Klik op het variabele- pictogram.
Preflight-variabelen
De Preflight-variabelen zijn op zichzelf staande gegevensobjecten waarmee flexibele en krachtige workflows kunnen worden ontwikkeld. Met deze variabelen kunt u waarden van controles en correcties wijzigen zonder het profiel zelf te veranderen. Bovendien kunt u informatie controleren of correcties aanbrengen tijdens het uitvoeren van het profiel, zodat u dergelijke informatie niet vooraf hoeft te definiëren. Een belangrijk voordeel van het gebruik van variabelen is dat u de controles of correcties voor het verwerken van PDF's desgewenst kunt uitstellen tot het moment waarop de verwerking wordt gestart. U neemt een Preflight-profiel en configureert verschillende taken, die elk een andere bewerking uitvoeren al naar gelang de variabelen die u aan de taakdefinitie toevoegt. U kunt telkens verschillende waarden voor de bewerking kiezen.
Een aantal aspecten van Preflight zoals profielen, controles en correcties kunnen door middel van variabelen worden afgehandeld. Met variabelen kunt u het volgende configureren:
- aan-uitschakelaar voor controles en correcties in een profiel;
- de ernst voor controles en correcties;
- bladeren naar diverse opties van pop-upmenu's;
- velden van het type selectievakje, pop-up- of invoervelden voor tekst of getallen;
- naam- en beschrijvingsveld.
De optie voor variabelen is toegankelijk wanneer u een Preflight-profiel, controles of correcties bewerkt. Wanneer u op het variabele-pictogram klikt, wordt een lijst met variabelen weergegeven. De variabele die in de huidige context (profiel, controles of correcties) wordt gebruikt, wordt boven aan weergegeven, gevolgd door alle variabelen in de huidige bibliotheek.
Variabele maken
-
-
Selecteer Nieuwe variabele. Het dialoogvenster Preflight: Nieuwe variabele wordt weergegeven.
-
Geef de volgende parameters voor de nieuwe variabele op:
- Sleutel: voor het configureren van waarden in profielen, controles of correcties.
- Label: gebruikt in de gebruikersinterface. Bijvoorbeeld in het dialoogvenster Preflight: Waarde van variabele opgeven.
- Type: type waarde waarvoor de variabele wordt gebruikt.
- Standaardwaarde: de waarde die moet worden gebruikt tenzij tijdens de uitvoering een andere waarde wordt opgegeven.
- Limiet instellen voor invoerwaarden: om het bereik van specifieke waarden voor een variabele te definiëren.
- Lijst: selecteer tijdens de uitvoering een lijst met waarden voor de variabele.
- Evaluatieresultaten weergeven: om te controleren of een opgegeven waarde geldig is voor de variabele.
-
Klik op OK.
Variabelen toewijzen
-
Klik in het dialoogvenster Preflight op Opties > Controle maken.
-
Selecteer de eigenschap in het rechterdeelvenster en klik op Toevoegen.
-
Klik op het variabele-pictogram.
-
Maak een nieuwe variabele en geef de waarde op. U kunt de waarde ook aan de toegevoegde eigenschappen toewijzen door een variabele in de lijst met alle sleutels te selecteren.
De sleutel voor de variabele wordt weergegeven als <key: value> in het respectieve veld (voor tekstinvoervelden of pop-upmenu's) of ernaast (voor selectievakjes).
Opmerking:Variabelen zijn niet voor alle eigenschappen beschikbaar.
-
Klik op OK.
De toewijzing van variabelen ongedaan maken
Als u de toewijzing van een variabele ongedaan wilt maken, verwijdert u het item in het tekstinvoerveld. Als u een andere variabele wilt selecteren, klikt u op het desbetreffende pictogram en selecteert u de gewenste variabele.
Profielen met variabelen uitvoeren
Bij het uitvoeren van een profiel, controle of correctie met een of meer variabelen waarvoor invoer nodig is, wordt het dialoogvenster Preflight: Waarde van variabele opgeven weergegeven.
Als u meer informatie over de ingevoerde waarde wilt weergeven, klikt u op het pictogram.
Voer de nieuwe waarden in of laat de vooraf ingevulde standaardwaarden staan. Als de ingevoerde waarde onjuist is, wordt een foutmelding weergegeven.
De waarden van de variabelen worden ook in het Preflight-rapport Resultaten weergegeven.