- InDesign Handboek
- Kennismaken met InDesign
- Inleiding tot InDesign
- Werkruimte
- Inleiding tot InDesign
- Documenten maken en indelen
- Documenten en pagina's
- Documenten maken
- Werken met stramienpagina's
- Werken met documentpagina's
- Paginagrootte, marges en afloopgebied instellen
- Werken met bestanden en sjablonen
- Boekbestanden maken
- Standaardpaginanummering toevoegen
- Pagina's, hoofdstukken en secties nummeren
- QuarkXPress- en PageMaker-documenten omzetten
- Inhoud delen
- Een standaardworkflow met bestandsbeheer
- Documenten opslaan
- Rasters
- Hulpmiddelen voor de lay-out
- Documenten en pagina's
- Inhoud toevoegen
- Tekst
- Tekst toevoegen aan kaders
- Tekst met verbindingen
- Functies voor Arabisch en Hebreeuws in InDesign
- Tekst op een pad maken
- Opsommingstekens en nummering
- Glyphs en speciale tekens
- Tekstcompositie
- Tekstvariabelen
- QR-codes genereren
- Tekst bewerken
- Tekst uitlijnen
- Tekst rond objecten laten lopen
- Verankerde objecten
- Gekoppelde inhoud
- Alinea's opmaken
- Tekens opmaken
- Typografie
- Tekst opmaken
- Tekst controleren
- Spellingcontrole en taalwoordenboeken
- Referenties toevoegen
- Stijlen
- Tabellen
- Interactiviteit
- Afbeeldingen
- Kleur en transparantie
- Tekst
- Zoeken en vervangen
- Delen
- Publiceren
- Plaatsen, exporteren en publiceren
- Afdrukken
- Boekjes afdrukken
- Drukkersmarkeringen en afloopgebieden
- Documenten afdrukken
- Inkten, scheiding en rasterfrequentie
- Overdrukken
- PostScript- en EPS-bestanden maken
- Preflight van bestanden uitvoeren voordat ze worden verzonden
- Miniaturen en grote documenten afdrukken
- PDF-bestanden voorbereiden voor serviceproviders
- Afdrukken van scheidingen voorbereiden
- InDesign uitbreiden
- Automatisering
- Problemen oplossen
Categorieën Adobe PDF-opties
U kunt PDF-opties instellen wanneer u naar PDF exporteert of wanneer u PDF-voorinstellingen maakt of bewerkt. Adobe PDF-opties worden onderverdeeld in categorieën. De categorieën staan met uitzondering van de opties Standaard en Compatibiliteit links in het dialoogvenster Adobe PDF Exporteren. Deze twee opties staan boven in het dialoogvenster. Wanneer u naar PDF exporteert en een van de opties wijzigt, staat "gewijzigd" achter de naam van de voorinstelling.
Standaard
Hiermee geeft u een PDF/X-indeling voor het bestand op.
Compatibiliteit
Hiermee geeft u een PDF-versie voor het bestand op.
Algemeen
Hiermee geeft u standaardbestandsopties op.
Compressie
Hiermee geeft u op of illustraties moet worden gecomprimeerd en gedownsampled en welke methode en instellingen daarbij moeten worden gebruikt.
Tekens en afloopgebied
Hiermee geeft u drukkersmarkeringen, het afloopgebied en de witruimte rond pagina's op. Alhoewel dit dezelfde opties zijn als in het dialoogvenster Afdrukken, zijn de berekeningen enigszins anders, omdat de PDF niet wordt uitgevoerd naar een bekend paginaformaat.
Uitvoer
Hiermee bepaalt u hoe kleuren en PDF/X-uitvoerintentieprofielen worden opgeslagen in het PDF-bestand.
Geavanceerd
Hiermee bepaalt u hoe lettertypen, OPI-specificaties, transparantieafvlakking en JDF-instructies in het PDF-bestand worden opgeslagen.
Beveiliging
Hiermee voegt u beveiliging aan het PDF-bestand toe. Er zijn geen beveiligingsopties beschikbaar wanneer u een PDF-voorinstelling maakt of bewerkt.
Samenvatting
Hiermee geeft u een samenvatting van de huidige PDF-instellingen weer. U kunt de afzonderlijke instellingen bekijken door op de pijl naast een categorie te klikken (bijvoorbeeld de categorie Algemeen). U slaat het overzicht als een ASCII-tekstbestand op door op Samenvatting opslaan te klikken. Wanneer een instelling in de geselecteerde voorinstelling niet kan worden uitgevoerd en opnieuw moet worden toegewezen, wordt het waarschuwingspictogram weergegeven met uitleg. Als in een voorinstelling bijvoorbeeld bronprofielen zijn opgegeven die niet overeenkomen met die van het huidige bestand met kleurinstellingen, worden de profielen gebruikt die voor het bestand met de kleurinstellingen zijn opgegeven.
Over PDF/X-standaarden
De PDF/X-standaarden zijn gedefinieerd door de International Organization for Standardization (ISO). Deze standaarden gelden voor het uitwisselen van grafische inhoud. Tijdens de PDF-omzetting wordt het desbetreffende bestand gecontroleerd aan de hand van de opgegeven standaard. Als de PDF niet voldoet aan de geselecteerde ISO-standaard, wordt een bericht weergegeven met de vraag of u de omzetting wilt annuleren of wilt doorgaan met het maken van een bestand dat niet compatibel is. Een veelgebruikte standaard voor een workflow voor gedrukte publicaties is de PDF/X-indeling, bijvoorbeeld PDF/X‑1a.
De PDF/X-4-indeling is een betrouwbare indeling voor actieve transparantie- en kleurbeheer. Deze indeling is bij uitstek geschikt voor RIP-verwerking, digitale printers die gebruikmaken van de Adobe PDF Print Engine, en PDF-bestanden die in Acrobat moeten worden afgedrukt.
Zie de ISO-website en de Adobe-website voor meer informatie over PDF/X.
PDF-compatibiliteitsniveaus
Wanneer u PDF-bestanden maakt, moet u beslissen welke PDF-versie u wilt gebruiken. U kunt de PDF-versie veranderen door over te schakelen op een andere voorinstelling of door een compatibiliteitsoptie te kiezen wanneer u het bestand opslaat als PDF of een PDF-voorinstelling bewerkt.
In het algemeen moet u de meest recente versie (in dit geval versie 1.7) gebruiken, tenzij er een specifieke behoefte is aan achterwaartse compatibiliteit. De nieuwste versie bevat alle nieuwste mogelijkheden en functies. Als u echter documenten maakt die op grote schaal worden verspreid, kunt u wellicht beter Acrobat 5.0 (PDF 1.4) of Acrobat 6.0 (PDF 1.5) kiezen, zodat alle gebruikers het document kunnen bekijken en afdrukken.
In de volgende tabel worden enkele functies vergeleken van PDF-bestanden die met de verschillende compatibiliteitsinstellingen zijn gemaakt.
Acrobat 8.0 en 9.0 gebruiken ook PDF 1.7.
Acrobat 3.0 (PDF 1.3) | Acrobat 5.0 (PDF 1.4) | Acrobat 6.0 (PDF 1.5) | Acrobat 7.0 (PDF 1.6) en Acrobat X (PDF 1.7) |
---|---|---|---|
PDF-bestanden kunnen worden geopend in Acrobat 3.0 en Acrobat Reader 3.0 en hoger. | PDF-bestanden kunnen worden geopend in Acrobat 3.0 en Acrobat Reader 3.0 en hoger. Functies die specifiek zijn voor latere versies kunnen echter verloren gaan of niet zichtbaar zijn. | De meeste PDF-bestanden kunnen worden geopend in Acrobat 4.0 en Acrobat Reader 4.0 en hoger. Functies die specifiek zijn voor latere versies kunnen echter verloren gaan of niet zichtbaar zijn. | De meeste PDF-bestanden kunnen worden geopend in Acrobat 4.0 en Acrobat Reader 4.0 en hoger. Functies die specifiek zijn voor latere versies kunnen echter verloren gaan of niet zichtbaar zijn. |
Het bestand mag geen illustraties bevatten waarin gebruik wordt gemaakt van actieve transparantie-effecten. Transparantie moet worden afgevlakt voorafgaand aan de omzetting in PDF 1.3. | Het gebruik van actieve transparantie in illustraties wordt ondersteund. Met de Acrobat Distiller-functie wordt transparantie afgevlakt. | Het gebruik van actieve transparantie in illustraties wordt ondersteund. Met de Acrobat Distiller-functie wordt transparantie afgevlakt. | Het gebruik van actieve transparantie in illustraties wordt ondersteund. Met de Acrobat Distiller-functie wordt transparantie afgevlakt. |
Lagen worden niet ondersteund. | Lagen worden niet ondersteund. | Lagen blijven behouden wanneer PDF-bestanden worden gemaakt in toepassingen die het genereren van gelaagde PDF-documenten ondersteunen, zoals Illustrator CS en hoger of InDesign CS en hoger. | Lagen blijven behouden wanneer PDF-bestanden worden gemaakt in toepassingen die het genereren van gelaagde PDF-documenten ondersteunen, zoals Illustrator CS en hoger of InDesign CS en hoger. |
DeviceN-kleurruimte met 8 kleuren wordt ondersteund. | DeviceN-kleurruimte met 8 kleuren wordt ondersteund. | DeviceN-kleurruimte met maximaal 31 kleuren wordt ondersteund. | DeviceN-kleurruimte met maximaal 31 kleuren wordt ondersteund. |
Multibyte-lettertypen kunnen worden ingesloten. Distiller zet de lettertypen tijdens het insluiten om. | Multibyte-lettertypen kunnen worden ingesloten. | Multibyte-lettertypen kunnen worden ingesloten. | Multibyte-lettertypen kunnen worden ingesloten. |
40-bits RC4-beveiliging wordt ondersteund. | 128-bits RC4-beveiliging wordt ondersteund. | 128-bits RC4-beveiliging wordt ondersteund. | 128-bits RC4- en 128-bits AES-beveiliging (Advanced Encryption Standard) worden ondersteund. |
Algemene opties voor PDF-bestanden
Klik op de categorie Algemeen in het dialoogvenster Adobe PDF exporteren om de volgende opties in te stellen:
Beschrijving
Hiermee geeft u de beschrijving weer van de geselecteerde voorinstelling en kunt u de beschrijving bewerken. U kunt een beschrijving plakken vanaf het Klembord.
Pagina's
Alles
Hiermee exporteert u alle pagina's van het huidige document of boek.
Bereik
Hiermee geeft u het paginabereik op dat in het huidige document moet worden geëxporteerd. Een bereik typt u met een koppelteken. Pagina's of bereiken scheidt u met een komma. Deze optie is niet beschikbaar tijdens het exporteren van boeken of het maken van voorinstellingen.
Spreads
Hiermee exporteert u de pagina's samen alsof ze zijn afgedrukt op hetzelfde vel.
Opmerking: Selecteer Spreads niet voor commercieel drukwerk; doet u dit wel, dan kan het servicebureau de pagina's niet opmaken.
Weergeven
Weergave
De aanvankelijke weergave-instellingen van het PDF-bestand wanneer dit wordt geopend.
Deze vervolgkeuzelijst is alleen beschikbaar wanneer PDF-standaard - Geen is geselecteerd.
Layout
De aanvankelijke layout van het PDF-bestand wanneer dit wordt geopend.
Als in de vervolgkeuzelijst Compatibiliteit de optie Acrobat 4 (PDF 1.3) of Acrobat 5 (PDF 1.4) wordt geselecteerd, worden de volgende opties in de vervolgkeuzelijst Lay-out uitgeschakeld:
- Twee (naast elkaar)
- Twee (voorblad)
Opties
Miniaturen op pagina insluiten
Hiermee wordt een miniatuur weergegeven voor elke pagina in de PDF, waardoor het bestand groter wordt. Deselecteer deze instelling wanneer gebruikers van Acrobat 5.0 en later de PDF zullen weergeven en afdrukken; in deze versies worden miniaturen steeds dynamisch gegenereerd wanneer u op het deelvenster Pagina's van een PDF klikt.
Optimaliseren voor snelle weergave op het web
Hiermee verkleint u de PDF-bestandsgrootte en optimaliseert u het PDF-bestand zodat het sneller wordt weergegeven in een webbrowser door het bestand zo in te stellen dat er per keer één pagina wordt gedownload (byte-serving). Bij deze optie worden tekst en tekeningen gecomprimeerd, ongeacht de instellingen die u in de categorie Compressie van het dialoogvenster Adobe PDF exporteren hebt geselecteerd.
Gelabelde PDF maken
Hiermee worden tijdens het exporteren elementen in het artikel automatisch van labels voorzien op basis van een subset van de Acrobat-labels die door InDesign worden ondersteund. Dit omvat de herkenning van alinea's, standaard tekstopmaak, lijsten en tabellen. (U kunt deze labels in het document invoegen en aanpassen, voordat u naar PDF exporteert. Zie Structuur aan PDF-bestanden toevoegen.)
Opmerking: Als Compatibiliteit is ingesteld op Acrobat 6 (PDF 1.5) of hoger, worden tags gecomprimeerd zodat het bestand kleiner wordt. Wanneer het PDF-bestand vervolgens in Acrobat 4.0 of Acrobat 5.0 wordt geopend, zijn de tags niet zichtbaar omdat deze versies van Acrobat geen tags kunnen decomprimeren.
PDF na exporteren weergeven
Hiermee opent u het zojuist gemaakte PDF-bestand in de standaardtoepassing voor de weergave van PDF-bestanden.
Acrobat-lagen maken
Hiermee wordt elke InDesign-laag als een Acrobat-laag in het PDF-bestand opgeslagen. Ook worden de drukkersmarkeringen die u hebt toegevoegd naar een afzonderlijke teken- en aflooplaag geëxporteerd. U kunt volledig door die lagen navigeren, waardoor gebruikers met Acrobat 6.0 en hoger meerdere versies van het document vanuit een enkel PDF-bestand kunnen bekijken. Als een document bijvoorbeeld in meerdere talen wordt gepubliceerd, kunt u voor elke taal de tekst op een aparte laag plaatsen. Uw prepress-bureau kan die lagen tonen en verbergen en zo verschillende versies van het document genereren.
Als u de optie Adobe-lagen maken selecteert wanneer u een boek naar PDF exporteert, worden lagen met dezelfde naam standaard samengevoegd.
Opmerking: De optie Acrobat-lagen maken is alleen beschikbaar wanneer Compatibiliteit is ingesteld op Acrobat 6 (PDF 1.5) of hoger.
Lagen exporteren
Hiermee bepaalt u of zichtbare lagen en niet-afdrukbare lagen wel of niet in het PDF-bestand worden opgenomen. U kunt met de optie Laagopties bepalen of elke laag wordt verborgen of als niet-afdrukbaar wordt ingesteld. Bij het exporteren naar PDF kunt u kiezen of alle lagen (inclusief verborgen en niet-afdrukbare lagen), de zichtbare lagen (inclusief de niet-afdrukbare lagen) of de zichtbare en afdrukbare lagen worden geëxporteerd.
Inclusief
Bladwijzers
Maakt bladwijzers voor de items in een inhoudsopgave met behoud van de niveaus in de inhoudsopgave. Bladwijzers worden gemaakt van de gegevens die in het deelvenster Bladwijzers zijn opgegeven.
Hyperlinks
Maakt PDF-hyperlinkannotaties voor InDesign-hyperlinks en voor items in inhoudsopgaven en indexen.
Zichtbare hulplijnen en rasters
Exporteert marge-, liniaal- en kolomhulplijnen en basislijnrasters die in het document zichtbaar zijn. Rasters en hulplijnen worden in dezelfde kleur geëxporteerd als de kleur die in het document wordt gebruikt.
Niet-afdrukbare objecten
Exporteert objecten waarop u in het deelvenster Kenmerken de optie Niet-afdrukbaar hebt toegepast.
Interactieve elementen
Kies Inclusief vormgeving als u elementen zoals knoppen en filmposters in het PDF-bestand wilt opnemen. Als u een PDF-bestand met interactieve elementen wilt maken, kiest u de optie Adobe PDF (interactief) in plaats van de optie Adobe PDF (afdrukken). Zie Exporteren naar interactieve PDF-opties.
Opties voor compressie en downsampling voor PDF-bestanden
Tijdens het exporteren van documenten naar Adobe PDF kunt u tekst en lijnwerk comprimeren en bitmapafbeeldingen comprimeren en downsamplen. Afhankelijk van de instellingen die u kiest, kunnen compressie en resampling een Adobe PDF-bestand aanzienlijk verkleinen, zonder dat er details verloren gaan of het bestand minder nauwkeurig is.
Het gedeelte Compressie van het dialoogvenster Adobe PDF exporteren bestaat uit drie gedeelten. Elk gedeelte bevat de volgende opties voor het comprimeren en resamplen van kleuren-, grijswaarden- of monochrome afbeeldingen in uw artwork.
Downsampling
Gebruik downsampling als u het PDF-bestand op het web wilt gebruiken. Hierdoor is een hogere compressie mogelijk. Als u het PDF-bestand op een hoge resolutie wilt afdrukken, overlegt u eerst met uw prepress-servicebureau voordat u de opties voor compressie en downsampling gaat instellen.
U moet ook in overweging nemen of de pagina door gebruikers zal worden vergroot. Wanneer u bijvoorbeeld een PDF-document van een kaart maakt, is het raadzaam een hogere afbeeldingsresolutie te gebruiken, zodat er kan worden ingezoomd op de kaart zonder dat dit ten koste van de weergavekwaliteit gaat.
Downsampling is het verminderen van het aantal pixels in een afbeelding. Voor het downsamplen van afbeeldingen met kleuren of grijstinten of monochrome afbeeldingen, kiest u een interpolatiemethode (gemiddelde downsampling, bicubische downsampling of subsampling) en voert u de gewenste resolutie in (in pixels per inch). Geef vervolgens een resolutie op in het tekstvak Voor afbeeldingen boven. Alle afbeeldingen met een resolutie die hoger is dan deze drempelwaarde worden gedownsampled.
De interpolatiemethode die u kiest, bepaalt de manier waarop pixels worden gewist:
Gemiddelde downsampling naar
Hierbij wordt het gemiddelde genomen van de pixels in een samplegebied en wordt het gehele gebied vervangen door de gemiddelde pixelkleur met de opgegeven resolutie.
Subsampling naar
Hierbij wordt een pixel in het midden van het samplegebied gekozen en wordt het gehele gebied door die pixelkleur vervangen. Vergeleken met downsampling is de verwerkingstijd bij subsampling aanzienlijk korter, maar zijn de afbeeldingen ook minder vloeiend.
Bicubische downsampling naar
Hierbij wordt een gewogen gemiddelde gebruikt om de pixelkleur te bepalen en is het resultaat gewoonlijk beter dan bij de eenvoudige methode van downsamplen. Bicubisch is de langzaamste maar meest nauwkeurige methode en geeft de meest vloeiende halftoongradaties.
Compressie
Hiermee bepaalt u het type compressie dat moet worden gebruikt:
Automatisch (JPEG)
Deze optie bepaalt automatisch de beste kwaliteit voor afbeeldingen in grijswaarden of in kleur. Bij de meeste bestanden geeft deze optie optimale resultaten.
JPEG
Deze optie is geschikt voor afbeeldingen in grijswaarden of in kleur. Bij JPEG-compressie gaan er gegevens verloren. Dit betekent dat er afbeeldingsgegevens worden verwijderd en dat de kwaliteit afneemt. Er wordt echter geprobeerd zo weinig mogelijk gegevens verloren te laten gaan bij het verkleinen van het bestand. Omdat JPEG gegevens verwijdert, ontstaan hierdoor veel kleinere bestanden dan bij ZIP-compressie.
ZIP
Dit werkt goed bij afbeeldingen met grote gebieden in een enkele kleur of bij zich herhalende patronen en voor zwart-witafbeeldingen met zich herhalende patronen. Bij ZIP-compressie kunnen er afhankelijk van de instelling Kwaliteit afbeelding wel of geen gegevens verloren gaan.
JPEG 2000
Dit is de internationale standaard voor het comprimeren en inpakken van afbeeldingsgegevens. Net zoals JPEG-compressie is JPEG 2000-compressie geschikt voor grijswaarden- of kleurenafbeeldingen. JPEG 2000-compressie heeft enkele voordelen, zoals progressieve weergave. De optie JPEG 2000 is alleen beschikbaar als Compatibiliteit is ingesteld op Acrobat 6 (PDF 1.5) en hoger.
Automatisch (JPEG 2000)
Deze optie bepaalt automatisch de beste kwaliteit voor afbeeldingen in grijswaarden of in kleur. De optie Automatisch (JPEG 2000) is alleen beschikbaar als Compatibiliteit is ingesteld op Acrobat 6 (PDF 1.5) en hoger.
CCITT en Run Length
Deze zijn alleen beschikbaar voor monochrome bitmapafbeeldingen. CCITT (Consultative Committee on International Telegraphy and Telephony) is geschikt voor zwart-witafbeeldingen en voor ingescande afbeeldingen met een diepte van 1 bit. Group 4 is een algemene compressiemethode die vooral geschikt is voor de meeste soorten monochrome afbeeldingen. Bij Group 3, de compressiemethode van veel faxapparaten, worden monochrome bitmaps per rij gecomprimeerd. Run Length is een compressiemethode die het beste resultaat geeft bij afbeeldingen met grote delen effen zwart of wit.
Voor grijswaardenafbeeldingen die zijn ingekleurd in InDesign, gelden de compressie-instellingen voor kleurenafbeeldingen. Voor grijswaardenafbeeldingen die zijn ingekleurd met een steunkleur (en [Geen] toegepast op de kaders) worden echter de compressie-instellingen voor grijswaarden gebruikt.
Afbeeldingskwaliteit
Bepaalt de hoeveelheid compressie die wordt toegepast. Voor JPEG- of JPEG 2000-compressie kunt u kiezen uit de kwaliteit Minimaal, Laag, Normaal, Hoog of Maximaal. Voor ZIP-compressie is alleen 8-bits beschikbaar. Omdat InDesign de ZIP-methode zonder gegevensverlies gebruikt, worden geen gegevens verwijderd om bestanden kleiner te maken, dus blijft de kwaliteit van de afbeeldingen gelijk.
Tegelgrootte
Bepaalt de grootte van de tegels voor progressieve weergave. Deze optie is alleen beschikbaar als Compatibiliteit is ingesteld op Acrobat 6 (PDF 1.5) en hoger en Compressie is ingesteld op JPEG 2000.
Tekst en lijnwerk comprimeren
Hiermee past u Flate-compressie toe (deze compressie is te vergelijken met ZIP-compressie voor afbeeldingen) op alle tekst en lijnwerk in het document, zonder verlies van gegevens of kwaliteit.
Afbeeldingsgegevens uitsnijden naar kaders
Hierbij kan het bestand kleiner worden doordat alleen de afbeeldingsgegevens worden geëxporteerd die in het zichtbare gedeelte van het kader staan. Selecteer deze optie niet als voor de naverwerking extra gegevens nodig zijn, bijvoorbeeld voor het herplaatsen of laten aflopen van een afbeelding.
Opties voor tekens en afloopgebieden voor PDF-bestanden
Het afloopgebied is het gedeelte van de illustratie dat buiten de snijtekens en interne snijtekens en dus buiten het afdrukgebied valt. U kunt in een illustratie een afloopgebied als foutmarge opnemen om er zeker van te zijn dat na het afsnijden van de pagina de pagina overal is bedrukt of om ervoor te zorgen dat een afbeelding in een sleutellijn in een document kan worden gestript.
U kunt opgeven hoe groot het afloopgebied moet zijn en een heel scala aan drukkersmarkeringen (tekens) aan het bestand toevoegen.
Kleurbeheer en PDF/X-uitvoeropties voor PDF-bestanden
U kunt de volgende opties instellen in het gedeelte Uitvoer van het dialoogvenster Adobe PDF exporteren. De interacties tussen de uitvoeropties bepalen, afhankelijk van het feit of kleurbeheer is in- of uitgeschakeld, of het document wordt gelabeld met kleurenprofielen en of de optie PDF-standaard is geselecteerd.
Voor een definitie van de opties in het gedeelte Uitvoer plaatst u de muisaanwijzer op een optie, waarna de beschrijving van deze optie onder in het dialoogvenster verschijnt.
Kleuromzetting
Hiermee bepaalt u hoe kleur in het PDF-bestand wordt weergegeven. Alle steunkleurgegevens blijven behouden tijdens de kleuromzetting. Alleen de equivalente proceskleuren worden omgezet naar het opgegeven kleursysteem.
Geen kleuromzetting
Hiermee behoudt u de kleurgegevens zoals ze zijn. Dit is de standaardinstelling wanneer PDF/X-3 is geselecteerd.
Omzetten naar doel
Hiermee zet u alle kleuren om naar het profiel dat bij Doel is geselecteerd. Het profielopnamebeleid bepaalt of het profiel wel of niet wordt opgenomen.
Omzetten naar doel (nummers behouden)
Hiermee zet u kleuren alleen om naar de doelprofielruimte als ze ingesloten profielen hebben die afwijken van het doelprofiel (of als het RGB-kleuren zijn en het doelprofiel CMYK is, of vice versa). Niet-gelabelde kleurobjecten zonder ingesloten profielen en eigen objecten (zoals lijnwerk of tekst) worden niet omgezet. Deze optie is niet beschikbaar als kleurbeheer is uitgeschakeld. Het profielopnamebeleid bepaalt of het profiel wel of niet wordt opgenomen.
Doel
Beschrijft de kleuromvang van het uiteindelijke RGB- of CMYK-uitvoerapparaat, zoals de monitor of een SWOP-standaard. Met dit profiel wordt de kleurinformatie van het document (dat is gedefinieerd door het bronprofiel in de sectie Werkruimten van het dialoogvenster Kleurinstellingen) omgezet in de kleurruimte van het doeluitvoerapparaat.
Profielopnamebeleid
Hiermee bepaalt u of een kleurenprofiel in het bestand wordt opgenomen. De opties kunnen verschillen, afhankelijk van de instelling in het menu Kleuromzetting, of een van de PDF/X-standaarden is geselecteerd en of kleurbeheer is in- of uitgeschakeld.
Exclusief profielen
Met deze optie wordt er geen document met kleurbeheer en ingesloten kleurenprofielen gemaakt.
Inclusief alle profielen
Maakt een document met beheerde kleuren. Als de toepassing of het uitvoerapparaat dat het Adobe PDF-bestand gebruikt, kleuren moet omzetten naar een andere kleurenruimte, wordt de ingesloten kleurenruimte uit het profiel gebruikt. Voordat u deze optie selecteert, schakelt u kleurbeheer in en stelt u profielgegevens in.
Inclusief gelabelde bronprofielen
Bij deze optie worden apparaatafhankelijke kleuren niet gewijzigd en worden apparaatonafhankelijke kleuren als de best mogelijke equivalente kleuren in PDF behouden. Deze optie wordt vooral door drukkers gebruikt die al hun apparaten hebben gekalibreerd, die met deze informatie de kleuren in het bestand hebben opgegeven en alleen op die apparaten afdrukken.
Inclusief alle RGB-profielen en alle gelabelde CMYK-bronprofielen
Hiermee neemt u alle profielen voor gelabelde RGB-objecten en gelabelde CMYK-objecten op, zoals geplaatste objecten met ingesloten profielen. Deze optie neemt ook het profiel Document RGB voor niet-gelabelde RGB-objecten op.
Doelprofiel opnemen
Hiermee wordt het doelprofiel aan alle objecten toegewezen. Als de optie Omzetten naar doel (Kleurnummers behouden) wordt geselecteerd, worden niet-gelabelde objecten in dezelfde kleurenruimte toegewezen aan het doelprofiel, zodat de kleurnummers niet veranderen.
Overdruk simuleren
Hiermee simuleert u het afdrukken van scheidingen door de weergave van overdrukken in samengestelde uitvoer te handhaven. Wanneer Overdruk simuleren niet is geselecteerd, moet Voorvertoning overdruk worden geselecteerd om het effect van de overlappende kleuren te kunnen zien. Wanneer Overdruk simuleren is geselecteerd, worden steunkleuren gewijzigd in hun equivalente proceskleuren en worden overlappende kleuren goed weergegeven en uitgevoerd, zonder dat Voorvertoning overdruk in Acrobat is geselecteerd. Als Overdruk simuleren is ingeschakeld en Compatibiliteit (in het gedeelte Algemeen van het dialoogvenster) is ingesteld op Acrobat 4 (PDF 1.3), kunt u een soft proof van de kleuren in het document op de monitor uitvoeren voordat deze op een bepaald uitvoerapparaat worden geproduceerd.
Inktbeheer
Hiermee controleert u of steunkleuren worden omgezet naar equivalente proceskleuren en geeft u andere inktinstellingen op. Als u het document wijzigt met Inktbeheer (bijvoorbeeld als u alle steunkleuren door hun equivalente proceskleuren vervangt), worden de wijzigingen wel in het geëxporteerde bestand en het opgeslagen document weergegeven, maar worden de instellingen niet bij de Adobe PDF-voorinstelling opgeslagen.
Naam uitvoerintentieprofiel
Specificeert de gekarakteriseerde afdrukvoorwaarde voor het document. Een uitvoerintentieprofiel is nodig voor het maken van PDF/X-compatibele bestanden. Dit menu is alleen beschikbaar als een PDF/X-standaard (of voorinstelling) is geselecteerd in het gedeelte Algemeen van het dialoogvenster Adobe PDF exporteren. De beschikbaarheid van de opties hangt af van het feit of kleurbeheer is in- of uitgeschakeld. Als kleurbeheer is uitgeschakeld, staan in het menu alleen de uitvoerprofielen die overeenkomen met de kleurenruimte van het doelprofiel. Als kleurbeheer is ingeschakeld, is het uitvoerintentieprofiel hetzelfde profiel als het profiel dat voor Doel is geselecteerd (vooropgesteld dat het een CMYK-uitvoerapparaat is).
Naam uitvoervoorwaarde
Hiermee beschrijft u de verwachte afdrukvoorwaarde. Deze vermelding kan van pas komen voor de verwachte ontvanger van het PDF-document.
Id uitvoervoorwaarde
Deze optie geeft een verwijzing aan naar meer informatie over de verwachte afdrukvoorwaarde. De id wordt automatisch ingevoerd voor de afdrukvoorwaarden die in het ICC-register staan. Deze optie is niet beschikbaar wanneer een van de PDF/X-3-voorinstellingen of ‑standaarden wordt gebruikt, omdat het bestand niet compatibel zal blijken te zijn wanneer het wordt gecontroleerd door de Preflight-functie van Acrobat 7.0 Professional en hoger of de toepassing Enfocus PitStop (een plug-in voor Acrobat 6.0).
Registernaam
Deze optie geeft het webadres aan voor meer informatie over het register. De URL wordt automatisch ingevoerd voor ICC-registernamen. Deze optie is niet beschikbaar wanneer een van de PDF/X-3-voorinstellingen of ‑standaarden wordt gebruikt, omdat het bestand niet compatibel zal blijken te zijn wanneer het wordt gecontroleerd door de Preflight-functie van Acrobat 7.0 Professional en hoger of de toepassing Enfocus PitStop (een plug-in voor Acrobat 6.0).
Lettertype-, OPI- en afvlakkingsopties voor PDF-bestanden
U kunt de volgende opties instellen in het gedeelte Geavanceerd van het dialoogvenster Adobe PDF exporteren.
Subset maken van lettertypen als het percentage gebruikte tekens minder is dan
Stelt de drempel voor het insluiten van complete lettertypen in op basis van het aantal keren dat de tekens van de lettertypen in het document is gebruikt. Als het percentage wordt overschreden van tekens die van een bepaald lettertype in een document zijn gebruikt, wordt het desbetreffende lettertype volledig ingesloten. In het andere geval wordt er een subset van het lettertype gebruikt. Het bestand wordt groter als lettertypen volledig worden ingesloten, maar als u altijd alle lettertypen volledig wilt insluiten, moet u 0 (nul) invoeren. U kunt een drempel ook instellen in het dialoogvenster voor algemene voorkeuren, en het maken van subsets voor lettertypen activeren op basis van het aantal glyphs in een lettertype.
OPI
Hiermee kunt u specifieke typen geïmporteerde afbeeldingen weglaten wanneer u afbeeldingsgegevens naar een printer of een bestand verzendt, waarbij alleen de OPI-koppelingen (opmerkingen) voor latere verwerking door een OPI-server overblijven.
Voorinstelling
Als Compatibiliteit (in het gedeelte Algemeen van het dialoogvenster) is ingesteld op Acrobat 4 (PDF 1.3), kunt u een voorinstelling (of set opties) voor het afvlakken van transparantie instellen. Deze opties worden alleen gebruikt bij het exporteren van spreads met transparantie in illustraties.
Bij Acrobat 5 (PDF 1.4) en hoger wordt transparantie in illustraties automatisch behouden. Het gevolg daarvan is dat de opties Voorinstelling en Aangepast niet beschikbaar zijn voor deze compatibiliteitsniveaus.
Overschrijvingen van spreads negeren
Hiermee past u de afvlakinstellingen op alle spreads in een document of boek toe en overschrijft u de afvlakvoorinstelling van een afzonderlijke spread.
Een JDF-bestand maken met Acrobat
Hiermee maakt u een JDF-bestand (Job Definition Format) en wordt Acrobat Professional gestart voor het verwerken van het JDF-bestand. Een taakdefinitie in Acrobat bevat verwijzingen naar de bestanden die moeten worden afgedrukt, alsmede instructies en informatie voor prepress-servicebureaus die de bestanden in productie nemen. Deze optie is alleen beschikbaar als Acrobat 7.0 Professional of hoger op de computer is geïnstalleerd. Raadpleeg de Help bij Acrobat voor meer informatie.
Beveiliging toevoegen aan PDF-bestanden
Wanneer u een bestand opslaat als PDF, kunt u wachtwoordbeveiliging en beveiligingsbeperkingen toevoegen. Hiermee bepaalt u niet alleen wie het bestand mag openen, maar ook wie inhoud uit het document mag kopiëren of overnemen, het document mag afdrukken enzovoort.
Soms is een wachtwoord vereist om een PDF-bestand te openen (wachtwoord voor document openen) en om de beveiligingsinstellingen te wijzigen (wachtwoord voor machtigingen). Als u beveiligingsbeperkingen in het bestand opneemt, moet u beide wachtwoorden definiëren. Anders kan iedereen die het bestand opent, deze instellingen verwijderen. AIs een bestand met een wachtwoord voor machtigingen wordt geopend, dan zijn de beveiligingsinstellingen tijdelijk uitgeschakeld.
De RC4-beveiligingsmethode van RSA Corporation wordt gebruikt om PDF-bestanden met een wachtwoord te beveiligen. De codering is hoog of laag, afhankelijk van de instelling Compatibiliteit (in de categorie Algemeen).
Adobe PDF-voorinstellingen ondersteunen geen wachtwoorden en beveiligingsinstellingen. Als u wachtwoorden en beveiligingsinstellingen selecteert in het dialoogvenster Adobe PDF exporteren en daarna op Voorinstelling opslaan klikt, worden deze wachtwoorden en instellingen niet bewaard.
Beveiligingsopties voor PDF-bestanden
Bij het maken van een PDF of het toepassen van wachtwoordbeveiliging op een PDF kunt u de volgende opties instellen. De opties zijn afhankelijk van de instelling van de optie Compatibiliteit. Voor PDF/X-standaarden of ‑voorinstellingen zijn er geen beveiligingsopties beschikbaar.
Compatibiliteit
Hiermee stelt u het type codering in voor het openen van documenten die met een wachtwoord worden beveiligd. Bij de optie Acrobat 4 (PDF 1.3) wordt een laag coderingsniveau (40-bits RC4) gebruikt, terwijl bij de andere opties een hoog coderingsniveau wordt gebruikt (128-bits RC4 of AES).
Houd er rekening mee dat gebruikers met een oudere versie van Acrobat geen PDF-documenten met een hogere compatibiliteitsinstelling kunnen openen. Als u bijvoorbeeld de optie Acrobat 7 (PDF 1.6) selecteert, kan het document niet worden geopend in Acrobat 6.0 of eerder.
Wachtwoord vereist om document te openen
Selecteer deze optie als gebruikers het wachtwoord dat u opgeeft, moeten invoeren om het document te openen.
Wachtwoord voor document openen
Geef het wachtwoord op dat gebruikers moeten invoeren om het PDF-bestand te openen.
Als u een wachtwoord bent vergeten, kunt u het op geen enkele manier uit het document ophalen. Daarom is het verstandig wachtwoorden te noteren en op een veilige plaats te bewaren.
Een wachtwoord gebruiken om afdrukken, bewerken en overige taken te beperken
Beperkt de toegang tot de beveiligingsinstellingen van het PDF-bestand. Als het bestand wordt geopend in Adobe Acrobat, kan de gebruiker het bestand bekijken, maar moet hij of zij wel het opgegeven wachtwoord voor machtigingen invoeren om de instellingen voor beveiliging en machtigingen te kunnen wijzigen. Als het bestand wordt geopend in Illustrator, Adobe Photoshop of Adobe InDesign, moet de gebruiker het wachtwoord voor machtigingen invoeren, omdat het bestand niet in de alleen-weergavemodus kan worden geopend.
Wachtwoord voor machtigingen
Geef een wachtwoord op dat nodig is om de machtigingsinstellingen te wijzigen. Deze optie is alleen beschikbaar als de vorige optie is geselecteerd.
Afdrukken toegestaan
Hiermee geeft u op hoe gebruikers het PDF-bestand mogen afdrukken.
Geen
Hiermee voorkomt u dat gebruikers het bestand afdrukken.
Lage resolutie (150 dpi)
Gebruikers kunnen niet afdrukken met een resolutie hoger dan 150-dpi. Dit kan het afdrukken vertragen omdat elke pagina wordt afgedrukt als een bitmapafbeelding. Deze optie is alleen beschikbaar als de optie Compatibiliteit is ingesteld op Adobe 5 (PDF 1.4) of hoger.
Hoge resolutie
Gebruikers kunnen met een willekeurige resolutie afdrukken, waarbij vectoruitvoer van hoge kwaliteit wordt afgedrukt op Adobe PostScript-printers en andere printers die geavanceerde functies voor hoge afdrukkwaliteit ondersteunen.
Wijzigingen toegestaan
Hiermee definieert u welke bewerkingen kunnen worden uitgevoerd in het PDF-document.
Geen
Met deze instelling kan de gebruiker geen van de wijzigingen aanbrengen die worden weergegeven in het menu Wijzigingen toegestaan, zoals het invullen van formuliervelden en het toevoegen van opmerkingen.
Pagina's invoegen, verwijderen en roteren
Hiermee kunnen gebruikers pagina's invoegen, verwijderen en roteren en bladwijzers en miniaturen maken. Deze optie is alleen beschikbaar bij hoge (128-bits RC4 of AES) versleuteling.
Formuliervelden invullen en ondertekenen
Gebruikers kunnen formulieren invullen en formulieren digitaal ondertekenen. Bij deze optie kunnen geen opmerkingen of formuliervelden worden toegevoegd. Deze optie is alleen beschikbaar bij hoge (128-bits RC4 of AES) versleuteling.
Opmerkingen plaatsen, formuliervelden invullen en ondertekenen
Gebruikers kunnen opmerkingen toevoegen, formulieren invullen en formulieren digitaal ondertekenen. Met deze optie kunnen geen paginaobjecten worden verplaatst of formuliervelden worden gemaakt.
Pagina-layout, formuliervelden invullen en ondertekenen
Hiermee kunnen gebruikers pagina's invoegen, roteren en verwijderen, bladwijzers en miniaturen maken, en formulieren invullen en digitaal ondertekenen. Bij deze optie kunnen geen formuliervelden worden gemaakt. Deze optie is alleen beschikbaar bij een laag coderingsniveau (40-bits RC4).
Alles, behalve pagina's extraheren
Gebruikers kunnen het document bewerken, formuliervelden maken en invullen, opmerkingen toevoegen en formulieren digitaal ondertekenen.
Kopiëren van tekst, afbeeldingen en andere inhoud toestaan
Gebruikers kunnen de inhoud van een PDF selecteren en kopiëren.
Kopiëren van inhoud en toegang voor slechtzienden toestaan
Mensen met een visuele handicap kunnen het document lezen met een schermlezer en kopiëren. Deze optie is alleen beschikbaar bij een laag coderingsniveau (40-bits RC4).
Tekstweergave voor slechtzienden op schermlezers inschakelen
Mensen met een visuele handicap kunnen het document lezen met een schermlezer, maar het is niet mogelijk om de documentinhoud te kopiëren of uit te nemen. Deze optie is alleen beschikbaar bij hoge (128-bits RC4 of AES) versleuteling.
Onbewerkte metagegevens toestaan
Hiermee kunnen gebruikers inhoud vanuit het PDF-bestand kopiëren en ophalen. Deze is alleen beschikbaar als Compatibiliteit is ingesteld op Acrobat 6 (PDF 1.5) of hoger. Als u deze optie selecteert, hebben opslag-/zoeksystemen en zoekfuncties toegang tot de metagegevens in het document.
Lettertypen insluiten en vervangen
Een lettertype kan alleen worden ingesloten als het een instelling van de leverancier van het lettertype bevat die insluiten van lettertypen toestaat. Insluiten voorkomt dat lettertypen worden vervangen wanneer lezers het bestand weergeven of afdrukken en zorgt ervoor dat de tekst in het oorspronkelijke lettertype wordt weergegeven. Houd er echter rekening mee dat het bestand door insluiten iets groter wordt, tenzij het document CID-lettertypen gebruikt, een lettertype-indeling die veel wordt gebruikt voor Aziatische talen. U kunt lettertypen insluiten of vervangen in Acrobat of wanneer u een InDesign-document exporteert naar PDF.
U kunt het volledige lettertype insluiten of alleen een subset ervan met de tekens die in het bestand worden gebruikt.
Wanneer een lettertype niet kan worden ingesloten in verband met de instellingen van de leverancier van het lettertype, en de persoon die een PDF-bestand opent of afdrukt geen toegang heeft tot het oorspronkelijke lettertype, wordt een ander lettertype tijdelijk vervangen. U voorkomt problemen door alleen PDF-bestanden af te drukken waarin lettertypen kunnen worden ingesloten.
Het Multiple Master-lettertype kan door uitrekken of versmallen passend worden gemaakt. Op deze manier blijven de regel- en pagina-einden in het oorspronkelijke document gehandhaafd. De vervanging komt echter niet altijd met de vorm van de oorspronkelijke tekens overeen, vooral niet als er sprake is van onconventionele tekens, zoals scriptlettertypen.

Een document voor schermweergave voorbereiden
Vanwege de kleine bestanden, onafhankelijke platforms en online navigatie is Adobe PDF uitermate geschikt om documenten elektronisch te distribueren en op het scherm weer te geven. U kunt Adobe PDF-documenten naar andere gebruikers als e-mailbijlagen versturen of de documenten via internet of een intranet verdelen.
Zie Adobe InDesign CS4 - toegankelijkheid voor informatie over het maken van toegankelijke PDF-documenten.
De volgende richtlijnen gelden voor elektronisch gedistribueerde Adobe PDF-bestanden:
Voordat u Adobe PDF-documenten op een website plaatst, moet u controleren of de tekst, illustraties en de layout in de documenten compleet en correct zijn.
Controleer of de items van de inhoudsopgave, hyperlinks en bladwijzers goed zijn gegenereerd. Items van de inhoudsopgave worden automatisch op basis van de gegevens in het deelvenster Bladwijzers gegenereerd.
Stel wachtwoorden en overige beveiligingsopties in.
Gebruik een bestandsnaam van maximaal acht tekens, gevolgd door een extensie van maximaal drie tekens. Veel netwerken en e‑mailprogramma's korten lange bestandsnamen in.
De bestandsextensie moet .pdf zijn als gebruikers het bestand op een Windows-computer of op internet willen bekijken.
Kies Kleinste bestandsgrootte als u vooraf gedefinieerde Adobe PDF-exportinstellingen voor weergave op het scherm wilt toepassen.
Adobe PDF-bestanden die zijn geëxporteerd vanuit InDesign-documenten die overdrukken of transparantie-effecten bevatten, kunnen het beste worden weergegeven in Acrobat 5.0 en hoger of Adobe Reader 7.0 en hoger met de optie Voorvertoning overdruk geselecteerd.
Aanmelden bij je account