- Photoshop Handboek
- Inleiding tot Photoshop
- Photoshop en andere Adobe-producten en -services
- Photoshop op de iPad (niet beschikbaar op de vasteland van China)
- Photoshop op de iPad | Veelgestelde vragen
- Kennismaken met de werkruimte
- Systeemvereisten | Photoshop voor iPad
- Documenten maken, openen en exporteren
- Foto's toevoegen
- Werken met lagen
- Tekenen en schilderen met penselen
- Selecties maken en maskers toevoegen
- Uw composities retoucheren
- Werken met aanpassingslagen
- Pas de tonaliteit van uw compositie aan met Curven
- Transformatiebewerkingen toepassen
- Uw composities uitsnijden en roteren
- Canvas roteren, pannen, zoomen en opnieuw instellen
- Werken met tekstlagen
- Werken met Photoshop en Lightroom
- Vind ontbrekende lettertypen in Photoshop op de iPad
- Japanse tekens in Photoshop op de iPad
- App-instellingen beheren
- Aanraaksneltoetsen en bewegingen
- Sneltoetsen
- Afbeeldingsgrootte bewerken
- Livestreamen terwijl u in Photoshop werkt op de iPad
- Imperfecties corrigeren met het Retoucheerpenseel
- Penselen maken in Capture en gebruiken in Photoshop op de iPad
- Werken met Camera Raw-bestanden
- Slimme objecten maken en ermee werken
- De belichting in uw afbeeldingen aanpassen met Tegenhouden en Doordrukken
- Opdrachten voor automatische aanpassing in Photoshop op de iPad
- Gebieden uitsmeren in uw afbeeldingen met Photoshop op de iPad
- Meer of minder verzadiging van uw afbeeldingen met de tool Spons
- Vullen met behoud van inhoud voor iPad
- Photoshop op internet (niet beschikbaar op het vasteland van China)
- Algemene vragen
- Systeemvereisten
- Sneltoetsen
- Ondersteunde bestandsindelingen
- Kennismaken met de werkruimte
- Clouddocumenten openen en bewerken
- Generatieve AI-functies
- Basisconcepten van bewerken
- Snelle handelingen
- Werken met lagen
- Afbeeldingen retoucheren en onvolkomenheden verwijderen
- Snelle selecties maken
- Afbeeldingen verbeteringen met Aanpassingslagen
- Een opvullaag toevoegen
- Afbeeldingen verplaatsen, transformeren en uitsnijden
- Tekenen en schilderen
- Vormen tekenen en bewerken
- Werken met tekstlagen
- Met iedereen op het web werken
- App-instellingen beheren
- Afbeelding genereren
- Achtergrond genereren
- Referentieafbeelding
- Photoshop (Beta) (niet beschikbaar op het vasteland van China)
- Generatieve AI (niet beschikbaar op het vasteland van China)
- Algemene vragen over de generatieve AI in Photoshop
- Generatief vullen in Photoshop op de desktop
- Een afbeelding genereren met beschrijvende tekstopdrachten
- Generatief uitbreiden in Photoshop op de desktop
- Achtergrond vervangen met Achtergrond genereren
- Nieuwe variaties genereren met Vergelijkbare content genereren
- Generatief vullen in Photoshop op de iPad
- Generatief uitbreiden in Photoshop op de iPad
- Generatieve AI-functies in Photoshop op internet
- Content-authenticiteit (niet beschikbaar op het vasteland van China)
- Clouddocumenten (niet beschikbaar op het vasteland van China)
- Photoshop-clouddocumenten | Algemene vragen
- Photoshop-clouddocumenten | Vragen over workflow
- Clouddocumenten beheren en bewerken in Photoshop
- Cloudopslag upgraden voor Photoshop
- Kan geen clouddocumenten maken of opslaan
- Fouten met Photoshop-clouddocumenten oplossen
- Synchronisatielogboeken voor clouddocumenten verzamelen
- Anderen uitnodigen om uw clouddocumenten te bewerken
- Bestanden delen en opmerkingen in de app
- Werkruimte
- Basisbegrippen voor werkruimten
- Voorkeuren
- Sneller leren met het deelvenster Ontdekken van Photoshop
- Documenten maken
- Bestanden plaatsen
- Standaardsneltoetsen
- Sneltoetsen aanpassen
- Toolgalerieën
- Prestatievoorkeuren
- Tools gebruiken
- Voorinstellingen
- Raster en hulplijnen
- Aanraakbewegingen
- De Touch Bar gebruiken met Photoshop
- Aanraakfuncties en aanpasbare werkruimten
- Technology Previews
- Metagegevens en notities
- Photoshop-afbeeldingen in andere toepassingen opnemen
- Linialen
- Niet-afdrukbare extra's tonen of verbergen
- Het aantal kolommen voor een afbeelding opgeven
- Ongedaan maken en historie
- Deelvensters en menu's
- Elementen instellen met de functie Magnetisch
- Plaatsen met de liniaal
- Ontwerp van websites, schermen en apps
- Basisprincipes van afbeeldingen en kleuren
- Afbeeldingen vergroten/verkleinen
- Werken met raster-en vectorafbeeldingen
- Grootte en resolutie van afbeeldingen
- Afbeeldingen ophalen van camera's en scanners
- Afbeeldingen maken, openen en importeren
- Afbeeldingen weergeven
- Fout Ongeldige JPEG-markering | Afbeeldingen openen
- Meerdere afbeeldingen weergeven
- Kleurkiezers en -stalen aanpassen
- HDR-afbeeldingen (High Dynamic Range)
- Kleuren in uw afbeelding afstemmen
- Afbeeldingen omzetten in andere kleurmodi
- Kleurmodi
- Delen van een afbeelding wissen
- Overvloeimodi
- Kleuren kiezen
- Geïndexeerde-kleurentabellen aanpassen
- Informatie over afbeeldingen
- Vervormingsfilters zijn niet beschikbaar
- Informatie over kleur
- Kleuren en monochrome instellingen aanpassen aan de hand van kanalen
- Kleuren kiezen in de deelvensters Kleur en Stalen
- Monster
- Kleurmodus of Afbeeldingsmodus
- Kleurzweem
- Een voorwaardelijke moduswijziging toevoegen aan een handeling
- Stalen toevoegen uit HTML, CSS en SVG
- Bitdiepte en voorkeuren
- Lagen
- Basisbegrippen voor lagen
- Niet-destructieve bewerkingen
- Lagen en groepen maken en beheren
- Lagen selecteren, groeperen en koppelen
- Afbeeldingen in kaders plaatsen
- Laagdekking en overvloeien
- Lagen maskeren
- Slimme filters toepassen
- Laagsamenstellingen
- Lagen verplaatsen, stapelen en vergrendelen
- Lagen maskeren met vectormaskers
- Lagen en groepen beheren
- Laageffecten en laagstijlen
- Laagmaskers bewerken
- Middelen extraheren
- Lagen met uitknipmaskers tonen
- Afbeeldingsmiddelen genereren op basis van lagen
- Werken met slimme objecten
- Overvloeimodi
- Meerdere afbeeldingen combineren tot een groepsportret
- Afbeeldingen combineren met automatisch overvloeiende lagen
- Lagen uitlijnen en verdelen
- CSS kopiëren uit lagen
- Selecties uit een laag of grenzen van een laagmasker laden
- Uitnemen om inhoud van andere lagen zichtbaar te maken
- Selecties
- Aan de slag met selecties
- Selecties maken in uw compositie
- Werkruimte Selecteren en maskeren
- Selecties aanbrengen met de selectiekadertools
- Selecties maken met de lassotools
- Pixelselecties aanpassen
- Geselecteerde pixels verplaatsen, kopiëren en verwijderen
- Een tijdelijk snelmasker maken
- Een kleurbereik selecteren in een afbeelding
- Paden omzetten in selectiekaders en omgekeerd
- Basisbegrippen voor kanalen
- Selecties en alfakanaalmaskers opslaan
- De afbeeldingsgebieden met de focus selecteren
- Kanalen dupliceren, splitsen en samenvoegen
- Kanaalberekeningen
- Aan de slag met selecties
- Afbeeldingsaanpassingen
- Objectkleuren vervangen
- Perspectief verdraaien
- Vervaging door camerabeweging verminderen
- Voorbeelden van de tool Retoucheerpenseel
- Kleur-opzoektabellen exporteren
- De scherpte en vervaging van afbeeldingen aanpassen
- Kleuraanpassingen
- De aanpassing Helderheid/contrast toepassen
- Schaduwdetails en hooglichtdetails aanpassen
- Aanpassing Niveaus
- De kleurtoon en verzadiging aanpassen
- Levendigheid aanpassen
- De kleurverzadiging in afbeeldingsgebieden aanpassen
- Snel aanpassingen aanbrengen aan tinten
- Speciale kleureffecten toepassen op afbeeldingen
- Uw afbeelding verbeteren met aanpassingen in kleurbalans
- HDR-afbeeldingen (High Dynamic Range)
- Histogrammen en pixelwaarden bekijken
- Kleuren in uw afbeelding afstemmen
- Foto's uitsnijden en rechttrekken
- Een kleurenfoto omzetten in zwart-wit
- Aanpassings- en opvullagen
- Aanpassing Curven
- Overvloeimodi
- Afbeeldingen voorbereiden voor drukken
- De kleur en toon aanpassen met de pipetten Niveaus en Curven
- HDR-belichting en -kleurtinten aanpassen
- Afbeeldingsgebieden doordrukken of tegenhouden
- Selectieve kleuraanpassingen aanbrengen
- Adobe Camera Raw
- Systeemvereisten voor Camera Raw
- Nieuwe functies in Camera Raw
- Kennismaken met Camera Raw
- Panorama's maken
- Ondersteunde lenzen
- Vignet-, korrel- en neveleffecten in Camera Raw
- Standaardsneltoetsen
- Automatische perspectiefcorrectie in Camera Raw
- Radiaalfilter in Camera Raw
- Camera Raw-instellingen beheren
- Afbeeldingen openen, verwerken en opslaan in Camera Raw
- Repareer afbeeldingen met de verbeterde tool Vlekken verwijderen in Camera Raw
- Afbeeldingen roteren, uitsnijden en aanpassen
- Kleurweergave aanpassen in Camera Raw
- Procesversies in Camera Raw
- Lokale aanpassingen aanbrengen in Camera Raw
- Afbeeldingen repareren en restaureren
- Afbeeldingen verbeteren en transformeren
- De lucht in uw afbeeldingen vervangen
- Objecten transformeren
- Uitsnijding, rotatie en canvasgrootte aanpassen
- Foto's uitsnijden en rechttrekken
- Panoramische afbeeldingen maken en bewerken
- Afbeeldingen, vormen en paden verdraaien
- Perspectiefpunt
- Schalen en de inhoud behouden
- Afbeeldingen, vormen en paden transformeren
- Tekenen en verven
- Symmetrische patronen tekenen
- Rechthoeken tekenen en lijnopties wijzigen
- Tekenen
- Vormen tekenen en bewerken
- Tekentools
- Penselen maken en wijzigen
- Overvloeimodi
- Kleur toevoegen aan paden
- Paden bewerken
- Tekenen met het mixerpenseel
- Voorinstellingen voor penselen
- Verlopen
- Interpolatie met verloop
- Selecties, lagen en paden vullen en omlijnen
- Tekenen met de pentools
- Patronen maken
- Een patroon maken met de Patroonmaker
- Paden beheren
- Bibliotheken en voorinstellingen van patronen beheren
- Tekenen of verven met een grafisch tablet
- Structuurpenselen maken
- Dynamische elementen toevoegen aan penselen
- Verloop
- Gestileerde streken tekenen met het penseel Tekeninghistorie
- Tekenen met een patroon
- Voorinstellingen synchroniseren op meerdere apparaten
- Voorinstellingen, handelingen en instellingen migreren
- Tekst
- Filters en effecten
- De galerie Vervagen gebruiken
- Basisbeginselen van filters
- Overzicht van de filtereffecten
- Belichtingseffecten toevoegen
- Het filter Adaptief groothoek gebruiken
- Het filter Olieverf gebruiken
- Het filter Uitvloeien gebruiken
- Laageffecten en laagstijlen
- Specifieke filters toepassen
- Natte vinger gebruiken in afbeeldingsgebieden
- De galerie Vervagen gebruiken
- Opslaan en exporteren
- Kleurbeheer
- Ontwerp van websites, schermen en apps
- Video en animatie
- Video's bewerken in Photoshop
- Video- en animatielagen bewerken
- Overzicht van video en animatie
- Voorvertoningen van video en animaties weergeven
- Frames tekenen in videolagen
- Videobestanden en reeksen afbeeldingen importeren
- Frameanimaties maken
- Creative Cloud 3D-animatie (Preview)
- Tijdlijnanimaties maken
- Afbeeldingen maken voor video
- Afdrukken
- 3D-objecten afdrukken
- Afdrukken vanuit Photoshop
- Afdrukken met kleurbeheer
- Contactbladen en PDF-presentaties
- Foto's afdrukken in een figuurpakketlay-out
- Steunkleuren afdrukken
- Afbeeldingen drukken op een professionele drukpers
- Kleurenafdrukken in Photoshop verbeteren
- Problemen met afdrukken oplossen | Photoshop
- Automatisering
- Handelingen maken
- Gegevensgestuurde afbeeldingen maken
- Scripts
- Een groep bestanden verwerken
- Handelingen afspelen en beheren
- Voorwaardelijke acties toevoegen
- Handelingen en het deelvenster Handelingen
- Tools opnemen in handelingen
- Een voorwaardelijke moduswijziging toevoegen aan een handeling
- Photoshop-gebruikersinterfacewerkset voor plug-ins en scripts
- Problemen oplossen
- Opgeloste problemen
- Bekende problemen
- Prestaties van Photoshop optimaliseren
- Problemen oplossen - basis
- Problemen oplossen voor crash of vastlopen
- Programmafouten oplossen
- Fouten oplossen die zijn opgetreden doordat de werkschijf vol is
- Problemen met GPU en het grafische stuurprogramma oplossen
- Ontbrekende tools zoeken
- Photoshop | Veelgestelde vragen over 3D-functies die niet meer beschikbaar zijn
Leer hoe u met de opdrachten Ongedaan maken/Opnieuw en het deelvenster Historie de staat van uw afbeeldingen bepaalt in Adobe Photoshop.
Met de opdrachten Ongedaan maken/Opnieuw en het deelvenster Historie kunt u eenvoudig de staat (staten) van uw afbeeldingen bepalen.
Werken met de opdrachten Ongedaan maken of Opnieuw
Bijgewerkt in Photoshop CC 20.0 (versie van oktober 2018)
Vanaf de versie van oktober 2018 van Photoshop CC (20.0) kunt u meerdere stappen ongedaan maken in uw Photoshop-document met Ctrl + Z (Windows) of Command + Z (Macintosh). Deze nieuwe modus om meerdere stappen ongedaan te maken is standaard ingeschakeld.
Om een bewerking ongedaan maken of opnieuw uit te voeren, doet u het volgende:
- Ongedaan maken: Eén stap terug in de bewerkingen. Kies Bewerken > Ongedaan maken of gebruik de sneltoets Ctrl + Z (Windows) / Command + Z (Macintosh).
- Opnieuw: Eén bewerking vooruit. Kies Bewerken > Opnieuw of gebruik de sneltoets Shift + Control + Z (Windows) / Shift + Command + Z (Macintosh).
In het menu Bewerken verschijnt ook de naam van de stap die ongedaan wordt gemaakt, naast de opdrachten Ongedaan maken en Opnieuw. Bijvoorbeeld Bewerken > Ongedaan maken: Tekst bewerken.
(Photoshop)
Om de verouderde sneltoetsen voor ongedaan maken te herstellen in Photoshop doet u het volgende:
- In de menubalk kiest u Bewerken > Sneltoetsen.
- In het deelvenster Sneltoetsen en menu's selecteert u Verouderde sneltoetsen voor ongedaan maken gebruiken. Klik vervolgens op OK.
- Start Photoshop opnieuw.
(Adobe Camera Raw)
Om de verouderde sneltoetsen voor ongedaan maken te herstellen in Adobe Camera Raw, doet u het volgende:
- Ga in de menubalk van Photoshop naar Bewerken > Voorkeuren > Bestandsafhandeling.
- In het gedeelte Bestandscompatibiliteit, klikt u op Camera Raw-voorkeuren.
- In het deelvenster Camera Raw-voorkeuren selecteert u Verouderde sneltoetsen voor ongedaan maken gebruiken en klikt u op OK.
- Start Photoshop opnieuw.
Terugkeren naar de laatst opgeslagen versie
-
Kies Bestand > Vorige versie.Opmerking:
Vorige versie wordt toegevoegd als historische staat in het deelvenster Historie en kan ongedaan worden gemaakt.
Een deel van een afbeelding tot de laatst opgeslagen versie herstellen
-
Voer een van de volgende handelingen uit:
Met het Historiepenseel tekent u met de geselecteerde staat of opname in het deelvenster Historie.
Gebruik het gummetje met de optie Wissen en in historie opnemen ingeschakeld.
Selecteer het gebied dat u wilt herstellen en kies Bewerken > Vullen. Kies bij Gebruik de optie Historie en klik op OK.
Opmerking:Als u de afbeelding wilt herstellen met een opname van de beginstaat van het document, kiest u Historieopties in het deelvenstermenu en schakelt u de optie Eerste opname automatisch maken in.
Een bewerking annuleren
-
Houd Esc ingedrukt totdat de bewerking is gestopt. In Mac OS kunt u ook de toets Command en de punt tegelijk indrukken.
Een bericht ontvangen wanneer een bewerking is uitgevoerd
Aan de voortgangsbalk ziet u dat een bewerking wordt uitgevoerd. U kunt een bewerking onderbreken of het programma een signaal laten geven zodra een bewerking is voltooid.
-
Voer een van de volgende handelingen uit: kies Bewerken > Voorkeuren > Algemeen (Windows) of Photoshop > Voorkeuren > Algemeen (Mac OS).
-
Selecteer Signaal wanneer gereed.
-
Klik op OK.
Deelvenster Historie gebruiken
U kunt het deelvenster Historie gebruiken om te schakelen naar elke recente afbeeldingsstaat van afbeeldingen die in de huidige werksessie zijn gemaakt. Telkens wanneer u een wijziging toepast op een afbeelding, wordt de nieuwe staat van die afbeelding aan het deelvenster toegevoegd.
Als u bijvoorbeeld een deel van een afbeelding selecteert, erin tekent en dit roteert, worden elk van deze staten afzonderlijk in het deelvenster weergegeven. Wanneer u een van de staten hebt geselecteerd, wordt de afbeelding teruggezet in de staat waarin het verkeerde toen die wijziging voor het eerst werd aangebracht. Die staat is dan het uitgangspunt voor verdere bewerkingen.
U kunt het deelvenster Historie ook gebruiken om afbeeldingsstaten te verwijderen en, in Photoshop, om een document te maken van een staat of opname.
Kies Venster > Historie of klik op het tabblad van het deelvenster Historie om het deelvenster Historie weer te geven.
A. De bron van het historiepenseel instellen B. Miniatuur van een opname C. Historiestaat D. Schuifregelaar voor historiestaten
Let op het volgende als u het deelvenster Historie gebruikt:
Wijzigingen die het gehele programma betreffen, zoals wijzigingen in deelvensters, kleurinstellingen, handelingen en voorkeuren, vindt u niet terug in het deelvenster Historie, omdat het geen wijzigingen in een bepaalde afbeelding betreft.
Het deelvenster Historie bevat standaard de laatste 20 staten. U kunt het aantal staten in het geheugen wijzigen door een voorkeur in te stellen via Voorkeuren > Prestaties. Eerdere staten worden automatisch verwijderd om geheugen vrij te maken voor Photoshop. Als u een bepaalde staat wilt behouden gedurende de werksessie, maakt u een opname van die staat (zie Opname van een afbeelding maken).
Wanneer u het document sluit en weer opent, worden alle staten en opnamen van de laatste werksessie uit het deelvenster gewist.
Standaard wordt er een opname van de beginstaat van het document boven in het deelvenster weergegeven.
Staten worden onder aan de lijst toegevoegd. De oudste staat bevindt zich dus boven aan de lijst; de meest recente onderaan.
Bij elke staat wordt de naam van de tool of de opdracht weergegeven waarmee de afbeelding is gewijzigd.
Als u een staat selecteert, worden de staten daaronder automatisch grijs. Hierdoor is duidelijk welke wijzigingen worden genegeerd als u vanaf de geselecteerde staat verder werkt.
Wanneer u een staat selecteert en de afbeelding vervolgens wijzigt, worden standaard alle volgende staten gewist.
Als u een staat selecteert en vervolgens de afbeelding wijzigt, zodat alle volgende staten worden gewist, kunt u met de opdracht Ongedaan maken de laatste wijziging terugdraaien en zo de gewiste staten opnieuw instellen.
Wanneer u een staat verwijdert, wordt standaard die staat met alle volgende staten gewist. Als de optie Niet-lineaire historie toestaan is ingeschakeld, wordt bij het verwijderen van een staat alleen de betreffende staat gewist.
Naar een vorige afbeeldingsstaat terugkeren
-
Ga als volgt te werk:
Klik op de naam van de staat.
Kies Stap vooruit of Stap terug in het menu van het deelvenster Historie of in het menu Bewerken om naar de volgende of vorige staat te gaan.
Een of meer afbeeldingsstaten verwijderen
-
Voer een van de volgende handelingen uit:
Klik op de naam van de staat en kies Verwijderen in het menu van het deelvenster Historie om die wijziging en alle volgende wijzigingen te verwijderen.
Sleep de staat naar het pictogram met de prullenbak om die wijziging en alle volgende wijzigingen te verwijderen.
Kies de opdracht Historie wissen in het deelvenstermenu om de hele lijst met staten in het deelvenster Historie te wissen zonder de afbeelding te wijzigen. Hiermee vermindert u de hoeveelheid geheugen die Photoshop gebruikt niet.
Houd Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt en kies in het deelvenstermenu Historie wissen als u de lijst met staten in het deelvenster Historie wilt leegmaken zonder de afbeelding te wijzigen. Wanneer u een waarschuwing krijgt dat Photoshop te weinig geheugen heeft, is leegmaken zinvol, omdat de staten met deze optie worden verwijderd uit de buffer voor ongedaan maken, zodat er meer geheugen vrij komt. U kunt de opdracht Historie wissen niet ongedaan maken.
Kies Bewerken > Leegmaken > Historie als u de lijst met staten voor alle geopende documenten wilt leegmaken. U kunt deze handeling niet ongedaan maken.
Een document met een afbeeldingsstaat maken of vervangen
-
Voer een van de volgende handelingen uit:
Sleep een staat of opname naar de knop Nieuw document maken van huidige staat in het deelvenster Historie. De historielijst van het zojuist gemaakte document bevat alleen een vermelding voor de status Dupliceren.
Selecteer een staat of opname en klik op de knop Nieuw document maken van huidige staat . De historielijst van het zojuist gemaakte document bevat alleen een vermelding voor de status Dupliceren.
Selecteer een staat of opname en kies Nieuw document in het menu van het deelvenster Historie. De historielijst van het zojuist gemaakte document bevat alleen een vermelding voor de status Dupliceren.
Sleep een staat naar een bestaand document.
Opmerking:Als u een of meer opnamen of staten van een afbeelding wilt opslaan voor gebruik in een volgende werksessie, maakt u voor elke staat die u opslaat een nieuw bestand, dat u afzonderlijk opslaat. Wanneer u het oorspronkelijke bestand weer opent, kunt u ook de andere opgeslagen bestanden openen. U kunt dan van elk bestand de eerste opname naar de oorspronkelijke afbeelding slepen, zodat u vanuit het deelvenster Historie van de oorspronkelijke afbeelding weer toegang hebt tot de opnamen.
Historieopties instellen
U kunt het maximale aantal elementen van het deelvenster Historie en andere opties voor het aanpassen van het deelvenster instellen.
-
Selecteer Historieopties in het menu van het deelvenster Historie.
-
Selecteer een optie:
Eerste opname automatisch maken
Hiermee maakt u automatisch een opname van de beginstaat van de afbeelding als het document is geopend.
Automatisch nieuwe opname maken bij opslaan
Hiermee genereert u elke keer een opname tijdens het opslaan.
Niet-lineaire historie toestaan
Hiermee kunt u wijzigingen in een geselecteerde staat aanbrengen zonder de volgende staten te verwijderen. Wanneer u een staat selecteert en de afbeelding wijzigt, worden normaliter alle volgende staten ook verwijderd. Op deze manier kan het deelvenster Historie een reeks bewerkingsstappen weergeven in de volgorde waarin ze werden gemaakt. Wanneer staten niet-lineair worden opgenomen, kunt u een staat selecteren, de afbeelding wijzigen en uitsluitend die staat verwijderen. De wijziging wordt aan het eind van de lijst toegevoegd.
Dialoogvenster Nieuwe opname standaard tonen
Hiermee vraagt Photoshop u opnamen te benoemen, zelfs als u de knoppen van het deelvenster gebruikt.
Wijzigingen in zichtbaarheid laag herstelbaar maken
Deze optie is standaard geselecteerd. Zichtbaarheid van lagen in- of uitschakelen wordt geregistreerd als stap in het deelvenster Historie. Maak de selectie van deze optie ongedaan om wijzigingen in de zichtbaarheid van lagen niet op te nemen als stappen in het deelvenster Historie.
Opties voor het historielogbestand instellen
Mogelijk dient u goed bij te houden wat er met een bestand is gebeurd in Photoshop, voor uw eigen administratie, die van uw klanten of voor juridische doeleinden. Met het historielogbestand kunt u een tekstuele historie bijhouden van wijzigingen die u in een afbeelding hebt aangebracht. U kunt de metagegevens van het historielogbestand bekijken met behulp van Adobe Bridge of het dialoogvenster Bestandsinfo.
U kunt de tekst exporteren naar een extern logbestand of u kunt de gegevens opslaan in de metagegevens van bewerkte bestanden. Wanneer u veel bewerkingen opslaat als metagegevens van het bestand zal de bestandsgrootte toenemen en zal het meer tijd kosten om dergelijke bestanden te openen en op te slaan.
Als u er zeker van wilt zijn dat er niet met het logbestand kan worden geknoeid, slaat u het bewerkingslogboek op in de metagegevens van het bestand en ondertekent u het logbestand digitaal met Adobe Acrobat.
Standaard worden de gegevens van het historielogbestand van iedere sessie opgeslagen als in de afbeelding ingesloten metagegevens. U kunt opgeven waar u de historielogbestandgegevens wilt opslaan en hoeveel gegevens het historielogbestand moet bevatten.
-
Kies Bewerken > Voorkeuren > Algemeen (Windows) of Photoshop > Voorkeuren > Algemeen (Mac OS).
-
Klik op Historielogbestand om deze optie in of juist uit te schakelen.
-
Kies een van de volgende opties voor de optie Logbestandonderdelen opslaan in:
Metagegevens
Door deze optie te selecteren, worden de gegevens van het historielogbestand opgeslagen als in het bestand ingesloten metagegevens.
Tekstbestand
Door deze optie te selecteren, worden de gegevens van het historielogbestand geëxporteerd naar een tekstbestand. U wordt gevraagd het tekstbestand een naam te geven en een locatie te kiezen waarin u het wilt opslaan.
Beide
Hiermee slaat u metagegevens op in het bestand en maakt u een tekstbestand.
Opmerking:Als u het tekstbestand wilt opslaan op een andere locatie of een ander tekstbestand wilt opslaan, klikt u op de knop Kiezen. Vervolgens geeft u aan waar u het tekstbestand wilt opslaan, geeft u het bestand desgewenst een naam en klikt u op Opslaan.
-
Kies een van de volgende opties in het menu Logonderdelen bewerken:
Alleen sessies
Het systeem houdt bij wanneer u Photoshop start of afsluit en elke keer dat u bestanden opent en sluit (met de bestandsnaam van elke afbeelding). Neemt geen informatie op over de bewerkingen die in het bestand hebben plaatsgevonden.
Bondig
Kies deze optie als u behalve de sessiegegevens de tekst wilt opnemen die verschijnt in het deelvenster Historie.
Gedetailleerd
Kies deze optie als u naast de bondige gegevens ook de tekst die verschijnt in het deelvenster Handelingen wilt opnemen in het logbestand. Kies Gedetailleerd als u een complete historie nodig hebt van alle wijzigingen die zijn aangebracht in de bestanden.
Opname van een afbeelding maken
Met de opdracht Opname kunt u een tijdelijke kopie (of opname) maken van elke staat van de afbeelding. De nieuwe opname wordt toegevoegd aan de lijst met opnamen boven aan het deelvenster Historie. Wanneer u een opname selecteert, kunt u verder werken vanaf die versie van de afbeelding.
Opnamen lijken op de staten die in het deelvenster Historie worden weergegeven, maar hebben een aantal voordelen:
U kunt opnamen benoemen, zodat u deze gemakkelijk kunt herkennen.
U kunt opnamen gedurende een volledige werksessie opslaan.
U kunt effecten eenvoudig vergelijken. U kunt bijvoorbeeld een opname maken vóór en na het toepassen van een filter. Vervolgens selecteert u de eerste opname en probeert u verschillende filterinstellingen uit. Door te schakelen tussen de opnamen kunt u bepalen aan welke instellingen u de voorkeur geeft.
Met behulp van opnamen kunt u uw werk gemakkelijk herstellen. Wanneer u een complexe bewerking of handeling uitvoert, is het verstandig om eerst een opname te maken. Is het resultaat niet naar wens, dan kunt u alle stappen ongedaan maken door de opname te selecteren.
Opnamen worden niet met de afbeelding opgeslagen - bij het sluiten van een afbeelding worden de opnamen verwijderd. Wanneer u een opname selecteert en de afbeelding wijzigt, worden alle staten die op dat moment in het deelvenster Historie staan gewist, tenzij de optie Niet-lineaire historie toestaan is ingeschakeld.
Een opname maken
-
Selecteer een staat en kies een van de volgende mogelijkheden:
Als u automatisch een opname wilt maken, klikt u op de knop Nieuwe opname maken in het deelvenster Historie. Als de historieoptie Automatisch nieuwe opname maken bij opslaan is geselecteerd, kiest u Nieuwe opname in het menu van het deelvenster Historie.
Als u bij het maken van een opname opties wilt instellen, kiest u in het menu van het deelvenster Historie de opdracht Nieuwe opname of houdt u Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt en klikt u op de knop Nieuwe opname maken.
-
Voer in het tekstvak Naam de naam van de opname in.
-
Kies de opnameninhoud in het menu Van:
Volledig document
Maakt een opname van alle lagen in de afbeelding met die staat.
Verenigde lagen
Maakt een opname die alle lagen verenigt in de afbeelding met die staat.
Huidige laag
Maakt een opname van de laag die op dat moment is geselecteerd met die staat.
Werken met opnamen
-
Voer een van de volgende handelingen uit:
Als u een opname wilt selecteren, klikt u op de naam van de opname of sleept u de regelaar links van de opname omhoog of omlaag naar een andere opname.
Als u de naam van een opname wilt wijzigen, dubbelklikt u op de opnamen en voert u een naam in.
Als u een opname wilt verwijderen, selecteert u de opname en kiest u Verwijderen in het deelvenstermenu, klikt u op de knop met de prullenbak of sleept u de opname naar de knop met de prullenbak.
Tekenen met een staat of opname van een afbeelding
Met het historiepenseel kunt u in het huidige afbeeldingsvenster een kopie van een staat of opname van een afbeelding tekenen. Met deze tool maakt u een kopie, of monster van de afbeelding en tekent u ermee.
U kunt bijvoorbeeld een opname maken van een wijziging die u hebt aangebracht met een tekentool of filter (met de optie Volledig document geselecteerd wanneer u de opname maakt). Nadat u de wijziging in de afbeelding ongedaan hebt gemaakt, kunt u de wijziging met het historiepenseel selectief aanbrengen in bepaalde gebieden van de afbeelding. Tenzij u een verenigde opname selecteert, tekent u met het historiepenseel van een laag in de geselecteerde staat naar dezelfde laag in een andere staat.
Met het historiepenseel kopieert u van een staat of opname naar een andere staat of opname, maar alleen op dezelfde locatie. In Photoshop kunt u met het historiepenseel bovendien speciale effecten creëren.
-
Selecteer het historiepenseel .
-
Voer op de optiebalk een van de volgende handelingen uit:
Geef de dekking en de overvloeimodus op.
Kies een penseel en stel de penseelopties in.
-
Klik in het deelvenster Historie in de linkerkolom van de staat of opname die u als bron voor het historiepenseel wilt gebruiken.
-
Teken met het historiepenseel door te slepen.