Presentatie-overlays

In het deelvenster Objectstatussen kunt u een set afbeeldingen maken voor een presentatie. Elke status, of dia, kan meerdere objecten bevatten. Als u bijvoorbeeld bij elke afbeelding een ander tekstframe wilt weergeven, combineert u de afbeelding en het tekstframe op dezelfde status.

Presentatiestatussen bieden ondersteuning voor alle interactieve overlays, behalve presentaties.

Een presentatie maken via het deelvenster Objectstatussen

Oplossing voor hotspotknop

Presentatieafbeeldingen worden omgezet in PNG-afbeeldingen in het folio.

U kunt op dit moment geen presentaties weergeven op een volledig scherm zonder gebruik te maken van HTML.

  1. Gebruik in InDesign het deelvenster Objectstatussen (Venster > Interactief > Objectstatussen) om een presentatie te maken. (Raadpleeg voor meer informatie Een presentatie van objecten met meerdere statussen maken in de Help bij InDesign CS.)

    Als u een object met meerdere statussen maakt, voegt u afbeeldingen in, lijnt u deze uit in een artikel en zet u het artikel om in een object met meerdere statussen.

  2. Geef in het deelvenster Objectstatussen een naam voor het object op.

    Als uw objecten met meerdere statussen in de documenten met een horizontale en verticale lay-out zowel dezelfde objectnaam als dezelfde afzonderlijke statusnamen hebben, blijft de continuïteit van de presentatie behouden wanneer de iPad wordt gedraaid. Daarnaast zijn analyserapporten eenvoudiger te begrijpen als er een beschrijvende naam is gebruikt.

    Opmerking:

    U voorkomt fouten door geen interpunctietekens of uitgebreide tekens te gebruiken in de naam van het object of de objectstatus.

  3. Maak navigatieknoppen waarmee door de statussen in objecten met meerdere statussen kan worden gebladerd.

    Gebruik de actie Ga naar status om naar een specifieke dia te verwijzen. Gebruik de acties Ga naar volgende status en Ga naar vorige status om door dia's te navigeren.

    Opmerking:

    In het deelvenster Voorbeeldknoppen in InDesign vindt u een bibliotheek met navigatieknoppen. Als u deze voorbeeldknoppen gebruikt, verwijdert u de bestaande actie en vervangt u deze door de actie Ga naar volgende status of Ga naar vorige status.

  4. Als u wilt dat de vormgeving van de knop verandert als op de knop wordt getikt, klikt u op [Klikken] onder Vormgeving en verandert u de vormgeving.

    Als een knop gebruikmaakt van de actie Ga naar status, wordt de status [Klikken] weergegeven wanneer de specifieke status wordt geselecteerd. Zo kan de statusknop [Normaal] een zwart frame hebben en de status [Klikken] een rood frame. Het rode frame wordt weergegeven wanneer op de knop wordt getikt op de iPad. (De status [Rollover] wordt niet ondersteund op mobiele apparaten.)

  5. Als u presentatie-instellingen wilt wijzigen, selecteert u het object met meerdere statussen en geeft u de volgende instellingen op in het deelvenster Overlays/Folio Overlays:

    Automatisch afspelen

    Selecteer deze optie als u wilt dat het afspelen van de presentatie wordt gestart wanneer gebruikers naar de pagina gaan.

    Tikken voor afspelen/pauzeren

    Als u deze instelling selecteert, kunnen gebruikers een automatisch weergegeven presentatie afspelen en pauzeren door op de presentatie te tikken. Ze kunnen de presentatie opnieuw instellen door erop te dubbeltikken.

    Vertraging

    Als Automatisch afspelen is geselecteerd, kunt u de tijd opgeven die verstrijkt tussen het laden van de pagina en de start van de presentatie. Geef een waarde op tussen 0 en 60 seconden.

    Interval

    Als Automatisch afspelen of Tikken voor afspelen/pauzeren is geselecteerd, kunt u met de waarde Interval bepalen hoe lang elke dia wordt weergegeven.

    Afspelen _ keer

    Als Automatisch afspelen of Tikken voor afspelen/pauzeren is geselecteerd, kunt u met deze optie bepalen hoe vaak de presentatie wordt afgespeeld. Deze optie is niet beschikbaar als Continu is geselecteerd.

    Continu

    Als Automatisch afspelen of Tikken voor afspelen/pauzeren is geselecteerd, selecteert u Continu om de presentatie doorlopend af te spelen totdat de gebruiker dubbeltikt op de presentatie of de pagina omslaat.

    Stoppen bij laatste afbeelding

    Als Automatisch afspelen of Tikken voor afspelen/pauzeren is geselecteerd, selecteert u Stoppen bij laatste afbeelding om te stoppen bij de laatste afbeelding van de presentatie in plaats van de eerste.

    Kruisvervaging

    Als u deze instelling selecteert, zorgt u voor een vervagingsovergang naar de volgende dia. De standaardwaarde voor deze instelling is 0,5 seconde. U kunt een waarde tussen 0,125 en 60 seconden opgeven. Deze waarde is van toepassing op zowel automatisch afgespeelde als handmatig weergegeven presentaties.

    Veeggebaar om de afbeelding te wijzigen

    Als u deze instelling inschakelt, kan de gebruiker met een veeggebaar van dia naar dia gaan.

    Stoppen bij eerste/laatste afbeelding

    Met deze instelling bepaalt u of de weergave van de presentatie wordt gestopt of voortgezet wanneer de laatste dia in voorwaartse richting of de eerste dia in achterwaartse richting is bereikt. Deze optie is alleen van toepassing op veeggebaren.

    Verbergen vóór afspelen

    Als u deze optie selecteert, is de presentatie verborgen totdat de gebruiker op een knop tikt om een dia weer te geven.

    Omgekeerd afspelen

    Als u deze optie inschakelt, worden de afbeeldingen in de presentatie in omgekeerde volgorde afgespeeld.

    Indeling voor exporteren in PDF-artikelen

    Als uw presentatie wordt weergegeven in een artikel met de PDF-indeling, kunt u kiezen voor Bitmap of Vector. Vector is vooral handig als u één folio voor zowel SD als HD iPads of HD iPhones maakt. De optie Vector biedt scherpere tekst bij weergave van het folio op een HD iOS-apparaat, maar het laden duurt even. Voor de beste resultaten gebruikt u Vector voor presentaties met veel tekst en Raster voor presentaties met veel afbeeldingen of het maken van afzonderlijke weergaven voor SD- en HD iOS-apparaten. Rasterpresentaties worden opnieuw berekend tot maximaal 72 ppi.

Wanneer u het object met meerdere statussen kopieert naar een ander document, krijgt het object een andere naam. Zo wordt “zeeslakken” bijvoorbeeld “zeeslakken2”. Ten behoeve van de continuïteit wanneer het apparaat wordt gedraaid, dient u ervoor te zorgen dat de objecten in de documenten met een horizontale lay-out en die in een verticale lay-out dezelfde naam hebben. Zorg ervoor dat er aan het einde van de objectnaam geen spaties staan. Bovendien dienen de namen van de overeenkomende statussen in elke lay-out gelijk te zijn.

Krijg sneller en gemakkelijker hulp

Nieuwe gebruiker?