Handboek Annuleren

Bijschriften

Een bijschrift is een beschrijvende tekst onder een afbeelding. U kunt in InDesign op verschillende manieren bijschriften maken waarin door u ingestelde metagegevens voor de afbeelding worden weergegeven. InDesign biedt een speciale variabele voor bijschriften waarin de opgegeven metagegevens van een afbeelding staan. Als het tekstkader met de variabele zich naast of in dezelfde groep als de afbeelding bevindt, geeft de variabele de metagegevens van die afbeelding weer. U kunt een bijschrift maken van een bestaande afbeelding of wanneer u de afbeelding plaatst, en u kunt een tekstkader maken dat een bijschriftvariabele bevat.

Bijschrift dat is gegenereerd op basis van de metagegevens van een afbeelding

Een bijschrift genereren van een afbeelding

Wanneer u een bijschrift maakt op basis van een bestaande afbeelding, kunt u voor een statisch bijschrift of een actief bijschrift kiezen. Het eerste type kan alleen handmatig worden gewijzigd, terwijl het tweede type wordt bijgewerkt wanneer de afbeelding of de metagegevens van de afbeelding veranderen. Als u een actief bijschrift bijvoorbeeld naast een andere afbeelding plaatst, vermeldt het bijschrift de metagegevens van de andere afbeelding.

Als u Actief bijschrift genereren kiest, wordt automatisch een nieuwe variabele gemaakt op basis van de actieve instellingen voor bijschriften. Als het metagegevenstype Beschrijving bijvoorbeeld is geselecteerd in het dialoogvenster Bijschriftinstellingen, wordt de variabele ''Actief metagegevensbijschrift: Beschrijving'' gemaakt.

  1. Kies Object > Bijschriften > Bijschriftinstellingen en geef instellingen op om de inhoud en de weergave van het bijschrift te bepalen. Zie Opties voor het instellen van bijschriften opgeven.

  2. Kies Object > Bijschrift > Actief bijschrift genereren of Statisch bijschrift genereren.

Opmerking:

Een actief bijschrift waarin een lange reeks tekst, zoals een beschrijving, wordt weergegeven, wordt niet afgebroken via een regeleinde, aangezien het een variabele is. Als een bijschrift op één regel wordt gepropt, is het wellicht beter het actieve bijschrift om te zetten in een statisch bijschrift. Als u dat wilt doen, selecteert u het actieve bijschrift en kiest u Object > Bijschriften > Omzetten in statisch bijschrift.

U kunt ook een statisch bijschrift maken wanneer u een afbeelding plaatst. Selecteer Statische bijschriften maken in het dialoogvenster Plaatsen en plaats het tekstkader van het bijschrift nadat u de afbeelding hebt geplaatst.

Opties voor het instellen van bijschriften opgeven

In het dialoogvenster Bijschriftinstellingen bepaalt u de inhoud en opmaak van de bijschriften die u genereert. Deze instellingen betreffen alleen nieuwe bijschriften die u maakt, ze hebben geen invloed op bestaande bijschriften.

  1. Kies Object > Bijschriften > Bijschriftinstellingen.

  2. Kies de gewenste metagegevens en bepaal welke tekst voor en na de metagegevens wordt weergegeven.

  3. Klik op het pictogram met het plusteken als u meerdere rijen met metagegevens wilt opnemen.

  4. Geef de volgende opties op en klik op OK.

    Tekst voor/Tekst na

    De tekst die voor of na de opgegeven metagegevens wordt weergegeven.

    Metagegevens

    Kies een metagegevensoptie in de lijst, zoals Beschrijving of Plaats.

    Uitlijning

    Bepaal waar u het bijschrift in verhouding tot de afbeelding wilt plaatsen.

    Verschuiven

    Geef op hoe ver het bijschrift verwijderd staat van de rand van de tekstkader naast de afbeelding.

    Alineastijl

    Geef de alineastijl op die u wilt toepassen op de bijschrifttekst. Als u wilt dat een bijschrift automatisch genummerd wordt, zoals ''Afbeelding 1'', ''Afbeelding 2'', enzovoort, neemt u de nummering op in de alineastijl. Zie Doorlopende bijschriften voor figuren en tabellen maken.

    Laag

    Geef op in welke laag het bijschrift moet worden opgenomen.

    Bijschrift met afbeelding groeperen

    Geef op of u het abeeldingskader en het bijschriftkader wilt groeperen.

Bijschriften maken met gebruik van variabelen

Als een tekstkader met een bijschriftvariabele aan een afbeelding grenst of met een afbeelding is gegroepeerd, geeft de variabele de metagegevens van die afbeelding weer.

Bijschriftvariabelen

A. Tekstkader met bijschriftvariabele niet naast de afbeelding B. Tekstkader naast afbeelding geplaatst 

  1. Definieer, indien noodzakelijk, de bijschriftvariabele die u wilt gebruiken. Zie Bijschriftvariabelen definiëren.

  2. Maak het tekstkader dat voor het bijschrift gebruikt moet worden.

  3. Plaats het invoegpunt in het tekstkader, kies Type > Tekstvariabelen > Variabele invoegen en kies de gewenste bijschriftvariabele. Voeg het gewenste aantal bijschriftvariabelen in.

  4. Verplaats het bijschrifttekstkader naast een afbeeldingskader of groepeer het bijschrifttekstkader met het afbeeldingskader.

Als de bijschriftvariabele leeg is, bewerkt u de metagegevens van de afbeelding en werkt u de afbeelding bij in het deelvenster Koppelingen. Zie Metagegevens in afbeeldingsbestanden bewerken als u metagegevens van afbeeldingen wilt bewerken.

Bijschriftvariabelen definiëren

Bijschriftvariabelen worden automatisch bijgewerkt wanneer een tekstkader met een bijschriftvariabele naast een afbeelding wordt geplaatst. Standaard wordt het metagegeven Naam gebruikt voor het type variabele wanneer u kiest Type > Tekstvariabelen > Variabele invoegen > Afbeeldingsnaam. U kunt de variabele Afbeeldingsnaam bewerken of nieuwe variabelen maken die de metagegevens van de afbeeldingen aangegeven.

  1. Kies Type > Tekstvariabelen > Definiëren.

  2. Kies Nieuw om een variabele te maken of Bewerken om een bestaande variabele te bewerken.

  3. Selecteer Metagegevensbijschrift bij Type.

  4. Kies een optie in het menu Metagegevens.

  5. Geef de tekst op die voor of na de metagegevens wordt weergegeven en kies OK.

Krijg sneller en gemakkelijker hulp

Nieuwe gebruiker?