In het dialoogvenster Camera Raw kunt u eerste aanpassingen en wijzigingen uitvoeren in een Raw-afbeelding voordat u deze in Photoshop Elements gaat bewerken. Als de optie Voorvertoning is ingeschakeld, kunt u zien hoe de gewijzigde afbeelding eruitziet.
Tot de beschikbare opties behoren schuifregelaars waarmee u de kenmerken van de afbeelding kunt wijzigen. U kunt bijvoorbeeld de belichting, de helderheid, het lokale contrast, de verzadiging en de levendigheid wijzigen. Het aantal beschikbare opties voor het wijzigen van de afbeelding is ook afhankelijk van de gebruikte procesversie. Sommige schuifregelaars zoals Schaduwen en Witte tinten worden bijvoorbeeld tijdens het gebruik van Procesversie 2012 weergegeven, maar verschijnen niet wanneer Procesversie 2010 wordt gebruikt. En de schuifregelaar Lichtopvulling die wordt weergegeven wanneer Procesversie 2010 wordt gebruikt, wordt niet weergegeven als Procesversie 2012 wordt gebruikt.
Het histogram en de RGB-waarden gebruiken in Camera Raw
In het Camera Raw-histogram worden de drie kanalen (rood, groen en blauw) van de afbeelding tegelijkertijd weergegeven. Wanneer u de instellingen in het dialoogvenster Camera Raw wijzigt, wordt het histogram automatisch gewijzigd.
Als u de tools Zoomen, Handje of Witbalans over de voorvertoning beweegt, worden de RGB-waarden in de rechterbovenhoek van het dialoogvenster weergegeven.
Besturingselementen voor de witbalans in Camera Raw
Een digitale camera neemt de witbalans ten tijde van de belichting op in de vorm van metagegevens die u kunt zien wanneer u het bestand opent in het dialoogvenster Camera Raw. Met deze instelling verkrijgt u gewoonlijk de juiste kleurtemperatuur. U kunt de witbalans wijzigen als deze niet geheel naar wens is.
Het tabblad Standaard in het dialoogvenster Camera Raw van Photoshop bevat de volgende drie besturingselementen waarmee u een kleurzweem in de afbeelding kunt corrigeren:
Witbalans
Hiermee stemt u de kleurbalans van de afbeelding af op de belichtingsomstandigheden van het moment waarop de foto werd genomen. In sommige gevallen krijgt u uitstekende resultaten als u een witbalans in het menu Witbalans kiest. Vaak is het echter nodig de witbalans aan te passen met behulp van de opties Temperatuur en Kleur.
De Camera Raw-plug-in kan de instellingen voor witbalans van bepaalde camera's lezen. Laat de witbalans ingesteld staan op Als opname om de instellingen voor witbalans van de camera te gebruiken. Als de witbalansinstellingen van uw camera niet worden herkend, heeft de instelling Als opname hetzelfde effect als de instelling Automatisch: de afbeeldingsgegevens worden gelezen door de Camera Raw-plug-in en de witbalans wordt automatisch aangepast.
Temperatuur
Hiermee stelt u de witbalans af op een aangepaste kleurtemperatuur. U stelt de kleurtemperatuur in met behulp van de Kelvin-kleurtemperatuurschaal. Sleep de schuifregelaar naar links om een foto te corrigeren die met een lagere kleurtemperatuur van het licht is genomen. De kleuren van de afbeelding worden kouder (blauwachtig) gemaakt ter compensatie van de lagere kleurtemperatuur (geelachtig) van het omgevingslicht. Sleep de schuifregelaar in plaats daarvan naar rechts om een foto te corrigeren die met een hogere kleurtemperatuur van het licht is genomen. De kleuren van de afbeelding worden warmer (geelachtig) gemaakt ter compensatie van de hogere kleurtemperatuur (blauwachtig) van het omgevingslicht.
A. Sleep de schuifregelaar Temperatuur naar rechts om een foto te corrigeren die met een hogere kleurtemperatuur van het licht is genomen. B. Sleep de schuifregelaar Temperatuur naar links om een foto te corrigeren die met een lagere kleurtemperatuur van het licht is genomen. C. De foto nadat de kleurtemperatuur is aangepast.
Kleur
Hiermee stelt u de witbalans in ter compensatie van een groene of een magenta kleur. Verplaats de schuifregelaar naar links (negatieve waarden) om groen aan de foto toe te voegen. Verplaats de schuifregelaar naar rechts (positieve waarden) om magenta toe te voegen.
Tip: U kunt de witbalans snel corrigeren door de tool Witbalans te selecteren en vervolgens te klikken op een gebied in de voorvertoning dat een neutrale grijstint moet hebben of wit moet zijn. De schuifregelaars Temperatuur en Kleur worden automatisch ingesteld om de geselecteerde kleur exact neutraal te maken (indien mogelijk). Als u op wit klikt, kiest u een hooglicht met duidelijke witte details en niet een gebied met spiegelend wit.
Afbeeldingen en kleurtonen aanpassen in Camera Raw-bestanden
Schuifregelaar
Hiermee maakt u een afbeelding lichter of donkerder. Verplaats de schuifregelaar naar links om de afbeelding donkerder te maken, verplaats de schuifregelaar naar rechts om de afbeelding lichter te maken. De waarden worden ingesteld in stappen die overeenkomen met f-stops. Een aanpassing van + 1,50 komt overeen met het vergroten van de lensopening met anderhalve stop. Op dezelfde manier geldt dat een aanpassing van -1,50 overeenkomt met het verkleinen van de lensopening met anderhalve stop.
Tip: Houd Alt ingedrukt (of Option als u Mac OS gebruikt) terwijl u de schuifregelaar Belichting verplaatst om te zien waar de hooglichten worden bijgesneden. (Bijgesneden houdt in dat de pixelwaarden worden verschoven naar de hoogste hooglichtwaarde of de laagste schaduwwaarde. Bijgesneden gebieden zijn geheel wit of geheel zwart en hebben geen afbeeldingsdetails.) Verplaats de schuifregelaar totdat de hooglichten (niet de spiegelende hooglichten) geheel zijn bijgesneden en draai de aanpassing vervolgens enigszins terug. Zwart geeft niet-bijgesneden gebieden aan, en kleur geeft gebieden aan die zijn bijgesneden in slechts één of twee kanalen.
Contrast
Hiermee past u de middentonen in een afbeelding aan. Als u een hogere waarde instelt, wordt het contrast van de middentonen verhoogd. Als u een lagere waarde instelt, wordt het contrast in de afbeelding verlaagd. In de meeste gevallen wijzigt u het contrast van de middentonen met de schuifregelaar Contrast nadat u de belichting, schaduwen en helderheid hebt ingesteld.
Herstel
Kies deze optie om te proberen details te herstellen in gebieden met hooglichten. Camera Raw reconstrueert sommige details van gebieden waarin één of twee kleurkanalen in wit zijn bijgesneden.
Hooglichten
Hiermee worden de details hersteld in overbelichte hooglichtgebieden in een afbeelding.
Schaduwen
Hiermee worden de details hersteld in onderbelichte schaduwgebieden in een afbeelding.
Witte tinten
Hiermee past u de hooglichten in een afbeelding aan.
Zwarte tinten
Hiermee past u de schaduwen en de onderbelichte gebieden in een afbeelding aan.
Helderheid
Hiermee verscherpt u de randen in de afbeelding. Met deze stap kunt u de details en de scherpte herstellen die door de toonaanpassing zijn verminderd.
Levendigheid
Hiermee past u de verzadiging aan, zodat er minimaal wordt bijgesneden naarmate kleuren volledig verzaakt raken. Deze instelling beïnvloedt de verzadiging van alle kleuren met weinig verzadiging, maar heeft minder invloed op kleuren met meer verzadiging. Levendigheid voorkomt ook dat huidtonen oververzadigd worden.
Verzadiging
Hiermee past u de kleurverzadiging van de afbeelding aan. U kunt een waarde tussen -100 (volledig monochroom) en +100 (dubbele verzadiging) opgeven.
Lichtopvulling
Hiermee wordt geprobeerd de details van de schaduwen, zonder verhelderende zwarte kleuren, te herstellen. Camera Raw reconstrueert sommige details van gebieden waarin één of twee kleurkanalen in zwart zijn bijgesneden. Lichtopvulling valt te vergelijken met het gebruik van de schaduwfunctie van het filter Schaduw/hooglicht in Photoshop of het effect Schaduw/hooglicht in After Effects.
Zwarte tinten
Hiermee geeft u op welke invoerniveaus in de uiteindelijke afbeelding aan zwart worden toegewezen. Als u de instelling bij Zwarte tinten verhoogt, worden meer gebieden toegewezen aan zwart. Hierdoor lijkt het soms of het contrast in de afbeelding wordt verhoogd. De grootste wijziging vindt plaats in de schaduwgebieden, deze optie heeft minder effect op de middentonen en de hooglichten. Het gebruik van de schuifregelaar Zwarte tinten valt te vergelijken met het gebruik van de zwartpuntregelaars voor invoerniveaus bij de Photoshop-opdracht Niveaus of het After Effects-effect Levels (Niveaus).
Helderheid
Hiermee maakt u de afbeelding helderder of donkerder, net als met de schuifregelaar Belichting. De helderheid comprimeert de hooglichten en breidt de schaduwen uit als u de schuifregelaar naar rechts verplaatst. De helderheid knipt hooglichten (gebieden die helemaal wit zijn, zonder details) of schaduwen (gebieden die helemaal zwart zijn, zonder details) in de afbeelding niet bij. In de meeste gevallen gebruikt u de schuifregelaar Helderheid om de algemene helderheid aan te passen nadat u de zwarte en witte bijsnijdpunten hebt ingesteld met de schuifregelaars Belichting en Schaduwen.
Verscherpen
Door de afbeelding scherper te maken verbetert u de scherpte van de randen. In het deelvenster Details zijn meer opties beschikbaar. Als u de effecten van deze besturingselementen wilt bekijken, stelt u het zoomniveau in op 100% of hoger.
Hoeveelheid: hiermee past u de definitie van de randen aan. Verhoog deze waarde voor scherpere randen. Met de waarde nul schakelt u de verscherping uit. In het algemeen geldt dat u duidelijker afbeeldingen krijgt als u de schuifregelaar Hoeveelheid instelt op een lagere waarde. Er worden pixels gezocht die op grond van de opgegeven drempel verschillen van omringende pixels en het contrast van de pixels wordt met de opgegeven hoeveelheid verhoogd.
Straal: hiermee past u de grootte van de details aan waarop verscherping wordt toegepast. Voor foto's met bijzonder weinig details kunt u beter een kleinere straal instellen. Een grotere straal is geschikter voor foto's met meer details. Een al te grote straal leidt vaak tot onnatuurlijke resultaten.
Details: hiermee wijzigt u in hoeverre veel voorkomende gegevens worden verscherpt in de afbeelding en in hoeverre het verscherpen de randen benadrukt. Een lage instelling verscherpt vooral de randen en verwijdert vervaging. Hogere waarden zijn handig als u de structuren in de afbeelding wilt benadrukken.
Masker: hiermee bestuurt u een randmasker. Als u Masker instelt op nul, worden alle aspecten van de afbeeldingen in dezelfde mate verscherpt. Als u Masker instelt op 100, blijft het verscherpen vooral beperkt tot gebieden bij de scherpste randen.
Ruisreductie
Hiermee past u de kleurverzadiging van de afbeelding aan. U kunt een waarde tussen -100 (volledig monochroom) en +100 (dubbele verzadiging) opgeven.
- Luminantie: hiermee past u grijswaardenruis aan.
- Luminantiedetail: hiermee bepaalt u de drempelwaarde voor luminantieruis. Handig voor foto's met veel ruis. Hoe hoger de waarde, hoe meer details behouden blijven, maar er kan dan ook meer ruis optreden. Lagere waarden geven resultaten met minder ruis, maar verwijderen ook details.
- Luminantiecontrast: hiermee bepaalt u het luminantiecontrast. Handig voor foto's met veel ruis. Bij hogere waarden blijft het contrast behouden, maar kunnen er vlekken met ruis ontstaan. Lagere waarden geven resultaten met minder ruis, maar wellicht ook minder contrast.
- Kleur: hiermee past u chromaruis aan.
- Kleurdetail: hiermee bepaalt u de drempelwaarde voor kleurruis. Hogere waarden beschermen dunne, gedetailleerde kleurenranden, maar er kunnen dan kleurvlekken ontstaan. Bij lagere waarden verdwijnen de kleurvlekken, maar kunnen de kleuren in elkaar overlopen.
- Vloeiendheid kleur: Bepaalt de kleur van de steunkleuren. De kleur hogere waarde vlekken verwijderen.
Cameraprofiel
Hiermee kiest u het ACR-profiel (Adobe Camera Raw). Voor meer informatie gaat u naar Kleurweergave voor uw camera aanpassen in Camera Raw.