Met het installatieprogramma of de toepassingsbeheerconsole kunt u Adobe Connect zodanig configureren dat NAS- en SAN-apparaten kunnen worden gebruikt voor het beheren van de opslag van inhoud. Met inhoud worden alle bestanden bedoeld die in Adobe Connect zijn gepubliceerd, zoals cursussen, SWF-, PPT- of PDF-bestanden en gearchiveerde opnamen.
Hieronder worden mogelijke configuraties voor gedeelde opslag weergegeven:
Inhoud wordt naar het primaire externe opslagapparaat gekopieerd en wanneer nodig in de inhoudsmap van elke Adobe Connect-server geladen. Zo nodig wordt oude inhoud uit de inhoudsmap van elke server verwijderd om ruimte vrij te maken voor nieuwe inhoud. Bij deze configuratie komen bronnen op de toepassingsserver vrij en dit is vooral in grote clusters erg nuttig. (U geeft de gewenste waarden op in het vak Gedeelde opslag en het vak Grootte inhoudcache.)
Inhoud wordt naar alle servers en het primaire externe opslagapparaat gekopieerd. Deze configuratie wordt aanbevolen bij kleine clusters, tenzij u over zeer veel inhoud beschikt waartoe willekeurig toegang wordt verkregen. (U geeft de gewenste waarde op in het vak Gedeelde Opslag en u laat het vak Grootte inhoudcache leeg.)
Opmerking:
als u een Adobe Connect-cluster gebruikt en u geen apparaten voor gedeelde opslag configureert, werkt de cluster in de modus Spiegelen (inhoud die in Adobe Connect wordt gepubliceerd, wordt naar alle servers gekopieerd); in dat geval wordt inhoud nooit automatisch van een server verwijderd.
Volg deze stappen om de gedeelde opslag te configureren. U kunt de gedeelde opslag ook tijdens de installatie configureren.
Wanneer u gedeelde opslag voor één Adobe Connect-server configureert, volgt u de instructies in de eerste taak.
Configureert u gedeelde opslag voor een cluster, dan volgt u de instructies in de eerste taak voor één computer in de cluster, en de instructies in de tweede taak voor alle andere computers in de cluster.
Adobe Connect moet zonder gedeelde opslag worden geconfigureerd en op één server worden uitgevoerd voordat u verdergaat.
-
(Optioneel) Wanneer u een bestaande Adobe Connect-server wilt bijwerken voor het gebruik van gedeelde opslagvolumes, moet u de inhoud van een van de bestaande servers kopiëren naar het gedeelde volume.
-
Kopieer de map [basisinstallatiemap]\content\7 naar het gedeelde volume dat u in stap 1 hebt gemaakt.
Opmerking:
Sommige computers in een cluster hebben mogelijk extra inhoud. Adobe Connect kan deze bestanden niet gebruiken, maar als u ze wilt kopiëren naar het gedeelde volume voor archiveringsdoeleinden, kunt u een script schrijven en uitvoeren waarmee de inhoud van elke computer wordt vergeleken met de inhoud van het gedeelde volume.
-
Selecteer in het venster Toepassingsinstellingen het tabblad Serverinstellingen, schuif omlaag naar het gedeelte Instellingen voor gedeelde opslag en geef een mappad op in het vak Gedeelde opslag (bijvoorbeeld \\volume\directory\.
Als het primaire opslagapparaat vol raakt, kunt u een ander apparaat op de primaire positie toevoegen. Scheid de paden met puntkomma's (;).
\\volume\directory;\\volume2\directory
Opmerking:
schrijven (kopiëren naar de opslagmap) wordt alleen in de eerste map uitgevoerd. Lezen (kopiëren vanuit de opslagmap) wordt vanaf de eerste map op volgorde uitgevoerd totdat het bestand wordt gevonden.
-
(Optioneel) Als u de inhoudsmap op Adobe Connect zodanig wilt configureren dat deze als een cache fungeert (middelen worden automatisch verwijderd wanneer ruimte nodig is en worden bij behoefte teruggezet), typt u een waarde in het vak Grootte inhoudcache
De grootte van de inhoudscache is een percentage van de schijfruimte die als cache wordt gebruikt. Het is raadzaam een waarde in te stellen die ligt tussen 15 en 50, omdat de cache snel veel groter kan worden dan de ingestelde grootte. De cache wordt pas leeggemaakt nadat de weergegeven inhoud is verlopen (24 uur nadat deze voor het laatst is weergegeven).