen op een laag met een slim object wanneer u een laagmasker verwijdert.

Het laagmaskerkanaal selecteren en weergeven

U kunt een laagmasker gemakkelijker bewerken wanneer u het grijswaardenmasker alleen of als een rode bedekking op de laag weergeeft.

  1. Voer in het deelvenster Lagen een van de volgende handelingen uit:

    • Houd Alt (Windows) of Option (Mac) ingedrukt en klik op de laagmaskerminiatuur om alleen het grijswaardenmasker weer te geven. Als u de lagen opnieuw wilt weergeven, houdt u Alt of Option ingedrukt en klikt u op de laagmaskerminiatuur. U kunt ook klikken op het oogpictogram  in het deelvenster Eigenschappen.
    • Houd Alt+Shift (Windows) of Option+Shift (Mac) ingedrukt en klik op de laagmaskerminiatuur om het masker boven de laag weer te geven in een rubiliet maskerkleur. Houd Alt+Shift of Option+Shift ingedrukt en klik nogmaals op de miniatuur om de weergave in kleur uit te schakelen.

De kleur of dekking van het laagmasker wijzigen

  1. Dubbelklik op het laagmaskerkanaal in het deelvenster Kanalen.

  2. Als u een nieuwe maskerkleur wilt kiezen, klikt u op het kleurstaal in het dialoogvenster Opties voor weergave van laagmasker en kiest u een nieuwe kleur.
  3. Als u de dekking wilt wijzigen, geeft u een waarde tussen 0 en 100% op.

    Zowel de instellingen voor kleur als voor dekking hebben alleen effect op de vormgeving van het masker en niet op de bescherming van de onderliggende gebieden. U kunt deze instellingen bijvoorbeeld wijzigen als u het masker duidelijker wilt laten afsteken tegen de kleuren in de afbeelding.

  4. Klik op OK.

De dekking en randen van een masker aanpassen

Gebruik het deelvenster Eigenschappen om de dekking van een geselecteerd laagmasker of vectormasker aan te passen. Met de schuifregelaar Dichtheid wordt de maskerdekking bestuurd. Met Doezelaar verzacht u de randen van maskers.

Overige opties gelden specifiek voor laagmaskers. Met de optie Omkeren draait u gemaskeerde en niet-gemaskeerde gebieden om. Met de optie Maskerrand beschikt u over een aantal besturingselementen voor het wijzigen van de maskerranden, zoals Vloeiend en Slinken/vergroten. Zie Aanpassings- en opvullagen maken en beperken voor meer informatie over de optie Kleurbereik.

De maskerdichtheid wijzigen

  1. Selecteer in het deelvenster Lagen de laag met het masker dat u wilt bewerken.
  2. Klik in het deelvenster Lagen op de maskerminiatuur. Er verschijnt een rand rond de miniatuur.

  3. Sleep de schuifregelaar Dekking in het deelvenster Eigenschappen om de dekking van het masker aan te passen.

    Bij een dichtheid van 100% is het masker gedekt en wordt elk willekeurig onderliggend gebied van de laag geblokkeerd. Naarmate u de dichtheid verlaagt, wordt een groter gedeelte van het gebied onder het masker zichtbaar.

Randen van doezelaarmasker

  1. Selecteer in het deelvenster Lagen de laag met het masker dat u wilt bewerken.
  2. Klik in het deelvenster Lagen op de maskerminiatuur. Er verschijnt een rand rond de miniatuur.

  3. Sleep de schuifregelaar Doezelaar om doezelen toe te passen op de randen van het masker.

    Door doezelen worden de randen van het masker vervaagd en wordt een zachtere overgang gemaakt tussen de gemaskerde en niet-gemaskerde gebieden. Doezelen wordt toegepast vanaf de randen van het masker naar buiten, binnen het pixelbereik dat u instelt met de schuifregelaar.

Maskerranden verfijnen

  1. Selecteer in het deelvenster Lagen de laag met het masker dat u wilt bewerken.
  2. Klik in het deelvenster Lagen op de maskerminiatuur. Er verschijnt een rand rond de miniatuur.

  3. Klik op Selecteren en maskeren in de optiebalk. U kunt maskerranden wijzigen met de opties in de werkruimte Selecteren en maskeren en het masker bekijken tegen verschillende achtergronden. 

  4. Klik op OK in de werkruimte Selecteren en maskeren om uw wijzigingen toe te passen op het laagmasker.


Krijg sneller en gemakkelijker hulp

Nieuwe gebruiker?