Handboek Annuleren

Afbeeldingsmodi en kleurentabellen gebruiken

  1. Photoshop Elements Handboek
  2. Kennismaken met Photoshop Elements
    1. Nieuw in Photoshop Elements
    2. Systeemvereisten | Photoshop Elements
    3. Basisbeginselen van de werkruimte
    4. Modus Met instructies
    5. Fotoprojecten maken
  3. Werkruimte en omgeving
    1. Kennismaken met het beginscherm
    2. Basisbeginselen van de werkruimte
    3. Voorkeuren
    4. Tools
    5. Deelvensters en vakken
    6. Bestanden openen
    7. Linialen, rasters en hulplijnen
    8. De verbeterde modus Snel
    9. Uitleg over bestandsinformatie
    10. Voorinstellingen en bibliotheken
    11. Ondersteuning voor multi-aanraking
    12. Werkschijven, plug‑ins en updates van de applicatie
    13. Handelingen ongedaan maken, opnieuw uitvoeren en annuleren
    14. Afbeeldingen weergeven
  4. Foto's corrigeren en verbeteren
    1. Afbeeldingen vergroten/verkleinen
    2. Uitsnijden
    3. Camera Raw-afbeeldingsbestanden verwerken
    4. Vervaging toevoegen, kleuren vervangen en gedeelten van een afbeelding klonen
    5. Schaduwen en licht aanpassen
    6. Foto's retoucheren en corrigeren
    7. Foto's combineren
    8. Foto's verscherpen
    9. Transformeren
    10. Automatische slimme tint
    11. Opnieuw samenstellen
    12. Handelingen gebruiken om foto's te verwerken
    13. Photomerge-compositie
    14. Een panorama maken
    15. Bewegende overlays
    16. Bewegende elementen
  5. Tekst en vormen toevoegen
    1. Tekst toevoegen
    2. Tekst bewerken
    3. Vormen maken
    4. Vormen bewerken
    5. Overzicht van de tekenfuncties
    6. Tekentools
    7. Penselen instellen
    8. Patronen
    9. Opvullingen en lijnen
    10. Verlopen
    11. Werken met Aziatische tekst
  6. Snelle handelingen
  7. Bewerkingen met instructies, effecten en filters
    1. Modus Met instructies
    2. Filters
    3. Modus Met instructies: Photomerge-bewerkingen
    4. Modus Met instructies - Basisbewerkingen
    5. Aanpassingsfilters
    6. Effecten
    7. Modus Met instructies: Grappige bewerkingen
    8. Modus Met instructies - Speciale bewerkingen
    9. Artistieke filters
    10. Modus Bewerken met instructies: Kleurbewerkingen
    11. Modus Met instructies: Zwart-wit-bewerkingen
    12. Vervagingsfilters
    13. Penseelstreekfilters
    14. Vervormingsfilters
    15. Overige filters
    16. Ruisfilters
    17. Renderingsfilters
    18. Schetsfilters
    19. Stileerfilters
    20. Structuurfilters
    21. Pixelfilters
  8. Werken met kleuren
    1. Kleur begrijpen
    2. Kleurbeheer instellen
    3. De grondbeginselen van kleur- en tooncorrectie
    4. Kleuren kiezen
    5. Kleur, verzadiging en kleurtoon aanpassen
    6. Kleurzweem corrigeren
    7. Afbeeldingsmodi en kleurentabellen gebruiken
    8. Kleuren en Camera Raw
  9. Werken met selecties
    1. Selecties maken in Photoshop Elements
    2. Selecties opslaan
    3. Selecties aanpassen
    4. Selecties verplaatsen en kopiëren
    5. Selecties bewerken en verfijnen
    6. Selectieranden vloeiend maken met anti-aliasing en doezelen
  10. Werken met lagen
    1. Lagen maken
    2. Lagen bewerken
    3. Lagen kopiëren en rangschikken
    4. Aanpassings- en opvullagen
    5. Uitknipmaskers
    6. Laagmaskers
    7. Laagstijlen
    8. Dekking en overvloeimodi
  11. Fotoprojecten maken
    1. Grondbeginselen van projecten
    2. Fotoprojecten maken
    3. Fotoprojecten bewerken
    4. Reel met foto's maken
  12. Foto's opslaan, afdrukken en delen
    1. Afbeeldingen opslaan
    2. Foto's afdrukken
    3. Foto's online delen
    4. Afbeeldingen optimaliseren
    5. Afbeeldingen optimaliseren voor de JPEG-indeling
    6. Dithering in webafbeeldingen
    7. Bewerken met instructies: Deelvenster Delen
    8. Webafbeeldingen vooraf bekijken
    9. Transparantie en matte gebruiken
    10. Afbeeldingen optimaliseren voor de GIF- of PNG-8-indeling
    11. Afbeeldingen optimaliseren voor de PNG-24-indeling
  13. Sneltoetsen
    1. Toetsen voor het selecteren van tools
    2. Toetsen voor het selecteren en verplaatsen van objecten
    3. Toetsen voor het deelvenster Lagen
    4. Toetsen voor het tonen of verbergen van deelvensters (modus Expert)
    5. Toetsen voor tekenen en penselen
    6. Toetsen voor het gebruik van tekst
    7. Toetsen voor het filter Uitvloeien
    8. Toetsen voor het transformeren van selecties
    9. Toetsen voor het deelvenster Kleurstalen
    10. Toetsen voor het dialoogvenster Camera Raw
    11. Toetsen voor de Filtergalerie
    12. Toetsen voor het gebruik van overvloeimodi
    13. Toetsen voor het weergeven van afbeeldingen (modus Expert)

Afbeeldingsmodi

Een afbeeldingsmodus bepaalt het aantal kleuren dat in een afbeelding kan worden weergegeven en is tevens van invloed op de bestandsgrootte van de afbeelding. Photoshop Elements biedt vier afbeeldingsmodi: RGB, Bitmap, Grijswaarden en Geïndexeerde kleur.

Afbeeldingsmodi

A. De bitmapmodus B. De grijswaardenmodus C. De modus Geïndexeerde kleur D. De RGB-modus 

De bitmapmodus

Deze modus gebruikt de kleurwaarde zwart of wit om de pixels in een afbeelding weer te geven. Afbeeldingen in de bitmapmodus worden ook wel 1-bits bitmapafbeeldingen genoemd omdat ze een bitdiepte van 1 hebben.

De grijswaardenmodus

Deze modus gebruikt maximaal 256 grijstinten. Gijswaardenafbeeldingen zijn 8-bits afbeeldingen. Elke pixel in een afbeelding in de grijswaardenmodus heeft een helderheidswaarde tussen 0 (zwart) en 255 (wit). Grijswaarden kunnen ook worden gemeten als dekkingspercentage van zwarte inkt (0% is gelijk aan wit, 100% aan zwart).

De modus Geïndexeerde kleur

Deze modus gebruikt maximaal 256 kleuren. Geïndexeerde kleurenafbeeldingen zijn 8-bits afbeeldingen. Bij omzetting in geïndexeerde kleuren maakt Photoshop Elements een kleurentabel (CLUT: color lookup table), waarin de kleuren van de afbeelding geïndexeerd worden opgeslagen. Als een kleur uit het origineel niet in de tabel staat, kiest het programma de kleur die de oorspronkelijke kleur het dichtst benadert of wordt de kleur met beschikbare kleuren gesimuleerd. Doordat de geïndexeerde kleur een kleiner kleurenpalet gebruikt, blijft de bestandsgrootte beperkt terwijl de visuele kwaliteit behouden blijft, bijvoorbeeld voor een webpagina. Deze modus staat slechts een beperkt aantal bewerkingen toe. Voor uitgebreide bewerking moet u de afbeelding tijdelijk omzetten in de RGB-modus.

Wanneer u in de werkruimte Bewerken een andere kleurmodus kiest voor een afbeelding (Afbeelding > Modus > [afbeeldingsmodus]), worden de kleurwaarden in de afbeelding permanent gewijzigd. Er kunnen diverse redenen zijn waarom u met een andere modus wilt werken. Als u bijvoorbeeld een oude gescande foto in de modus Grijswaarden hebt en u wilt de foto inkleuren, moet u de foto omzetten in de RGB-modus. Tref de volgende voorbereidingen voordat u bestanden gaat omzetten:

  • Bewerk de foto zoveel mogelijk in de RGB-modus.

  • Maak een back-up vóór de omzetting. Het is van belang dat u een kopie van de afbeelding met alle lagen maakt, zodat u de oorspronkelijke versie nog kunt bewerken na de omzetting.

  • Voeg alle lagen van het bestand samen tot één laag voordat u het omzet. De interactie tussen kleuren in modi met overvloeiende lagen verandert wanneer u een andere modus kiest.

Opmerking:

Bij omzetting in de modus Bitmap of Geïndexeerde kleur worden verborgen lagen verwijderd en worden afbeeldingen automatisch samengevoegd tot één laag, omdat deze modi geen lagen ondersteunen.

De RGB-kleurmodus

Dit is de standaardmodus voor nieuwe Photoshop Elements-afbeeldingen en afbeeldingen die met een digitale camera zijn gemaakt. In de RGB-modus krijgen rode, groene en blauwe componenten een intensiteitswaarde toegewezen voor elke pixel, variërend van 0 (zwart) tot 255 (wit). Zo heeft een helderrode kleur bijvoorbeeld een R-waarde van 246, een G-waarde van 20 en een B-waarde van 50. Wanneer de waarden van de drie kleuren gelijk zijn, is het resultaat een neutrale grijstint. Wanneer de waarde van alle componenten 255 is, is het resultaat zuiver wit. Bij een waarde van 0 is het resultaat zuiver zwart.

Een afbeelding omzetten in de modus Bitmap

Als u een afbeelding wilt omzetten in de bitmapmodus, moet u deze eerst omzetten in de grijswaardenmodus. Hierdoor wordt de kleurinformatie in de afbeelding vereenvoudigd en de bestandsgrootte verminderd. Bij het omzetten in grijswaarden wordt informatie over kleurtoon en verzadiging uit de pixels verwijderd en blijven alleen de helderheidswaarden over. Voor afbeeldingen in de modus Bitmap zijn slechts weinig bewerkingsopties beschikbaar, waardoor het meestal het beste is om de afbeelding te bewerken in de modus Grijswaarden en de afbeelding daarna pas om te zetten.

  1. Kies Afbeelding > Modus > Bitmap.
  2. Als het om een RGB-afbeelding gaat, klikt u op OK om deze om te zetten in een grijswaardenafbeelding.
  3. Geef bij Uitvoer een waarde op voor de uitvoerresolutie van de afbeelding in de modus Bitmap en kies een maateenheid. Standaard staat zowel bij uitvoer als bij invoer de huidige resolutie van de afbeelding.
  4. Selecteer een van de volgende omzetmethoden voor bitmaps en klik op OK:

    50% drempel

    Pixels met grijswaarden boven het middengrijsniveau (128) worden omgezet in wit en pixels onder dit niveau worden omgezet in zwart. Het resultaat is een contrastrijke zwart-witweergave van de afbeelding.

    Oorspronkelijke grijswaardenafbeelding (links) en de omzetmethode 50% drempel toegepast (rechts).

    Patroon-dithering

    Bij het omzetten van de afbeelding worden de grijsniveaus gerangschikt in geometrische configuraties van zwarte en witte punten.

    Diffusie-dithering

    De afbeelding wordt omgezet door middel van een foutendiffusieproces, beginnend vanaf de pixel in de linkerbovenhoek van de afbeelding. Als de waarden van de pixels boven de middelste grijswaarde (128) liggen, worden de pixels omgezet in wit. Pixels met grijswaarden die onder de middelste grijswaarde liggen, worden omgezet in zwart. Aangezien de oorspronkelijke pixel bijna nooit zuiver wit of zuiver zwart is, is het ontstaan van fouten niet te voorkomen. Deze fout wordt overgedragen op de omliggende pixels en verspreid over de hele afbeelding. Dit resulteert in een korrelige, filmachtige structuur. Gebruik deze optie voor het weergeven van afbeeldingen op een zwart-witscherm.

    Patroon-dithering en Diffusie-dithering, omzetmethoden

Een bitmapafbeelding omzetten in een grijswaardenafbeelding

Houd er, voorafgaand aan het omzetten, rekening mee dat een afbeelding in de modus Bitmap die in de modus Grijswaarden is bewerkt, er niet hetzelfde uitziet na het terugzetten in de modus Bitmap. Neem bijvoorbeeld een pixel die zwart is in de modus Bitmap en vervolgens wordt veranderd in een grijstint in de modus Grijswaarden. Als de grijswaarde van de pixel licht genoeg is, zal de pixel wit worden na het terugzetten naar de modus Bitmap.

  1. Kies Afbeelding > Modus > Grijswaarden.
  2. Geef een waarde tussen 1 en 16 op voor de verhouding.

    De verhouding is de factor waarmee de omvang van de afbeelding wordt verkleind. Als u bijvoorbeeld een grijswaardenafbeelding 50% wilt verkleinen, geeft u 2 op als verhoudingsfactor. Als u een getal groter dan 1 opgeeft, wordt van meerdere pixels in de bitmapafbeelding het gemiddelde genomen en worden ze omgezet in één pixel in de grijswaardenafbeelding. Met dit proces kunt u meerdere grijstinten genereren voor een afbeelding die is gescand met een 1-bitsscanner.

Een afbeelding omzetten in de modus Geïndexeerde kleur

Met omzetting in geïndexeerde kleuren verkleint u het aantal kleuren in de afbeelding tot hoogstens 256, het standaardaantal kleuren van de bestandsindelingen .gif en .png-8 en veel webbrowsers. Deze omzetting maakt het bestand kleiner door kleurinformatie uit de afbeelding te verwijderen.

Opmerking:

Als u een afbeelding wilt omzetten in geïndexeerde kleur, moet u beginnen met een afbeelding in grijswaarden of RGB.

  1. Kies Afbeelding > Modus > Geïndexeerde kleur.
  2. Klik op OK om lagen samen te voegen.
    Opmerking:

    Hierbij worden alle zichtbare lagen samengevoegd en worden verborgen lagen verwijderd.

    Bij afbeeldingen in grijswaarden verloopt de omzetting automatisch. Bij RGB-afbeeldingen verschijnt het dialoogvenster Geïndexeerde kleur.

  3. Als u een voorbeeld van de wijzigingen wilt bekijken, schakelt u de optie Voorbeeld in het dialoogvenster Geïndexeerde kleur in.
  4. Geef desgewenst de volgende omzetopties op en klik op OK.

    Palet

    Hiermee geeft u het kleurenpalet op dat u wilt toepassen op de geïndexeerde-kleurenafbeelding. U kunt uit tien kleurenpaletten kiezen:

    Exact

    Met deze optie maakt u een palet met de exacte kleuren uit de RGB-afbeelding. Deze optie is alleen beschikbaar bij afbeeldingen met 256 kleuren of minder. Aangezien het palet alle kleuren in de afbeelding bevat, is er geen sprake van dithering.

    Systeem (Mac OS)

    Hierbij wordt gebruikgemaakt van het standaard 8‑bits kleurenpalet voor Mac OS, dat is gebaseerd op uniforme kleurmonsters van RGB‑kleuren.

    Systeem (Windows)

    Hierbij wordt gebruikgemaakt van het standaard 8‑bits kleurenpalet voor Windows, dat is gebaseerd op uniforme kleurmonsters van RGB‑kleuren.

    Web

    Deze optie werkt met de 216 kleuren die door webbrowsers, ongeacht het platform, worden gebruikt om afbeeldingen weer te geven op monitoren met maximaal 256 kleuren. Met deze optie voorkomt u browserdithering wanneer afbeeldingen worden weergegeven op monitoren met maximaal 256 kleuren.

    Uniform

    Met deze optie maakt u een palet door uniforme kleurmonsters te nemen uit het RGB-kleurenblokje. Als Photoshop Elements bijvoorbeeld zes gelijkmatig verdeelde kleurniveaus gebruikt, waarbij elk niveau rood, groen en blauw bevat, levert de combinatie een uniform palet op met 216 kleuren (zes tot de derde macht = 6 x 6 x 6 = 216). Het totale aantal kleuren in een afbeelding komt overeen met het dichtstbijzijnde perfecte blokje (8, 27, 64, 125 of 216) dat een lagere waarde heeft dan de waarde in het tekstvak Kleuren.

    Lokaal of Origineel (perceptueel)

    Hiermee wordt een aangepast palet gemaakt waarin kleuren waarvoor het menselijke oog gevoeliger is, een hogere prioriteit hebben. Bij Lokaal (perceptueel) wordt het palet toegepast op afzonderlijke afbeeldingen; bij Origineel (perceptueel) wordt het geselecteerde palet toegepast op meerdere afbeeldingen (bijvoorbeeld voor multimediaproducties).

    Lokaal of Origineel (selectief)

    Hiermee wordt een kleurentabel gemaakt die vergelijkbaar is met de perceptuele kleurentabel, maar waarin brede kleurgebieden worden benadrukt en webkleuren behouden blijven. Met deze optie worden doorgaans afbeeldingen gemaakt met de grootste kleurenintegriteit. Bij Lokaal (selectief) wordt het palet toegepast op afzonderlijke afbeeldingen; bij Origineel (selectief) wordt het geselecteerde palet toegepast op meerdere afbeeldingen (bijvoorbeeld voor multimediaproducties).

    Lokaal of Origineel (adaptief)

    Hiermee wordt een palet gemaakt door kleurmonsters te nemen uit het spectrum dat het meest wordt gebruikt in de afbeelding. Als een RGB-afbeelding bijvoorbeeld uitsluitend de kleuren groen en blauw bevat, wordt een kleurenpalet gemaakt dat voornamelijk uit groene en blauwe tinten bestaat. In de meeste afbeeldingen overheersen kleuren uit bepaalde gebieden in het spectrum. Als u meer greep op de kleuren in een palet wilt krijgen, selecteert u eerst het deel van de afbeelding dat de kleuren bevat die u wilt benadrukken. Bij de omzetting krijgen deze kleuren een groter gewicht. Bij Lokaal (adaptief) wordt het palet toegepast op afzonderlijke afbeeldingen; bij Origineel (adaptief) wordt het geselecteerde palet toegepast op meerdere afbeeldingen (bijvoorbeeld voor multimediaproducties).

    Aangepast

    Hiermee maakt u een aangepast palet in het dialoogvenster Kleurentabel. Bewerk de kleurentabel en sla deze voor later gebruik op of klik op Laden om een bestaande kleurentabel te laden. Met deze optie geeft u ook het huidige adaptieve palet weer, waarmee u de kleuren kunt bekijken die het meest in de afbeelding voorkomen.

    Vorige

    Met deze optie kiest u het aangepaste palet dat u bij de vorige omzetting hebt gebruikt. Dit is handig als u meerdere afbeeldingen wilt omzetten met hetzelfde aangepaste palet.

    Kleuren

    Hiermee geeft u voor de paletten Uniform, Perceptueel, Selectief of Adaptief het aantal kleuren op dat in de kleurentabel moet worden opgenomen (maximaal 256).

    Geforceerd

    Hiermee hebt u de beschikking over opties waarbij de opname van bepaalde kleuren in de kleurentabel wordt geforceerd. Met Zwart-wit voegt u een zuiver witte en een zuiver zwarte kleur aan de kleurentabel toe. Met Primaire kleuren voegt u rood, groen, blauw, cyaan, magenta, geel, zwart en wit toe. Met Web voegt u de 216 webveilige kleuren toe en met Aangepast bepaalt u welke aangepaste kleuren u wilt toevoegen.

    Transparantie

    Hiermee geeft u aan of transparante gebieden moeten worden bewaard tijdens het omzetten. Als u deze optie inschakelt, wordt een speciale indexingang voor een transparante kleur toegevoegd aan de kleurentabel. Als u deze optie uitschakelt, worden transparante gebieden gevuld met de mattekleur of met wit als geen mattekleur is gekozen.

    Matte

    Hiermee geeft u de achtergrondkleur aan die wordt gebruikt om anti-aliased randen te vullen die grenzen aan transparante gebieden in de afbeelding. Als Transparantie is ingeschakeld, wordt de matte gebruikt voor randgebieden zodat de randen overvloeien in een webachtergrond in dezelfde kleur. Als Transparantie is uitgeschakeld, wordt de matte toegepast op transparante gebieden. Als u Geen kiest, krijgt u transparante gebieden met scherpe randen als Transparantie is ingeschakeld. Als dat niet het geval is, worden alle transparante gebieden gevuld met 100% wit.

    Dithering

    Hiermee geeft u op of een ditheringpatroon al dan niet moet worden gebruikt. Tenzij u de kleurentabeloptie Exact gebruikt, kan het zijn dat de kleurentabel niet alle kleuren in de afbeelding bevat. Als u de ontbrekende kleuren wilt simuleren, kunt u dithering gebruiken. Bij dithering worden pixels van de beschikbare kleuren gemengd om de ontbrekende kleuren te simuleren.

    Geen

    In plaats van dithering wordt de kleur gebruikt die de ontbrekende kleur het dichtst benadert. Dit resulteert meestal in scherpe overgangen tussen de kleuren in de afbeelding, vergelijkbaar met een afbeelding met beperkte waarden.

    Diffusie

    Bij deze optie wordt een foutendiffusiemethode gebruikt die een minder gestructureerde dithering geeft dan de optie Patroon. Om te voorkomen dat deze methode wordt gebruikt voor kleuren die in de kleurentabel staan, kiest u Exacte kleuren behouden. Deze optie is handig voor het behouden van fijne lijnen en tekst in webafbeeldingen.

    Patroon

    Bij deze optie wordt een rasterpatroon van vierkantjes toegepast voor het simuleren van kleuren die niet in de kleurentabel voorkomen.

    Ruis

    Met deze optie worden laspatronen langs de randen verminderd.

    Hoeveel

    Hiermee geeft u het percentage van afbeeldingskleuren voor dithering op. Bij een hogere waarde wordt dithering toegepast voor meer kleuren en kan de bestandsgrootte toenemen.

    Exacte kleuren behouden

    Hiermee voorkomt u dat dithering wordt toegepast op kleuren in de afbeelding die in de kleurentabel staan.

Kleuren in een geïndexeerde-kleurentabel bewerken

U kunt de kleuren in de kleurentabel bewerken om speciale effecten te verkrijgen of één kleur in de tabel transparant te maken.

  1. Open de geïndexeerde-kleurenafbeelding in Photoshop Elements.
  2. Kies Afbeelding > Modus > Kleurentabel.
  3. Klik of sleep in de tabel om de kleur of het kleurbereik te kiezen dat u wilt wijzigen.
  4. Kies een kleur in de Kleurkiezer of neem een monster van een kleur in de afbeelding.

    Als u een kleurbereik wijzigt, maakt Photoshop Elements een kleurverloop in de kleurentabel tussen de begin- en de eindkleur. De eerste kleur die u kiest in de Kleurkiezer, is de beginkleur van het bereik. Als u op OK klikt, verschijnt de Kleurkiezer weer en kunt u de laatste kleur in het bereik kiezen.

    De kleuren die u in de Kleurkiezer hebt geselecteerd, worden in het bereik geplaatst dat u hebt geselecteerd in het dialoogvenster Kleurentabel.

  5. Klik op Voorbeeld om de resultaten te bekijken van de wijzigingen die u in de afbeelding hebt aangebracht.
  6. Klik op OK in het dialoogvenster Kleurentabel om de nieuwe kleuren toe te passen op de afbeelding met geïndexeerde kleuren.

Transparantie aan één kleur in een geïndexeerde-kleurentabel toewijzen

  1. Kies Afbeelding > Modus > Kleurentabel.
  2. Kies het pipet en klik op de gewenste kleur in de tabel of de afbeelding. Het kleurmonster wordt in de afbeelding vervangen door transparantie. Klik op OK.

Een vooraf gedefinieerde geïndexeerde-kleurentabel gebruiken

  1. Kies Afbeelding > Modus > Kleurentabel.
  2. Kies een optie in het menu Tabel:

    Zwart lichaam

    Hiermee geeft u een palet weer dat is gebaseerd op de verschillende kleuren die worden uitgestraald door een zwarte radiator als deze wordt verhit, van zwart via rood, oranje en geel tot wit.

    Grijswaarden

    Hiermee geeft u een palet weer dat is gebaseerd op 256 grijstinten, van zwart tot wit.

    Spectrum

    Hiermee geeft u een palet weer dat is gebaseerd op de kleuren die worden weergegeven als wit licht wordt gebroken door een prisma: van violet, blauw en groen tot geel, oranje en rood.

    Systeem

    Geeft het standaardsysteempalet van Mac OS of Windows met 256 kleuren weer.

Een geïndexeerde-kleurentabel opslaan of laden

  • Als u een tabel wilt opslaan, klikt u op de knop Opslaan in het dialoogvenster Kleurentabel.
  • Als u een tabel wilt laden, klikt u op de knop Laden in het dialoogvenster Kleurentabel. Als u een kleurentabel in een afbeelding laadt, worden de kleuren in de afbeelding gewijzigd in overeenstemming met de overeenkomstige kleurposities in de nieuwe kleurentabel.
Opmerking:

U kunt opgeslagen kleurentabellen ook laden in het deelvenster Kleurstalen.

 Adobe

Krijg sneller en gemakkelijker hulp

Nieuwe gebruiker?