Handboek Annuleren

Verankerde objecten

  1. InDesign Handboek
  2. Kennismaken met InDesign
    1. Inleiding tot InDesign
      1. Nieuw in InDesign
      2. Systeemvereisten
      3. Algemene vragen
      4. Creative Cloud Libraries gebruiken
    2. Werkruimte
      1. Basisbeginselen van de werkruimte
      2. Uw werkruimte aanpassen in InDesign
      3. Gereedschapsset
      4. Voorkeuren instellen
      5. Het deelvenster Eigenschappen
      6. Werkruimte voor aanraken
      7. Standaardsneltoetsen
      8. Bewerkingen ongedaan maken en het deelvenster Geschiedenis beheren
      9. Document herstellen en ongedaan maken
    3. Generatieve AI
      1. Tekst naar afbeelding
      2. Generatief uitbreiden
      3. Veelgestelde vragen over generatieve AI
  3. Documenten maken en indelen
    1. Documenten en pagina's
      1. Documenten maken
      2. Werken met stramienpagina's
      3. Werken met documentpagina's
      4. Paginagrootte, marges en afloopgebied instellen
      5. Werken met bestanden en sjablonen
      6. PDF's converteren naar InDesign-bestanden in InDesign (Beta)
      7. Boekbestanden maken
      8. Standaardpaginanummering toevoegen
      9. Pagina's, hoofdstukken en secties nummeren
      10. QuarkXPress- en PageMaker-documenten omzetten
      11. Inhoud delen
      12. Een standaardworkflow met bestandsbeheer
      13. Documenten opslaan
    2. Rasters
      1. Rasters
      2. Rasters opmaken
    3. Hulpmiddelen voor de lay-out
      1. Linialen
      2. Objecten uitlijnen en verdelen met linialen
      3. Objecten meten met de meetlat
  4. Inhoud toevoegen
    1. Tekst
      1. Tekst toevoegen aan kaders
      2. Tekst met verbindingen
      3. Zuidoost-Aziatische schriften
      4. Functies voor Arabisch en Hebreeuws in InDesign
      5. Tekst op een pad maken
      6. Opsommingstekens en nummering
      7. Glyphs en speciale tekens
      8. Tekstcompositie
      9. Tekstvariabelen
      10. QR-codes genereren
      11. Tekst bewerken
      12. Tekst uitlijnen
      13. Tekst rond objecten laten lopen
      14. Verankerde objecten
      15. Gekoppelde inhoud
      16. Alinea's opmaken
      17. Tekens opmaken
    2. Typografie
      1. Lettertypen gebruiken in InDesign
      2. Tekst- en letterspatiëring
      3. Tekst schalen en schuintrekken
      4. Kleureffecten toepassen op tekst
    3. Tekst opmaken
      1. Tekst opmaken
      2. Automatische stijl toepassen op tekst
      3. Werken met stijlpakketten
      4. Tabs en inspringingen
    4. Tekst controleren
      1. Wijzigingen bijhouden en beoordelen
      2. Redactionele notities toevoegen in InDesign
      3. PDF-opmerkingen importeren
    5. Spellingcontrole en taalwoordenboeken
      1. Spellingcontrole, autocorrectie en dynamische spelling
      2. Woordenboeken en woorden maken, toevoegen en beheren
      3. Woordenboekvoorkeuren wijzigen
      4. Duden-woordenboek
    6. Referenties toevoegen
      1. Een inhoudsopgave maken
      2. Voetnoten
      3. Een index maken
      4. Eindnoten
      5. Bijschriften
    7. Stijlen
      1. Alinea- en tekenstijlen
      2. Stijlen toewijzen, exporteren en beheren
      3. Objectstijlen
      4. Initialen en geneste stijlen
      5. Werken met stijlen
      6. Regelafstand
    8. Tabellen
      1. Tabellen opmaken
      2. Tabellen maken
      3. Tabel- en celstijlen
      4. Tabellen selecteren en bewerken
      5. Lijnen en vullingen van tabellen
    9. Interactiviteit
      1. Hyperlinks
      2. Dynamische PDF-documenten
      3. Bladwijzers
      4. Knoppen
      5. Formulieren
      6. Animatie
      7. Kruisverwijzingen
      8. Structuur geven aan PDF-bestanden
      9. Paginaovergangen
      10. Films en geluiden
    10. Afbeeldingen
      1. Paden en vormen
      2. Tekenen met het potlood
      3. Tekenen met de pen
      4. Lijninstellingen toepassen 
      5. Samengestelde paden en vormen
      6. Paden bewerken
      7. Uitknippaden
      8. De vormgeving van hoeken wijzigen
      9. Kaders en objecten
      10. Objecten uitlijnen en verdelen
      11. Gekoppelde en ingesloten afbeeldingen
      12. AEM Assets integreren
    11. Kleur en transparantie
      1. Kleur toepassen
      2. Kleuren uit geïmporteerde afbeeldingen gebruiken
      3. Werken met stalen
      4. Inkt mengen
      5. Tinten
      6. Steun- en proceskleuren
      7. Kleuren laten overvloeien
      8. Verlopen
      9. Transparante illustraties afvlakken
      10. Transparantie-effecten toevoegen
  5. Zoeken en vervangen
    1. Tekst zoeken en vervangen
    2. Lettertypen zoeken en vervangen
    3. Glyphs zoeken en vervangen
    4. Zoeken en vervangen met behulp van GREP-expressies en -query's
    5. Objecten zoeken en vervangen
    6. Kleuren zoeken en vervangen
    7. Zoekopties om te zoeken en te vervangen
  6. Delen
    1. Clouddocumenten opslaan en openen
    2. Clouddocumenten organiseren, beheren en delen
    3. Versies in clouddocumenten bekijken en beheren
    4. Veelgestelde vragen over InDesign-clouddocumenten
    5. Delen en samenwerken        
    6. Ter beoordeling delen
    7. Een gedeeld InDesign-document beoordelen
    8. Feedback beheren 
  7. Publiceren
    1. Plaatsen, exporteren en publiceren
      1. Publish Online
      2. Publish Online-dashboard
      3. Afbeeldingen kopiëren en invoegen
      4. Inhoud exporteren voor EPUB
      5. Adobe PDF-opties
      6. Inhoud exporteren naar HTML
      7. Exporteren naar Adobe PDF
      8. Exporteren naar JPEG-indeling
      9. Exporteren naar HTML
      10. Overzicht van DPS en AEM Mobile
      11. Ondersteunde bestandsindelingen
      12. Gebruikersinstellingen exporteren en importeren
    2. Afdrukken
      1. Boekjes afdrukken
      2. Drukkersmarkeringen en afloopgebieden
      3. Documenten afdrukken
      4. Inkten, scheiding en rasterfrequentie
      5. Overdrukken
      6. PostScript- en EPS-bestanden maken
      7. Preflight van bestanden uitvoeren voordat ze worden verzonden
      8. Miniaturen en grote documenten afdrukken
      9. PDF-bestanden voorbereiden voor serviceproviders
      10. Afdrukken van scheidingen voorbereiden
  8. InDesign uitbreiden
    1. Automatisering
      1. Gegevenssamenvoeging
      2. Plug-ins
      3. Capture-extensie in Adobe InDesign
      4. Scripting
  9. Problemen oplossen
    1. Opgeloste problemen
    2. Bekende problemen
    3. Crashes bij starten
    4. Probleem met alleen-lezen van map Voorkeuren
    5. Problemen met bestanden oplossen
    6. Kan InDesign-bestand niet exporteren naar PDF
    7. InDesign-documenten herstellen

Ontdek hoe u verankerde objecten maakt en plaatst in InDesign.

Over verankerde objecten

Verankerde objecten zijn items, bijvoorbeeld afbeeldingen of tekstvakken, die aan tekst zijn gekoppeld, oftewel verankerd. Als de tekst doorloopt, wordt het verankerde object verplaatst met de tekst die het anker bevat. Gebruik verankerde objecten voor alle objecten die u wilt koppelen aan een tekstregel of tekstblok, zoals zijbalken en bijschriften, figuren of pictogrammen die aan een bepaald woord zijn gekoppeld.

U kunt een verankerd object maken door een object (of kader) in de tekst te plakken of te plaatsen met het tekstgereedschap of met de opdracht Verankerd object invoegen. Als u het object plaatst, wordt in Adobe InDesign CS4 een ankerpuntmarkering bij de invoegpositie ingevoegd. Verankerde objecten nemen de kenmerken voor roteren en schuintrekken over van het tekstkader waaraan zij zijn verankerd, zelfs als het object buiten het tekstkader is geplaatst. U kunt het object selecteren en deze kenmerken wijzigen.

U kunt verankerde objecten maken die op een van de volgende posities worden geplaatst:

Inline

Lijnt het verankerde object uit op de basislijn van de invoegpositie. U kunt het object boven of onder de basislijn plaatsen door de Y-verschuiving aan te passen. Dit is het standaardtype verankerd object. In de vorige versies van InDesign worden deze objecten inline-afbeeldingen genoemd.

Boven regel

Plaatst het verankerde object met behulp van de volgende uitlijningsopties boven de regel: Links, Gecentreerd, Rechts, Naar rug, Weg van rug en (Tekstuitlijning). Tekstuitlijning is de uitlijning die wordt toegepast op de alinea waarin het ankerpunt staat.

Aangepast

Plaatst het verankerde object op de positie die u definieert in het dialoogvenster Opties verankerd object. U kunt het object op een willekeurige positie binnen of buiten het tekstkader plaatsen.

Opmerking:

U kunt inline-objecten of objecten die boven de regel zijn geplaatst met padtekst gebruiken. (Zie Verankerde objecten toevoegen aan padtekst.)

Voorbeelddocument met verankerde objecten

A. Inline B. Boven de regel (links uitgelijnd) C. Aangepast (uitgelijnd op de rand van het tekstkader) 

Een verankerd object maken

Als een object niet in het document kan worden geplaatst (bijvoorbeeld tekst in een zijbalk die nog moet worden geschreven), kunt u een leeg verankerd kader maken als plaatsaanduiding voor inhoud die later kan worden toegevoegd. U kunt de grootte van een verankerd kader op elk gewenst moment aanpassen. De positie van het kader wordt dan automatisch bijgewerkt.

  1. Ga op een van de volgende manieren te werk:
    • Als u een verankerd object wilt toevoegen, gebruikt u het tekstgereedschap om een invoegpositie te plaatsen op de locatie waar het anker voor het object moet worden weergegeven. Vervolgens plaatst of plakt u het object.

    Opmerking:

    Als het kader voor het object groter is dan de tekstregel waarin het kader wordt weergegeven, kan de geïmporteerde afbeelding worden overlapt door tekst of wordt de ruimte boven de regel groter. U kunt een andere positie voor het verankerde object kiezen, een zacht of hard regeleinde invoegen, het formaat van het inline-object aanpassen of een andere regelafstand voor de omringende regels opgeven.

    • U kunt een bestaand object verankeren door dit object te selecteren en Bewerken > Knippen te kiezen. Plaats vervolgens met het tekstgereedschap de invoegpositie op de locatie waar u het object wilt invoegen en kies Bewerken > Plakken. Standaard wordt het verankerde object op de regel (inline) geplaatst.

    • Als u een kader voor plaatsaanduidingen wilt toevoegen voor een object dat niet beschikbaar is (bijvoorbeeld tekst voor een zijbalk die u nog moet schrijven), gebruikt u het tekstgereedschap om de invoegpositie op de gewenste positie voor het anker voor het object te plaatsen en kiest u Object > Verankerd object > Invoegen.

    Opmerking:

    U kunt teksttekens verankeren door contouren van de tekst te maken. Bij het maken van contouren wordt automatisch elk tekstteken omgezet in een verankerd inline-object.  

  2. U kunt het object plaatsen door het te selecteren met een selectiegereedschap vervolgens Object > Verankerd object > Opties te kiezen. Geef de gewenste opties op.
Opmerking:

Als u het dialoogvenster Verankerd object wilt overslaan, gebruikt u de sneltoets Verankerd object invoegen/naar ankerpuntmarkering. In de sneltoetseditor moet u toetsen toewijzen voor deze sneltoets (deze editor is te vinden in het gebied Tekst en tabellen). Als u tweemaal op de sneltoets drukt, wordt de selectie van het object ongedaan gemaakt en wordt de cursor weer in de hoofdtekst geplaatst. (Zie Sneltoetssets gebruiken.)

Opties voor ingevoegde verankerde objecten

Wanneer u een plaatsaanduiding voor een verankerd object invoegt, kunt u de volgende opties voor de inhoud opgeven:

Inhoud

Hiermee geeft u het type object op dat in het kader voor plaatsaanduidingen wordt opgenomen.

Opmerking:

Als u Tekst kiest, staat er een invoegpositie in het tekstkader. Kiest u Afbeelding of Niet toegewezen, dan wordt het objectkader geselecteerd in InDesign.

Objectstijl

Geeft de stijl op waarmee u het object kunt opmaken. De objectstijlen die u hebt gedefinieerd en opgeslagen, staan in dit menu.

Alineastijl

Geeft de alineastijl op waarmee u het object kunt opmaken. De alineastijlen die u hebt gedefinieerd en opgeslagen, staan in dit menu.

Opmerking:

Als voor de objectstijl een alineastijl is geactiveerd en u kiest een andere stijl in het menu Alineastijl, of als u wijzigingen aanbrengt in de opties voor Verankerde positie voor een stijl, staat er een plusteken (+) in het menu Objectstijl ten teken dat er overschrijvingen hebben plaatsgevonden.

Hoogte en breedte

Geef de afmetingen van het kader voor plaatsaanduidingen op.

Opties voor inline-positionering en positionering boven de regel

Als u Inline of Boven regel selecteert in het menu Positie in het dialoogvenster Opties verankerd object, zijn de volgende opties beschikbaar voor het instellen van de positie van het verankerde object. (U kunt deze opties ook gebruiken via het dialoogvenster Verankerd object invoegen.)

Inline

Lijnt de onderkant van het verankerde object op de basislijn uit. Voor inline-objecten gelden bepaalde beperkingen als deze worden verplaatst langs de y-as: de bovenkant van het object kan niet voorbij de witruimte aan de onderkant worden verplaatst en de onderkant van het object kan niet boven de witruimte aan de bovenkant uitkomen.

Y verschuiven

Past de positie van de basislijn aan. U kunt het object ook verticaal met de muis over de pagina slepen.

Boven regel

Lijnt het object uit boven de tekstregel waarin het ankerpunt staat, en onder de tekstregel boven het ankerpunt.

Uitlijning

Kies een van de volgende opties:

Links, Rechts en Gecentreerd

Lijnt het object uit binnen de tekstkolom. Bij deze opties worden de inspringingswaarden genegeerd die op de alinea worden toegepast, en wordt het object in de gehele kolom uitgelijnd.

Naar rug en Weg van rug

Lijnt het object links of rechts uit, afhankelijk van de plaats op de spread waar het object zich bevindt. Bij deze opties worden de inspringingswaarden genegeerd die op de alinea worden toegepast, en wordt het object in de gehele kolom uitgelijnd.

(Tekstuitlijning)

Lijnt het object uit op basis van de uitlijning die is gedefinieerd door de alinea. Bij deze optie worden bij het uitlijnen van het object de inspringingswaarden voor de alinea gebruikt.

Ruimte voor

Geeft de positie van het object ten opzichte van de onderkant van de witruimte in de voorafgaande tekstregel aan. Bij positieve waarden worden zowel het object als de onderstaande tekst naar beneden verplaatst. Bij een negatieve waarde wordt de tekst onder het object omhoog verplaatst in de richting het object. De maximale negatieve waarde is de hoogte van het object.

Ruimte na

Geeft de positie van het object aan ten opzichte van de hoogte van de hoofdletter van het eerste teken in de tekstregel onder het object. Bij een waarde van 0 wordt de onderkant van het object uitgelijnd op de positie van de hoogte van de hoofdletter. Bij een positieve waarde wordt de tekst onder het object omlaag verplaatst (weg van de onderkant van het object). Bij een negatieve waarde wordt de tekst onder het object omhoog verplaatst (in de richting het object).

De opties Ruimte voor en Ruimte na gebruiken

A. Bij een waarde van 0P10 voor Ruimte voor worden het object en de bijbehorende tekst verder van de bovenstaande tekstregel vandaan verplaatst. B. Bij een waarde van 0P10 voor Ruimte na worden het object en de bovenstaande tekst verder van de bijbehorende tekstregel vandaan verplaatst (onder). 

Opmerking:

Verankerde objecten die zijn ingesteld op Boven lijn blijven altijd bij de regel met het anker staan. De tekst kan niet zodanig worden opgemaakt dat het object zich onder aan de ene pagina bevindt terwijl de regel met de ankerpuntmarkering boven aan de volgende pagina staat.

Opties voor aangepaste positionering

U kunt de volgende opties gebruiken bij het plaatsen van een verankerd object met aangepaste positionering. U kunt deze opties ook opgeven via het dialoogvenster Verankerd object invoegen of het dialoogvenster Opties verankerd object. Zie Een verankerd object met aangepaste positie positioneren voor stapsgewijze instructies bij het instellen deze opties.

Ten opzichte van rug

Bepaalt of het object wordt uitgelijnd ten opzichte van de rug van het document. Als u deze optie selecteert, wordt de proxy van het referentiepunt voor het verankerde object weergegeven als een spread van twee pagina's. De twee pagina's zijn gespiegeld. Als deze optie is geselecteerd, blijven objecten die zich aan de ene kant van een spread bevinden, zoals de buitenmarge, in de buitenmarge staan zelfs als de tekst doorloopt naar de tegenoverliggende pagina.

De optie Ten opzichte van rug gebruiken

A. Ten opzichte van rug niet geselecteerd: het object blijft aan de linkerkant van het tekstkader staan wanneer de tekst doorloopt naar de rechterkant van de spread. B. Ten opzichte van rug wel geselecteerd: het object blijft aan de buitenrand van de pagina staan wanneer de tekst doorloopt naar de rechterkant van de spread. 

Opmerking:

Als u na de optie Ten opzichte van rug te hebben geselecteerd, de waarde voor X-verschuiving aanpast, verandert mogelijk de richting waarin het object wordt verplaatst. Deze wijziging vindt plaats omdat de richting van de verplaatsing gedeeltelijk afhankelijk is van de kant van de spread waar zich het object bevindt.

Referentiepunt van verankerd object 

Geeft de locatie van het object aan dat u wilt uitlijnen op de locatie op de pagina (zoals opgegeven met het referentiepunt voor verankerde positie). Als u bijvoorbeeld de rechterkant van het object wilt uitlijnen op een pagina- item, zoals een tekstkader, klikt u op het meest rechtse punt van deze proxy. Zie Een verankerd object met aangepaste positie positioneren voor meer informatie over het gebruiken van dit referentiepunt.

Referentiepunt van verankerde positie 

Geeft de locatie op de pagina op (zoals gedefinieerd door de opties X ten opzichte van en Y ten opzichte van), waarop u het object wilt uitlijnen. Als u bijvoorbeeld Tekstkader kiest bij X ten opzichte van en Regel (basislijn) voor Y ten opzichte van, geeft deze proxy het horizontale gebied aan van het tekstkader en het verticale gebied van de tekstregel die de ankerpuntmarkering van het object bevat. Als u op het meest linkse punt van deze proxy klikt, wordt het referentiepunt  van dit object uitgelijnd op de linkerrand van het tekstkader en de basislijn van de tekst.

De rechterkant van het object uitgelijnd op de linkerkant van het tekstkader.

Opmerking:

Afhankelijk van wat u kiest voor X ten opzichte van en Y ten opzichte van, worden drie of negen posities weergegeven voor de proxy van het referentiepunt voor de verankerde positie. Regelopties zoals Regel (basislijn) bieden slechts drie mogelijkheden namelijk middenlinks, midden en middenrechts, omdat de verticale positionering wordt bepaald door de ankerpuntmarkering in de tekst.

X ten opzichte van

Hiermee geeft u op wat u als basis voor horizontale uitlijning wilt gebruiken. Met bijvoorbeeld Tekstkader kunt u het object uitlijnen ten opzichte van de linkerkant, rechterkant of het midden van het tekstkader. Waar exact horizontaal op wordt uitgelijnd, is afhankelijk van de referentiepunten die u kiest, en de verschuiving die u eventueel opgeeft voor X-verschuiving.

Als u bijvoorbeeld het object wilt weergeven in de paginamarge met de rechterrand uitgelijnd ten opzichte van de paginamarge, kiest u Paginamarge bij X ten opzichte van en geeft u het meest rechtse punt op voor de proxy van het referentiepunt voor het verankerde object en het meest linkse punt voor de proxy van het referentiepunt voor de verankerde positie.

De optie X ten opzichte van

A. De rechterkant van het object uitlijnen met de linkerkant van het tekstkader  B. De rechterkant van het object uitlijnen met de linkerkant van de paginamarge

X verschuiven

Verplaatst het object naar links of naar rechts. Of het naar links of naar rechts wordt verplaatst, is afhankelijk van het referentiepunt. Bij uitlijnen op het midden van het pagina-item wordt het object bij een positieve waarde naar rechts verplaatst. De richting van de verplaatsing is ook afhankelijk van het feit of u de optie Ten opzichte van rug hebt geselecteerd.

Y ten opzichte van

Bepaalt waarop het object verticaal wordt uitgelijnd. Met bijvoorbeeld Paginarand kunt u de rand van de pagina gebruiken als basis voor het uitlijnen van het object op de bovenkant, de onderkant of het midden van de pagina. Met het referentiepunt voor de verankerde positie wordt het object uitgelijnd op de bovenkant, de onderkant of het midden van dit pagina-item. Als u een regeloptie kiest, zoals Regel (basislijn), wordt met het referentiepunt voor de verankerde positie alleen de middelste horizontale rij met punten weergegeven.

De optie Y ten opzichte van

A. De bovenkant van het object uitgelijnd op de bovenrand van de pagina B. De onderkant van het object uitgelijnd op de onderrand van de pagina 

Y verschuiven

Verplaatst het object omhoog of omlaag. Bij een positieve waarde wordt het object omlaag verplaatst.

Binnen bovenste/onderste kolomgrenzen houden

Houdt het object binnen de tekstkolom als dit anders buiten de grenzen zou vallen vanwege het doorlopen van de tekst. In dergelijke gevallen wordt de onderkant van het object uitgelijnd op de onderste inzet of wordt de bovenkant van het object uitgelijnd op de bovenste inzet. Zo kan een verankerd object aan de zijkant van een tekstregel en in het midden van een kolom er prima uitzien. Als deze optie echter niet is geselecteerd, kan het object onder de kolomrand of gedeeltelijk buiten de pagina terechtkomen als het ankerpunt naar de onderkant van de kolom doorloopt. Wanneer deze optie is geselecteerd, kunt u het object niet tot boven of onder de kolomgrenzen slepen. Als u het formaat van het object wijzigt, wordt het indien nodig opnieuw uitgelijnd op de boven- of ondergrens van de kolom. Deze optie is alleen beschikbaar als u een regeloptie selecteert, zoals Regel (basislijn) voor Y ten opzichte van.

Opmerking:

Als in InDesign de positie van het object wordt gewijzigd zodat dit binnen de grenzen van de kolom valt, wordt de waarde voor de opgegeven Y-verschuiving met een plusteken (+) in het dialoogvenster weergegeven.

Handmatige positionering voorkomen

Hiermee zorgt u ervoor dat het verankerde object niet kan worden verplaatst door het te slepen of stapsgewijs te verschuiven op de pagina.

Voorvertoning

Geeft de aanpassingen die u voor de positie aanbrengt, op de pagina weer.

Een verankerd object met aangepaste positie positioneren

Let op het volgende wanneer u met het dialoogvenster Opties verankerd object verankerde objecten met aangepaste positionering gaat plaatsen.

  • Er zijn vier hoofdopties voor aangepaste positionering: de twee referentiepuntproxy's en de menu's X ten opzichte van en Y ten opzichte van. Deze opties werken allemaal samen bij de bepaling van de locatie van het object. Wat u bijvoorbeeld kiest voor X ten opzichte van en Y ten opzichte van, is bepalend voor het referentiepunt voor de verankerde positie. Dat kan een tekstkader, een tekstregel binnen een kolom of een hele pagina zijn. In de volgende afbeelding ziet u hoe u de locatie van het object kunt wijzigen door een ander referentiepunt te kiezen, terwijl de opties voor X ten opzichte van en Y ten opzichte van ongewijzigd blijven.

De locatie van het verankerde object wijzigen (X ten opzichte van ingesteld op Tekstkader; Y ten opzichte van ingesteld op Regel (basislijn))

A. Het punt rechtsonder op de proxy voor het verankerde object en het punt links van het midden op de proxy voor de verankerde positie kiezen. B. De proxy voor het verankerde object wijzigen naar het punt van de linkerbovenhoek en het proxypunt van de verankerde positie links van het midden behouden C. De proxy van het verankerde object linksboven behouden en het proxypunt van de verankerde positie wijzigen naar rechts van het midden

  • Als u een verankerd object wilt maken dat op dezelfde positie op de pagina blijft staan (bijvoorbeeld de linkerbovenhoek) terwijl tekst doorloopt en dat alleen wordt verplaatst als de tekst op een andere pagina doorloopt, verankert u het object op de paginamarges of paginaranden. Stel bijvoorbeeld X ten opzichte van en Y ten opzichte van in op Paginamarge en klik op het referentiepunt in de linkerbovenhoek van het object  en op het referentiepunt in de linkerbovenhoek van het pagina-item . Als de tekst doorloopt, blijft het object in de linkerbovenhoek binnen de paginamarges staan. Alleen als de tekstregel waarin het anker staat, op een andere pagina doorloopt, wordt het object verplaatst en wel naar de linkerbovenhoek van de volgende pagina.

Verankerd object op een specifieke locatie op de pagina plaatsen

A. Het object plaatsen met Paginamarge of Paginarand voor X en Y ten opzichte van B. Wanneer tekst opnieuw wordt geplaatst, volgt het object de tekst niet totdat de tekst op een andere pagina wordt geplaatst

  • Als u het object wilt uitlijnen op een specifieke tekstregel zodat het object bij deze tekst blijft staan als de tekst doorloopt, kiest u een regeloptie in het menu Y ten opzichte van.

  • Als u het object binnen het tekstkader maar niet bij een specifieke tekstregel wilt houden als de tekst doorloopt, kiest u Tekstkader in het menu X ten opzichte van.

  • Als u het object ten opzichte van de marge wilt uitlijnen (bijvoorbeeld als u een zijbalk wilt maken die in de buitenmarge blijft staan terwijl de tekst doorloopt op een andere pagina), selecteert u Ten opzichte van rug.

  1. Selecteer een object en kies Object > Verankerd object > Opties.
  2. Kies Aangepast in het menu Positie.
    Opmerking:

    Als u tijdens het instellen van opties wilt zien hoe het object op de pagina wordt verplaatst, schakelt u Voorvertoning onder in het dialoogvenster in.

  3. Als u het object ten opzichte van de rug van het document aan dezelfde kant van de pagina wilt laten staan, selecteert u Ten opzichte van rug. Selecteer bijvoorbeeld deze optie als u wilt dat het object zich altijd in de buitenmarge bevindt, ongeacht aan welke kant van de spread het staat.
  4. Klik op het punt van de proxy voor het referentiepunt van het verankerde object , dat het punt op het object aangeeft dat u wilt uitlijnen met de pagina.
  5. Kies in het menu X ten opzichte van het pagina-item dat u wilt gebruiken als de horizontale basis voor het uitlijnen van het object. Kies bijvoorbeeld Tekstkader om het object uit te lijnen op de linkerkant, de rechterkant of het midden van het tekstkader.
  6. Kies in het menu Y ten opzichte van het pagina-item dat u wilt gebruiken als de verticale basis voor het uitlijnen van het object. Als u het object bijvoorbeeld wilt uitlijnen op de basislijn van de tekst waaraan het is verankerd, kiest u Regel (basislijn).
  7. Klik op het punt op de proxy Referentiepunt voor verankerde positie  die aangeeft op welke pagina-items die zijn gekozen in de menu's X ten opzichte van en Y ten opzichte van, u het object wilt uitlijnen.
  8. Geef een X-verschuiving of Y-verschuiving op om het object (stapsgewijs) bij het uitlijningspunt vandaan te verplaatsen.
  9. Zorg ervoor dat het object niet onder of boven een kolomrand uitsteekt als de tekst doorloopt. Dit doet u door de optie Binnen bovenste/onderste kolomgrenzen houden te selecteren. Deze optie is alleen beschikbaar wanneer u in het menu Y ten opzichte van een regeloptie selecteert, zoals Regel (basislijn).
  10. Klik op OK.

Werken met verankerde objecten met behulp van slepen en neerzetten (CS5.5)

U kunt een bestaand object naar een tekstkader slepen om het object te verankeren of te verplaatsen. Gebruik het selectiegereedschap of het gereedschap Direct selecteren  om het object te selecteren. Sleep vervolgens het blauwe vakje naast de rechterbovenhoek van het tekstkader. Ga op een van de volgende manieren te werk:

  • Als u een bestaand object wilt verankeren, sleept u het blauwe vakje naar de positie waar het anker voor het object moet worden weergegeven.

  • Als u een inline-object wilt maken, drukt u op Shift en sleept u het blauwe vakje naar de positie waar het object moet worden weergegeven.

  • Als u opties voor een verankerd object wilt opgeven, houdt u Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt en sleept u het blauwe vakje naar de positie waar het anker voor het object moet worden weergegeven.

Verankerde objecten selecteren en kopiëren

Met het selectiegereedschap kunt u slechts één verankerd object tegelijk selecteren. Met het tekstgereedschap kunt u een tekstfragment met meerdere ankerpunten voor verankerde objecten selecteren. Wanneer u met het tekstgereedschap meerdere ankerpuntmarkeringen selecteert, kunt u de plaatsingsopties voor alle verankerde objecten tegelijk wijzigen.

Opmerking:

Als er meerdere verankerde objecten op dezelfde positie staan, als bijvoorbeeld in één tekstregel de markeringen voor twee verankerde objecten met dezelfde verankeringskenmerken staan, overlappen de objecten elkaar.

Wanneer u tekst kopieert die een markering voor een verankerd object bevat, kopieert u ook het verankerde object. Als u een verankerd object kopieert en dit buiten tekst plakt, wordt het verankerde object een onafhankelijke afbeelding die niet aan tekst is gekoppeld.

Ankerpunten voor verankerde objecten weergeven op de pagina

U kunt ankers en de bijbehorende relaties met de tekst op de pagina bekijken door objectmarkeringen weer te geven. Gebruik hiervoor een van de volgende methoden:

  • Als u de ankerpuntmarkeringen  in de tekst wilt weergeven, kiest u Tekst > Verborgen tekens tonen.
  • Als u een stippellijn tussen een ankerpunt en het bijbehorende object met aangepaste positionering wilt weergeven, selecteert u het object en kiest u Weergave > Extra's > Tekstverbindingen tonen. De verbinding loopt van het ankerpunt naar het huidige proxypunt voor het verankerde object.
  • Als u ankerpuntsymbolen  van verankerde objecten wilt weergeven, kiest u Weergave > Extra's > Kaderranden tonen. Door ankerpuntsymbolen te bekijken, kunt u zien welke objecten er zijn verankerd.

Een verankerd object handmatig opnieuw positioneren op de pagina

Als u een kader verplaatst, worden ook de verankerde objecten verplaatst, tenzij het object ten opzichte van marges of pagina's is geplaatst.

Opmerking:

Voordat u een verankerd object gaat verplaatsen, controleert u eerst of de optie Handmatige positionering voorkomen in het dialoogvenster Verankerde objecten is uitgeschakeld voor het object. U kunt echter ook Object > Positie ontgrendelen kiezen.

  1. Ga op een van de volgende manieren te werk:
    • Als u inline verankerde objecten wilt verplaatsen, selecteert u het object met het selectiegereedschap  of het gereedschap Direct selecteren  en sleept u vervolgens dat object verticaal. U kunt inline-objecten alleen verticaal en niet horizontaal verplaatsen.

    Opmerking:

    Als u een inline verankerd object of een boven de regel verankerd object buiten het tekstkader wilt plaatsen, zet u het om naar een object met aangepaste positie en verplaatst u het vervolgens naar de gewenste positie.

    • Als u inline verankerde objecten wilt verplaatsen, gebruikt u het selectiegereedschap of het gereedschap Direct selecteren om het object te selecteren en sleept u het verticaal in een horizontaal kader of verticaal in een horizontaal kader. In horizontale tekst kunt u inline objecten alleen verticaal verplaatsen, niet horizontaal. In verticale tekst, kunt u inline objecten alleen horizontaal verplaatsen.
    • Als u een inline verankerd object parallel aan de basislijn wilt verschuiven, plaatst u de invoegpositie voor of achter het object en geeft u een nieuwe spatiëringswaarde op.
    Opmerking:

    Als u een inline verankerd object of een boven de regel verankerd object buiten het tekstkader wilt plaatsen, zet u het om naar een object met aangepaste positie en verplaatst u het vervolgens naar de gewenste positie.

    Als u verankerde objecten met aangepaste positionering wilt verplaatsen, selecteert u het object met het selectiegereedschap of het gereedschap Direct selecteren en sleept u vervolgens dat object verticaal of horizontaal.

Opmerking:

U kunt een verankerd object ook roteren en transformeren. (Zie Objecten transformeren en Objecten roteren.)

Het formaat van een verankerd object wijzigen

Voordat u het formaat van een verankerd object gaat wijzigen, controleert u eerst of de optie Handmatige positionering voorkomen in het dialoogvenster Verankerde objecten is uitgeschakeld.

  1. Selecteer het object met het selectiegereedschap of het gereedschap Direct selecteren   en sleep vervolgens de zij- of hoekhandgreep.
    Opmerking:

    Als het verticale formaat van ankerpuntmarkeringen op de regel (inline) of boven de regel wordt gewijzigd, kan het object overlopen. Loopt het ankerpunt over, dan loopt ook het object over.

Wanneer het formaat van een verankerd object wordt gewijzigd, wordt het object mogelijk ook verplaatst. Als u bijvoorbeeld de rechterkant van een object hebt uitgelijnd op de linkerkant van het tekstkader en vervolgens de rechterhandgreep van het object 1 pica naar links sleept (weg van de rand van het tekstkader), wordt het formaat van het object gewijzigd en wordt het object vervolgens 1 pica naar rechts verplaatst.

Een verankerd object vrijgeven

Als u niet langer wilt dat een object wordt verplaatst ten opzichte van de bijbehorende tekst, kunt u het object vrijgeven om het anker te verwijderen.

  1. Selecteer het verankerde object met een selectiegereedschap en kies vervolgens Object > Verankerd object > Vrijgeven.

    Het object op de pagina verandert niet van plaats.

    Opmerking:

    De opdracht Vrijgeven kan niet worden gebruikt bij inline-objecten of objecten boven de regel. Als u Vrijgeven niet kunt gebruiken, selecteert u het verankerde object, en knipt en plakt u het object. U kunt het verankerde object ook selecteren en knippen met het tekstgereedschap.

Hebt u een vraag of idee?

Vraag het aan de community

Wij horen graag van u. Deel uw mening met de Adobe InDesign-community

 Adobe

Krijg sneller en gemakkelijker hulp

Nieuwe gebruiker?

Adobe MAX 2024

Adobe MAX
De creativiteitsconferentie

14–16 oktober Miami Beach en online

Adobe MAX

De creativiteitsconferentie

14–16 oktober Miami Beach en online

Adobe MAX 2024

Adobe MAX
De creativiteitsconferentie

14–16 oktober Miami Beach en online

Adobe MAX

De creativiteitsconferentie

14–16 oktober Miami Beach en online