Bepalen hoe afbeeldingen worden weergegeven

De weergaveprestaties van afbeeldingen regelen

U kunt de resolutie regelen van afbeeldingen die u in een document plaatst. U kunt de weergave-instellingen voor het gehele document of voor elke afbeelding afzonderlijk wijzigen. Ook kunt u de instelling wijzigen waarmee de weergave-instellingen per document kunnen worden geaccepteerd of overschreven.

De weergaveprestaties van een document wijzigen

Documenten worden altijd geopend met de standaardinstellingen voor weergaveprestaties. U kunt de weergaveprestaties van een document wijzigen terwijl dit is geopend, maar de instelling wordt niet opgeslagen met het document.

Als u de weergaveprestaties hebt ingesteld voor afzonderlijke afbeeldingen, kunt u de instellingen overschrijven, zodat alle objecten dezelfde instellingen gebruiken.

  1. Kies Weergave > Layoutweergave.
  2. Kies Weergave > Weergaveprestaties en selecteer een optie in het submenu.
  3. Als u wilt afdwingen dat de objecten die u afzonderlijk hebt ingesteld, worden weergegeven met behulp van de documentinstelling, kiest u Weergave > Weergaveprestaties > Weergave-instellingen op objectniveau toestaan. (Een vinkje geeft aan dat de optie is ingeschakeld.)

De weergaveprestaties van een object wijzigen

  1. Kies Weergave > Layoutweergave.
  2. Als u de weergaveprestaties voor afzonderlijke objecten wilt behouden wanneer het document wordt gesloten en opnieuw wordt geopend, moet de optie Weergave-instellingen op objectniveau behouden in de voorkeuren voor weergaveprestaties zijn ingeschakeld.
  3. Kies Weergave > Weergaveprestaties en zorg ervoor dat de optie Weergave-instellingen op objectniveau behouden is ingeschakeld.
  4. Selecteer met de tool Selecteren  of Direct selecteren  een geïmporteerde afbeelding.
  5. Selecteer een geïmporteerde afbeelding met de tool Positie  .
  6. Ga op een van de volgende manieren te werk:
    • Selecteer Object > Weergaveprestaties en kies een weergave-instelling.

    • Klik met de rechtermuisknop op de afbeelding (Windows) of houd Control ingedrukt en klik op de afbeelding (Mac OS) en kies een weergave-instelling in het submenu Weergaveprestaties.

Opmerking:

Met Weergave-instelling gebruiken in het submenu Weergaveprestaties kunt u de lokale weergave-instellingen van een object verwijderen. Als u de lokale weergave-instellingen voor alle afbeeldingen in het document wilt verwijderen, selecteert u Weergave-instellingen op objectniveau wissen in het submenu Weergave > Weergaveprestaties.

Opties voor weergaveprestaties

Deze opties bepalen hoe afbeeldingen worden weergegeven op het scherm, maar ze zijn niet van invloed op de afdrukkwaliteit of de geëxporteerde uitvoer.

Via de voorkeuren voor weergaveprestaties kunt u de standaardoptie instellen die wordt gebruikt voor het openen van alle documenten en voor het aanpassen van de instellingen die deze opties definiëren. Elke weergaveoptie heeft verschillende instellingen voor het weergeven van rasterafbeeldingen, vectorafbeeldingen en transparanten.

Snel

Tekent een raster- of vectorafbeelding als een grijs vak (standaard). Gebruik deze optie als u spreads met veel afbeeldingen of transparantie-effecten wilt doorbladeren.

Normaal

Tekent een proxy-afbeelding met lage resolutie (standaard) voor het identificeren en plaatsen van een afbeelding of vectorafbeelding. Normaal is de standaardoptie en de snelste manier om een herkenbare afbeelding weer te geven.

Hoge kwaliteit

Tekent een raster- of vectorafbeelding met hoge resolutie (standaard). Deze optie biedt de hoogste kwaliteit, maar is het langzaamst. Gebruik deze optie om een afbeelding te verfijnen.

Opmerking:

Beeldweergaveopties hebben geen invloed op de uitvoerresolutie wanneer u afbeeldingen binnen een document exporteert of afdrukt. Wanneer u op een PostScript-apparaat afdrukt of naar XHTML, EPS of PDF exporteert, is de definitieve beeldresolutie afhankelijk van de uitvoeropties die u instelt bij het afdrukken of exporteren van het bestand.

Standaardweergaveprestaties instellen

Met de voorkeuren voor weergaveprestaties kunt u de standaard weergaveoptie instellen die in InCopy wordt gebruikt voor elk document. U kunt de weergaveprestaties van een document wijzigen via het menu Weergave. De instelling voor afzonderlijke objecten wijzigt u via het menu Object. Als u bijvoorbeeld aan projecten werkt die talloze foto's met hoge resolutie (zoals een catalogus) bevatten, wilt u toch al uw documenten snel kunnen openen. U kunt dan de standaard weergaveoptie instellen op Snel. Als u de afbeeldingen in detail wilt bekijken, schakelt u de documentweergave over naar Normaal of Hoge kwaliteit (waarbij Snel de voorkeursinstelling blijft).

U kunt ook de weergave-instellingen die zijn toegepast op afzonderlijke objecten, bekijken of overschrijven. Als de optie Weergave-instellingen op objectniveau behouden is geselecteerd, worden de eventuele instellingen die zijn toegepast op objecten opgeslagen met het document.

  1. Selecteer Bewerken > Voorkeuren > Weergaveprestaties (Windows) of InCopy > Voorkeuren > Weergaveprestaties (Mac OS).
  2. Selecteer bij Standaardweergave de optie Normaal, Snel of Hoge kwaliteit. De gekozen weergaveoptie is van toepassing op alle documenten die u opent of maakt.
  3. Ga op een van de volgende manieren te werk:
    • Om weergave-instellingen op te slaan die zijn toegepast op afzonderlijke objecten, selecteert u Weergave-instellingen op objectniveau behouden.

    • Om alle afbeeldingen weer te geven met de standaard weergaveoptie deselecteert u Weergave-instellingen op objectniveau behouden.

  4. Kies bij Weergave-instellingen aanpassen de weergaveoptie die u wilt aanpassen en stel vervolgens de schuifregelaar Rasterafbeeldingen of Vectorafbeeldingen in op de gewenste instelling.
  5. Klik op OK.

Elke weergaveoptie heeft verschillende instellingen voor het weergeven van rasterafbeeldingen (bitmaps), vectorafbeeldingen en transparantie-effecten.

De opties voor weergaveprestaties aanpassen

U kunt de definities van elke optie voor weergaveprestaties (Snel, Normaal en Hoge kwaliteit) aanpassen. Elke weergaveoptie heeft verschillende instellingen voor het weergeven van rasterafbeeldingen (bitmaps), vectorafbeeldingen en transparantie-effecten.

Beheerde (gekoppelde) InCopy-artikelen bevatten vervangende gegevens met een lage resolutie voor afbeeldingen, zodat de afbeelding met de volledige resolutie niet van de server hoeft te worden gedownload wanneer het bestand wordt uitgecheckt.

  1. Selecteer Bewerken > Voorkeuren > Weergaveprestaties (Windows) of InCopy > Voorkeuren > Weergaveprestaties (Mac OS).
  2. Kies bij Weergave-instellingen aanpassen de weergaveoptie die u wilt wijzigen.
  3. Zet voor elke weergaveoptie de schuifregelaar voor rasterafbeeldingen of voor vectorafbeeldingen op de gewenste instelling:

    Grijs weergeven

    Hiermee tekent u een afbeelding als een grijs vak.

    Proxy

    Hiermee tekent u afbeeldingen met de proxyresolutie (72 dpi).

    Hoge resolutie

    Hiermee tekent u afbeeldingen met de maximale resolutie die wordt ondersteund door de monitor en de geldende weergave-instellingen.

  4. Zet voor elke weergaveoptie de schuifregelaar voor transparantie op de gewenste instelling:

    Uit

    Hiermee geeft u geen transparantie-effecten weer.

    Lage kwaliteit

    Hiermee geeft u basistransparantie (dekkings- en overvloeimodi) weer. De transparantie-effecten (slagschaduw en doezelaar) worden met een lage-resolutiebenadering weergegeven.

    Opmerking:

    In deze modus is de pagina-inhoud niet gescheiden van de achtergrond, zodat objecten met een andere overvloeimodus dan Normaal er mogelijk anders uitzien in andere toepassingen en de uiteindelijke uitvoer.

    Normale kwaliteit

    Hiermee geeft u slagschaduwen en doezelaars met lage resolutie weer. Deze modus wordt aanbevolen voor de meeste toepassingen, tenzij het document veel transparantie of veel transparantie-effecten bevat.

    Hoge kwaliteit

    Kies Hoge kwaliteit om slagschaduwen en doezelaars met een hogere resolutie (144dpi), matte CMYK-oppervlakken en spread-grenzen weer te geven.

    Opmerking:

    Als u CMYK voor de overvloeiruimte van een document gebruikt en u de modus Voorvertoning overdruk of Soft proof hebt ingeschakeld, wordt de dekking uitgevoerd in CMYK en niet in RGB. Dit betekent dat gedeeltelijk transparante CMYK-kleuren worden weergegeven als getinte CMYK-kleuren.  

  5. Als u anti-aliasing voor tekst, lijnen, vullingen en andere pagina-items wilt weergeven, kiest u Anti-aliasing inschakelen. Als tekst naar contouren is omgezet, kan anti-aliasing worden toegepast op de resulterende contouren (alleen Mac OS).
  6. Als u de tekengrootte zo wilt instellen dat tekst als een grijze balk wordt weergegeven, typt u een waarde bij Tekstsimulatie onder.
  7. Klik op OK.
Opmerking:

U kunt alle besturingselementen terugzetten op de oorspronkelijke standaardinstellingen door op Standaardinstellingen te klikken.

 Adobe

Krijg sneller en gemakkelijker hulp

Nieuwe gebruiker?