Handboek Annuleren

Liniaalhulplijnen

  1. InDesign Handboek
  2. Kennismaken met InDesign
    1. Inleiding tot InDesign
      1. Nieuw in InDesign
      2. Systeemvereisten
      3. Algemene vragen
      4. Creative Cloud Libraries gebruiken
    2. Werkruimte
      1. Basisbeginselen van de werkruimte
      2. Uw werkruimte aanpassen in InDesign
      3. Gereedschapsset
      4. Voorkeuren instellen
      5. Het deelvenster Eigenschappen
      6. Werkruimte voor aanraken
      7. Standaardsneltoetsen
      8. Bewerkingen ongedaan maken en het deelvenster Geschiedenis beheren
      9. Document herstellen en ongedaan maken
    3. Generatieve AI
      1. Tekst naar afbeelding
      2. Generatief uitbreiden
      3. Veelgestelde vragen over generatieve AI
  3. Documenten maken en indelen
    1. Documenten en pagina's
      1. Documenten maken
      2. Werken met stramienpagina's
      3. Werken met documentpagina's
      4. Paginagrootte, marges en afloopgebied instellen
      5. Werken met bestanden en sjablonen
      6. PDF's converteren naar InDesign-bestanden in InDesign (Beta)
      7. Boekbestanden maken
      8. Standaardpaginanummering toevoegen
      9. Pagina's, hoofdstukken en secties nummeren
      10. QuarkXPress- en PageMaker-documenten omzetten
      11. Inhoud delen
      12. Een standaardworkflow met bestandsbeheer
      13. Documenten opslaan
    2. Rasters
      1. Rasters
      2. Rasters opmaken
    3. Hulpmiddelen voor de lay-out
      1. Linialen
      2. Objecten uitlijnen en verdelen met linialen
      3. Objecten meten met de meetlat
  4. Inhoud toevoegen
    1. Tekst
      1. Tekst toevoegen aan kaders
      2. Tekst met verbindingen
      3. Zuidoost-Aziatische schriften
      4. Functies voor Arabisch en Hebreeuws in InDesign
      5. Tekst op een pad maken
      6. Opsommingstekens en nummering
      7. Glyphs en speciale tekens
      8. Tekstcompositie
      9. Tekstvariabelen
      10. QR-codes genereren
      11. Tekst bewerken
      12. Tekst uitlijnen
      13. Tekst rond objecten laten lopen
      14. Verankerde objecten
      15. Gekoppelde inhoud
      16. Alinea's opmaken
      17. Tekens opmaken
    2. Typografie
      1. Lettertypen gebruiken in InDesign
      2. Tekst- en letterspatiëring
      3. Tekst schalen en schuintrekken
      4. Kleureffecten toepassen op tekst
    3. Tekst opmaken
      1. Tekst opmaken
      2. Automatische stijl toepassen op tekst
      3. Werken met stijlpakketten
      4. Tabs en inspringingen
    4. Tekst controleren
      1. Wijzigingen bijhouden en beoordelen
      2. Redactionele notities toevoegen in InDesign
      3. PDF-opmerkingen importeren
    5. Spellingcontrole en taalwoordenboeken
      1. Spellingcontrole, autocorrectie en dynamische spelling
      2. Woordenboeken en woorden maken, toevoegen en beheren
      3. Woordenboekvoorkeuren wijzigen
      4. Duden-woordenboek
    6. Referenties toevoegen
      1. Een inhoudsopgave maken
      2. Voetnoten
      3. Een index maken
      4. Eindnoten
      5. Bijschriften
    7. Stijlen
      1. Alinea- en tekenstijlen
      2. Stijlen toewijzen, exporteren en beheren
      3. Objectstijlen
      4. Initialen en geneste stijlen
      5. Werken met stijlen
      6. Regelafstand
    8. Tabellen
      1. Tabellen opmaken
      2. Tabellen maken
      3. Tabel- en celstijlen
      4. Tabellen selecteren en bewerken
      5. Lijnen en vullingen van tabellen
    9. Interactiviteit
      1. Hyperlinks
      2. Dynamische PDF-documenten
      3. Bladwijzers
      4. Knoppen
      5. Formulieren
      6. Animatie
      7. Kruisverwijzingen
      8. Structuur geven aan PDF-bestanden
      9. Paginaovergangen
      10. Films en geluiden
    10. Afbeeldingen
      1. Paden en vormen
      2. Tekenen met het potlood
      3. Tekenen met de pen
      4. Lijninstellingen toepassen 
      5. Samengestelde paden en vormen
      6. Paden bewerken
      7. Uitknippaden
      8. De vormgeving van hoeken wijzigen
      9. Kaders en objecten
      10. Objecten uitlijnen en verdelen
      11. Gekoppelde en ingesloten afbeeldingen
      12. AEM Assets integreren
    11. Kleur en transparantie
      1. Kleur toepassen
      2. Kleuren uit geïmporteerde afbeeldingen gebruiken
      3. Werken met stalen
      4. Inkt mengen
      5. Tinten
      6. Steun- en proceskleuren
      7. Kleuren laten overvloeien
      8. Verlopen
      9. Transparante illustraties afvlakken
      10. Transparantie-effecten toevoegen
  5. Zoeken en vervangen
    1. Tekst zoeken en vervangen
    2. Lettertypen zoeken en vervangen
    3. Glyphs zoeken en vervangen
    4. Zoeken en vervangen met behulp van GREP-expressies en -query's
    5. Objecten zoeken en vervangen
    6. Kleuren zoeken en vervangen
    7. Zoekopties om te zoeken en te vervangen
  6. Delen
    1. Clouddocumenten opslaan en openen
    2. Clouddocumenten organiseren, beheren en delen
    3. Versies in clouddocumenten bekijken en beheren
    4. Veelgestelde vragen over InDesign-clouddocumenten
    5. Delen en samenwerken        
    6. Ter beoordeling delen
    7. Een gedeeld InDesign-document beoordelen
    8. Feedback beheren 
  7. Publiceren
    1. Plaatsen, exporteren en publiceren
      1. Publish Online
      2. Publish Online-dashboard
      3. Afbeeldingen kopiëren en invoegen
      4. Inhoud exporteren voor EPUB
      5. Adobe PDF-opties
      6. Inhoud exporteren naar HTML
      7. Exporteren naar Adobe PDF
      8. Exporteren naar JPEG-indeling
      9. Exporteren naar HTML
      10. Overzicht van DPS en AEM Mobile
      11. Ondersteunde bestandsindelingen
      12. Gebruikersinstellingen exporteren en importeren
    2. Afdrukken
      1. Boekjes afdrukken
      2. Drukkersmarkeringen en afloopgebieden
      3. Documenten afdrukken
      4. Inkten, scheiding en rasterfrequentie
      5. Overdrukken
      6. PostScript- en EPS-bestanden maken
      7. Preflight van bestanden uitvoeren voordat ze worden verzonden
      8. Miniaturen en grote documenten afdrukken
      9. PDF-bestanden voorbereiden voor serviceproviders
      10. Afdrukken van scheidingen voorbereiden
  8. InDesign uitbreiden
    1. Automatisering
      1. Gegevenssamenvoeging
      2. Plug-ins
      3. Capture-extensie in Adobe InDesign
      4. Scripting
  9. Problemen oplossen
    1. Opgeloste problemen
    2. Bekende problemen
    3. Crashes bij starten
    4. Probleem met alleen-lezen van map Voorkeuren
    5. Problemen met bestanden oplossen
    6. Kan InDesign-bestand niet exporteren naar PDF
    7. InDesign-documenten herstellen
Opmerking:

Inclusieve taal: vanaf InDesign 2022 (versie 17.0) vervangen we niet-inclusieve taal om de kernwaarden van Adobe van inclusiviteit te weerspiegelen. Verwijzingen naar 'Master'-pagina's worden vervangen door 'Parent'-pagina's in onze Help-artikelen voor de Engelse, Deense, Hongaarse, Spaanse, Italiaanse, Braziliaanse, Portugese en Japanse landinstellingen.

Liniaalhulplijnen maken

Liniaalhulplijnen verschillen van rasters omdat u deze hulplijnen overal op een pagina of een plakbord kunt plaatsen. Er zijn twee soorten liniaalhulplijnen: paginahulplijnen die uitsluitend op de pagina staan waarop u deze hebt gemaakt, of spreadhulplijnen die op alle pagina's en het plakbord van een spread met meerdere pagina's staan. U kunt elke liniaalhulplijn naar het plakbord slepen. Een liniaalhulplijn wordt weergegeven of verborgen met de laag waarop de hulplijn is gemaakt.

Nieuwe liniaalhulplijnen staan altijd op de doelspread. Als bijvoorbeeld meerdere spreads in het documentvenster worden weergegeven en u sleept een nieuwe hulplijn het venster in, staat de nieuwe hulplijn alleen op de doelspread.

Hulplijnen in het documentvenster

A. Spreadhulplijn B. Paginahulplijn 

Hulplijnen voor een liniaal maken

  1. De linialen en hulplijnen moeten zichtbaar zijn, de juiste spread moet zijn geselecteerd en het document moet in de normale weergavemodus en niet in de voorvertoningsmodus zijn geopend.
  2. Als het document meerdere lagen bevat, klikt u in het deelvenster Lagen op de naam van de laag die u als doellaag wilt instellen.
  3. Ga op een van de volgende manieren te werk:
    • Om een paginahulplijn te maken plaatst u de aanwijzer op een horizontale of verticale liniaal, houdt u de muisknop ingedrukt en sleept u naar de gewenste positie op de doelspread. Als u de hulplijn op het plakbord neerzet, loopt de lijn over het plakbord en de spread. Sleept u de hulplijn naderhand naar een pagina, dan wordt deze hulplijn een paginahulplijn.

    • Om een spreadhulplijn te maken sleept u de aanwijzer van de horizontale of verticale liniaal, houdt u de aanwijzer op het plakbord maar plaatst u de hulplijn op de gewenste positie op de doelspread.

    • U schakelt tussen horizontale en verticale hulplijnen door de hulplijn te selecteren en Alt (Windows) of Option (Mac OS) in gedrukt te houden.

    • Als u een spreadhulplijn wilt maken wanneer het plakbord niet zichtbaar is, houdt u Ctrl (Windows) of Command (Mac OS) ingedrukt en sleept u de horizontale of verticale hulplijn naar de doelspread.

    • Om een spreadhulplijn te maken zonder te slepen dubbelklikt u op de gewenste positie op de horizontale of verticale liniaal. Als u de hulplijn magnetisch wilt uitlijnen op het dichtstbijzijnde verdeelstreepje, houdt u Shift ingedrukt en dubbelklikt u op de liniaal.

    • Als u gelijktijdig verticale en horizontale hulplijnen wilt maken, houdt u Ctrl (Windows) of Command (Mac OS) ingedrukt en sleept u de hulplijn vanuit het snijpunt van de linialen op de doelspread naar de gewenste positie.

Tegelijkertijd een verticale en een horizontale hulplijn maken

Opmerking:

Om de liniaalhulplijn numeriek te plaatsen selecteert u de hulplijnen en voert u in het regelpaneel waarden voor X en Y in.

Een aantal gelijkmatig verdeelde paginahulplijnen maken

  1. Als het document meerdere lagen bevat, klikt u in het deelvenster Lagen op de naam van de laag die u als doellaag wilt instellen.
  2. Kies Layout > Hulplijnen maken.
  3. Geef bij Aantal een waarde op voor het aantal rijen of kolommen dat u wilt maken.
  4. Geef bij Tussenruimte een waarde op voor de afstand tussen de rijen of kolommen. Geef aanvankelijk een lage waarde op, bijvoorbeeld 1 pica. Bij een grote tussenruimte blijft er weinig ruimte over voor de kolommen.

    Kolommen die u maakt met de opdracht Hulplijnen maken, zijn niet dezelfde als de kolommen die u via Layout > Marges en kolommen maakt. Zo kunt u in kolommen die zijn gemaakt met Hulplijnen maken, niet de tekstdoorloop bepalen als u hierin een tekstbestand plaatst. Gebruik de opdracht Marges en kolommen als u kolomscheidingen wilt maken die geschikt zijn voor automatische tekstdoorloop, en gebruik de opdracht Hulplijnen maken als u kolomrasters en andere hulpmiddelen voor de lay-out wilt maken.

  5. Kies de optie Marges bij Hulplijnen aanpassen aan als u de hulplijnen binnen de marges van de pagina wilt plaatsen en kies Pagina als u de hulplijnen binnen de paginaranden wilt plaatsen.
    Gelijkmatig verspreide liniaalhulplijnen binnen de marges van de pagina (links) en de paginaranden (rechts)

  6. Als u bestaande hulplijnen (ook de hulplijnen op vergrendelde of verborgen lagen) wilt verwijderen, selecteert u Bestaande liniaalhulplijnen verwijderen.
  7. U kunt desgewenst eerst de opdracht Voorvertoning kiezen om het effect van de instellingen op de pagina te bekijken, waarna u op OK klikt.
Opmerking:

Met Hulplijnen maken kunt u alleen paginahulplijnen en geen spreadhulplijnen maken.

Opmerking:

Als u bestaande hulplijnen op gelijke afstand van elkaar wilt plaatsen, selecteert u de hulplijnen (door te slepen of op Shift te drukken terwijl u met de muis klikt). Selecteer vervolgens Afstand gebruiken in het regelpaneel, typ de waarde voor de afstand in het tekstvak en druk op Enter of Return om te bevestigen. Klik op Horizontaal midden distribueren  of Verticaal midden distribueren  links van de optie Afstand gebruiken.

Hulplijnen tonen of verbergen

  • Als u alle marge-, kolom en liniaalhulplijnen wilt tonen of verbergen, kiest u Weergave > Rasters en hulplijnen > Hulplijnen tonen/verbergen.
  • U kunt liniaalhulplijnen op één laag tonen of verbergen zonder de zichtbaarheid van de objecten op de laag te wijzigen, door te dubbelklikken op de naam van de laag in het deelvenster Lagen, de optie Hulplijnen tonen in of uit te schakelen en vervolgens op OK te klikken.
  • U kunt hulplijnen en alle niet-afdrukbare elementen tonen of verbergen door op het pictogram Voorvertoningsmodus  onder in de gereedschapsset te klikken.

Werken met liniaalhulplijnen

U kunt de kenmerken van alle liniaalhulplijnen afzonderlijk wijzigen en meerdere liniaalhulplijnen tegelijk verplaatsen, knippen, kopiëren, plakken en verwijderen. Liniaalhulplijnen die u hebt geknipt of gekopieerd, kunt u plakken op andere pagina's of documenten, maar niet in andere programma's. Om de kenmerken van bepaalde hulplijnen te wijzigen selecteert u eerst de hulplijnen die u wilt wijzigen. Als er geen hulplijnen zijn geselecteerd, worden met de opdracht Liniaalhulplijnen de standaardinstellingen alleen voor nieuwe hulplijnen ingesteld.

Liniaalhulplijnen selecteren

Niet-geselecteerde liniaalhulplijnen hebben standaard een lichtblauwe kleur. Geselecteerde liniaalhulplijnen worden in de laagkleur gemarkeerd. Wanneer een hulplijn is geselecteerd, verandert het pictogram Referentiepunt in het regelpaneel in  of , als symbool van de geselecteerde hulplijn.

  • U selecteert één liniaalhulplijn door met het gereedschap Selecteren  of het gereedschap Direct selecteren  op de hulplijn te klikken waarmee de hulplijn in de laagkleur wordt geselecteerd.
Opmerking:

Als u geen liniaalhulplijn kunt selecteren en de optie Weergave > Rasters en hulplijnen > Hulplijnen vergrendelen al is uitgeschakeld, bevindt de hulplijn zich mogelijk op de stramienpagina van deze pagina of op een laag waarop de hulplijnen zijn vergrendeld.

  • Als u meerdere liniaalhulplijnen wilt selecteren, houdt u Shift ingedrukt terwijl u met het selectiegereedschap of het gereedschap Direct selecteren op hulplijnen klikt. U kunt de aanwijzer ook over meerdere hulplijnen slepen, zolang de selectierechthoek maar geen andere objecten raakt of omsluit.
  • U kunt alle liniaalhulplijnen op de doelspread selecteren door op Ctrl+Alt+G (Windows) of Command+Option+G (Mac OS) te drukken.

Liniaalhulplijnen verplaatsen

  1. Voer met het selectiegereedschap  of het gereedschap Direct selecteren  een van de volgende handelingen uit:
    • Een liniaalhulplijn verplaatsen door deze te slepen.

    • Meerdere liniaalhulplijnen verplaatsen door op Shift te drukken, de hulplijnen te selecteren die u wilt verplaatsen, en vervolgens de hulplijnen te slepen.

      Verplaats de geselecteerde hulplijnen zoals u elk ander geselecteerd object verplaatst, waaronder het stapsgewijs verplaatsen met de pijltoetsen en verplaatsen via het deelvenster Transformeren of het regelpaneel.

    • Als u een hulplijn magnetisch wilt uitlijnen op een verdeelstreepje op de liniaal, houdt u tijdens het slepen van de hulplijn Shift ingedrukt. U kunt de hulplijn ook selecteren, Shift ingedrukt houden en met de muisknop op de gewenste positie klikken.

    • Als u een spreadhulplijn wilt verplaatsen, moet u het gedeelte van de hulplijn slepen dat zich op het plakbord bevindt of Ctrl (Windows) of Command (Mac OS) ingedrukt houden terwijl u de hulplijn op de pagina versleept.

    • Als u hulplijnen naar een andere pagina of een ander document wilt verplaatsen, selecteert u een of meer hulplijnen, kiest u Bewerken > Kopiëren of Bewerken > Knippen, gaat u naar een andere pagina en kiest u vervolgens Bewerken > Plakken. Als u de hulplijnen plakt op een pagina met hetzelfde formaat en dezelfde afdrukstand als de oorspronkelijke pagina van de hulplijnen, worden de hulplijnen op precies dezelfde positie geplaatst.

Opmerking:

De optie Lagen behouden bij plakken heeft invloed op de laag waarop de hulplijnen worden geplakt.

Liniaalhulplijnen verwijderen

  • Als u afzonderlijke hulplijnen wilt verwijderen, selecteert u een of meer liniaalhulplijnen en drukt u op Delete. (U kunt liniaalhulplijnen ook verwijderen door ze naar een liniaal te slepen.)
  • Als u alle liniaalhulplijnen op de doelspread wilt verwijderen, klikt u met de rechtermuisknop (Windows) of houdt u Ctrl ingedrukt en klikt u (Mac OS) op een geselecteerde hulplijn of liniaal en kiest u Alle hulplijnen op spread verwijderen.

Als een hulplijn niet kan worden verwijderd, is de laag waarschijnlijk vergrendeld of bevindt de laag zich mogelijk op een stramienpagina, of de hulplijn bevindt zich op een vergrendelde laag.

Liniaalhulplijnen aanpassen

  1. Ga op een van de volgende manieren te werk:
    • Om de opties voor een of meer bestaande liniaalhulplijnen te wijzigen selecteert u eerst de gewenste liniaalhulplijnen.

    • Om de standaardopties voor nieuwe liniaalhulplijnen in te stellen deselecteert u eerst alle hulplijnen door op een leeg gebied te klikken.

  2. Kies Layout > Liniaalhulplijnen.
  3. Geef bij Weergavedrempel de vergrotingsfactor op waaronder de liniaalhulplijnen niet worden weergegeven. Hiermee voorkomt u dat de liniaalhulplijnen te dicht tegen elkaar liggen bij een lagere vergrotingsfactor.
  4. Kies bij Kleur een kleur of kies Aangepast om een kleur in de kleurkiezer te definiëren. Klik op OK.
Opmerking:

U kunt de huidige vergroting als de weergavedrempel voor nieuwe liniaalhulplijnen instellen door Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt te houden terwijl u de geselecteerde liniaalhulplijnen sleept.

Liniaalhulplijnen vergrendelen of ontgrendelen

  • U kunt alle liniaalhulplijnen vergrendelen of ontgrendelen door Weergave > Rasters en hulplijnen > Hulplijnen vergrendelen te kiezen om de menuopdracht te selecteren of te deselecteren.
  • U kunt liniaalhulplijnen op één laag vergrendelen of ontgrendelen, zonder de zichtbaarheid van de objecten op de laag te wijzigen, door te dubbelklikken op de naam van de laag in het deelvenster Lagen, de optie Hulplijnen vergrendelen in of uit te schakelen en vervolgens op OK te klikken.

De stapelvolgorde van de liniaalhulplijnen wijzigen

Liniaalhulplijnen worden standaard vóór alle andere hulplijnen en objecten geplaatst. Bepaalde liniaalhulplijnen kunnen echter de weergave van objecten zoals lijnen met een dunne breedte belemmeren. U kunt de instelling Hulplijnen op achtergrond wijzigen om de liniaalhulplijnen voor of achter alle andere objecten weer te geven. Ongeacht de instelling voor Hulplijnen op achtergrond zullen objecten en liniaalhulplijnen altijd voor de marge- en kolomhulplijnen worden weergegeven. Hoewel u de hulplijnen structureel gezien op verschillende lagen kunt ordenen, heeft dit geen invloed op hun visuele stapelvolgorde. De voorkeursinstelling Hulplijnen op achtergrond stapelt alle liniaalhulplijnen als één set ten opzichte van alle paginaobjecten.

Standaard stapelvolgorde

A. Liniaalhulplijnen B. Paginaobjecten C. Marge- en kolomhulplijnen D. Pagina 

  1. Kies Bewerken > Voorkeuren > Hulplijnen en plakbord (Windows) of InDesign > Voorkeuren > Hulplijnen en plakbord (Mac OS).
  2. Selecteer Hulplijnen op achtergrond en klik op OK.

Objecten magnetisch uitlijnen op hulplijnen en rasters

Als u objecten nauwkeurig op hulplijnen wilt uitlijnen, gebruikt u de opdrachten Hulplijnen magnetisch en Documentraster magnetisch. De randen van het object worden magnetisch uitgelijnd op (getrokken naar) het dichtstbijzijnde snijpunt van het raster of de hulplijn wanneer u objecten tekent, verplaatst of vergroot/verkleint.

De precieze afstand waarbinnen een object magnetisch op de hulplijnen wordt uitgelijnd, wordt het magnetische bereik genoemd en kan worden aangepast. Als u zowel Hulplijnen magnetisch als Documentraster magnetisch hebt ingeschakeld, heeft het raster voorrang op de hulplijnen.

Houd u bij het uitlijnen van objecten op hulplijnen en rasters aan de volgende richtlijnen:

  • U lijnt een object magnetisch op een hulplijn uit door het desbetreffende object naar de hulplijn te slepen totdat een of meer zijden van het object binnen het magnetische gebied van de hulplijn komen.

  • De hulplijnen moeten zichtbaar zijn als u wilt dat de objecten hierop magnetisch worden uitgelijnd. De objecten kunnen echter wel magnetisch worden uitgelijnd op de document- en basislijnrasters, ongeacht of deze wel of niet zichtbaar zijn.

  • Objecten op de ene laag zullen magnetisch worden uitgelijnd op de liniaalhulplijnen die op een andere laag zichtbaar zijn. Als u niet wilt dat objecten magnetisch worden uitgelijnd op de hulplijnen op een bepaalde laag, verbergt u de hulplijnen van die laag.

  • Als u de basislijntekst op het basislijnraster wilt uitlijnen, klikt u in het menu van het regelpaneel of het menu van het deelvenster Alinea op Rasteruitlijning > Romeins basislijn. U kunt Rasteruitlijning ook instellen op Romeins basislijn vanuit de rasterinstellingen van de kolomstijl.

  • Als u de basislijnen van tekst magnetisch wilt uitlijnen op het basislijnraster, klikt u voor de afzonderlijke alinea's of alineastijlen op de knop Uitlijnen op basislijnraster .

  1. Kies Weergave > Rasters en hulplijnen en zorg ervoor dat Documentraster magnetisch is geselecteerd (ingeschakeld).
    Opmerking:

    De opdracht Hulplijnen magnetisch bepaalt de magnetische uitlijning op zowel de hulplijnen als het basislijnraster.

  2. Kies Bewerken > Voorkeuren > Hulplijnen en plakbord (Windows) of InDesign > Voorkeuren > Hulplijnen en plakbord (Mac OS ), geef voor Magnetisch gebied de gewenste waarde op en klik op OK. De waarde voor Magnetisch gebied wordt altijd uitgedrukt in pixels.

Slimme hulplijnen gebruiken

Met de functie Slimme hulplijnen kunt u objecten magnetisch uitlijnen met elementen in uw lay-out. Terwijl u een object sleept of maakt, worden er tijdelijke hulplijnen weergegeven, als aanduiding dat het object wordt uitgelijnd met een rand of het midden van de pagina of met een ander element op de pagina.

De functie Slimme hulplijnen is standaard geselecteerd. U kunt slimme hulplijnen uitschakelen of een of meer categorieën van slimme hulplijnen uitschakelen:

Slimme objectuitlijning

Met de functie voor slimme objectuitlijning kunt u objecten gemakkelijk magnetisch uitlijnen met een rand of het midden van pagina-elementen. De objecten worden niet alleen magnetisch uitgelijnd, maar er worden ook automatisch slimme hulplijnen getekend om aan te geven met welk element het object wordt uitgelijnd.

Slimme afmetingen

Er wordt feedback over slimme afmetingen weergegeven wanneer u pagina-elementen vergroot of verkleint, maakt of roteert. Als u bijvoorbeeld een object op uw pagina 24 graden roteert, wordt een rotatiepictogram weergegeven wanneer u een ander object roteert met een waarde die dichtbij 24 graden ligt. Dit pictogram fungeert als hint en u kunt hiermee het object magnetisch uitlijnen met dezelfde rotatiehoek als die van het object ernaast. Hetzelfde geldt als u het formaat van een object naast een ander object vergroot of verkleint. Er wordt dan een lijnsegment met pijlen aan beide uiteinden weergegeven waarmee u het object magnetisch kunt vastzetten op dezelfde breedte of hoogte als het object ernaast.

Slimme spatiëring

Met slimme spatiëring kunt u pagina-items snel schikken met behulp van tijdelijke hulplijnen die aangeven dat de afstand tussen objecten gelijkmatig is.

Slimme cursors

In een grijs vak wordt slimme cursorfeedback weergegeven in de vorm van X- en Y-waarden als u objecten verplaatst of het formaat van objecten aanpast, of metingen uitvoert waarbij waarden worden omgekeerd. Met de optie Transformatiewaarden tonen in Interfacevoorkeuren kunt u slimme cursors in- en uitschakelen.

Op www.adobe.com/go/lrvid4029_id_nl vindt u een zelfstudievideo over het gebruik van slimme hulplijnen.

Slimme hulplijnen in- of uitschakelen

  1. Kies Weergave > Rasters en hulplijnen > Slimme hulplijnen.

Categorieën voor slimme hulplijnen in- of uitschakelen

  1. Open de voorkeuren voor hulplijnen en het plakbord.
  2. Schakel Uitlijnen op middelpunt object, Uitlijnen op objectranden, Slimme afmetingen en Slimme spatiëring in of uit en klik op OK.
Opmerking:

Als u slimme cursors, waarmee de X- en Y-waarden van objecten worden weergegeven als u de cursor boven het object houdt, wilt uitschakelen, schakelt u de optie Transformatiewaarden tonen bij Interfacevoorkeuren uit.

De vormgeving van slimme hulplijnen wijzigen

  1. Open het gedeelte Hulplijnen en plakbord van het dialoogvenster Voorkeuren.
  2. Kies een andere kleur in het menu Slimme hulplijnen en klik op OK.

Tips voor het gebruik van slimme hulplijnen

  1. Slimme hulplijnen zijn alleen van kracht op pagina-items en snijpunten in de actieve paginaweergave. Als een pagina een groot aantal objecten bevat en u wilt een object uitlijnen met een ander specifiek object of andere specifieke objecten, zoomt u in op het desbetreffende gebied. Als u slimme hulplijnen niet op kolomhulplijnen wilt uitlijnen, schakelt u Op hulplijnen uitlijnen tijdelijk uit door Weergave > Rasters en hulplijnen > Op hulplijnen uitlijnen te selecteren. De functie Slimme hulplijnen levert nauwkeurige resultaten op, ongeacht het zoompercentage, dus u hoeft bijvoorbeeld niet in te zoomen om te na te gaan of de linkerranden van twee objecten daadwerkelijk met elkaar zijn uitgelijnd.

 Adobe

Krijg sneller en gemakkelijker hulp

Nieuwe gebruiker?

Adobe MAX 2024

Adobe MAX
De creativiteitsconferentie

14–16 oktober Miami Beach en online

Adobe MAX

De creativiteitsconferentie

14–16 oktober Miami Beach en online

Adobe MAX 2024

Adobe MAX
De creativiteitsconferentie

14–16 oktober Miami Beach en online

Adobe MAX

De creativiteitsconferentie

14–16 oktober Miami Beach en online