Handboek Annuleren

Tekstvariabelen

  1. InDesign Handboek
  2. Kennismaken met InDesign
    1. Inleiding tot InDesign
      1. Nieuw in InDesign
      2. Systeemvereisten
      3. Algemene vragen
      4. Creative Cloud Libraries gebruiken
    2. Werkruimte
      1. Basisbeginselen van de werkruimte
      2. Contextuele taakbalk
      3. Uw werkruimte aanpassen in InDesign
      4. Gereedschapsset
      5. Voorkeuren instellen
      6. Het deelvenster Eigenschappen
      7. Werkruimte voor aanraken
      8. Standaardsneltoetsen
      9. Bewerkingen ongedaan maken en het deelvenster Geschiedenis beheren
      10. Document herstellen en ongedaan maken
    3. Generatieve AI (niet beschikbaar op het vasteland van China)
      1. Tekst naar afbeelding
      2. Generatief uitbreiden
      3. Effect genereren in InDesign (Beta)
      4. Veelgestelde vragen over generatieve AI
  3. Documenten maken en indelen
    1. Documenten en pagina's
      1. Documenten maken
      2. Werken met stramienpagina's
      3. Werken met documentpagina's
      4. Paginagrootte, marges en afloopgebied instellen
      5. Werken met bestanden en sjablonen
      6. PDF's converteren naar InDesign-bestanden in InDesign (Beta)
      7. Boekbestanden maken
      8. Standaardpaginanummering toevoegen
      9. Pagina's, hoofdstukken en secties nummeren
      10. QuarkXPress- en PageMaker-documenten omzetten
      11. Inhoud delen
      12. Een standaardworkflow met bestandsbeheer
      13. Documenten opslaan
    2. Rasters
      1. Rasters
      2. Rasters opmaken
    3. Hulpmiddelen voor de lay-out
      1. Linialen
      2. Objecten uitlijnen en verdelen met linialen
      3. Objecten meten met de meetlat
  4. Inhoud toevoegen
    1. Tekst
      1. Tekst toevoegen aan kaders
      2. Tekst met verbindingen
      3. Zuidoost-Aziatische schriften
      4. Functies voor Arabisch en Hebreeuws in InDesign
      5. Tekst op een pad maken
      6. Opsommingstekens en nummering
      7. MathML invoegen om wiskundige expressies te maken
      8. Glyphs en speciale tekens
      9. Tekstcompositie
      10. Tekstvariabelen
      11. QR-codes genereren
      12. Tekst bewerken
      13. Tekst uitlijnen
      14. Tekst rond objecten laten lopen
      15. Verankerde objecten
      16. Gekoppelde inhoud
      17. Alinea's opmaken
      18. Tekens opmaken
    2. Typografie
      1. Lettertypen gebruiken in InDesign
      2. Tekst- en letterspatiëring
      3. Tekst schalen en schuintrekken
      4. Kleureffecten toepassen op tekst
    3. Tekst opmaken
      1. Tekst opmaken
      2. Automatische stijl toepassen op tekst
      3. Werken met stijlpakketten
      4. Tabs en inspringingen
    4. Tekst controleren
      1. Wijzigingen bijhouden en beoordelen
      2. Redactionele notities toevoegen in InDesign
      3. PDF-opmerkingen importeren
    5. Spellingcontrole en taalwoordenboeken
      1. Spellingcontrole, autocorrectie en dynamische spelling
      2. Woordenboeken en woorden maken, toevoegen en beheren
      3. Woordenboekvoorkeuren wijzigen
      4. Duden-woordenboek
    6. Referenties toevoegen
      1. Een inhoudsopgave maken
      2. Voetnoten
      3. Een index maken
      4. Eindnoten
      5. Bijschriften
    7. Stijlen
      1. Alinea- en tekenstijlen
      2. Stijlen toewijzen, exporteren en beheren
      3. Objectstijlen
      4. Initialen en geneste stijlen
      5. Werken met stijlen
      6. Regelafstand
    8. Tabellen
      1. Tabellen opmaken
      2. Tabellen maken
      3. Tabel- en celstijlen
      4. Tabellen selecteren en bewerken
      5. Lijnen en vullingen van tabellen
    9. Interactiviteit
      1. Hyperlinks
      2. Dynamische PDF-documenten
      3. Bladwijzers
      4. Knoppen
      5. Formulieren
      6. Animatie
      7. Kruisverwijzingen
      8. Structuur geven aan PDF-bestanden
      9. Paginaovergangen
      10. Films en geluiden
    10. Afbeeldingen
      1. Paden en vormen
      2. Tekenen met het potlood
      3. Tekenen met de pen
      4. Lijninstellingen toepassen 
      5. Samengestelde paden en vormen
      6. Paden bewerken
      7. Uitknippaden
      8. De vormgeving van hoeken wijzigen
      9. Kaders en objecten
      10. Objecten uitlijnen en verdelen
      11. Gekoppelde en ingesloten afbeeldingen
      12. AEM Assets integreren
    11. Kleur en transparantie
      1. Kleur toepassen
      2. Kleuren uit geïmporteerde afbeeldingen gebruiken
      3. Werken met stalen
      4. Inkt mengen
      5. Tinten
      6. Steun- en proceskleuren
      7. Kleuren laten overvloeien
      8. Verlopen
      9. Transparante illustraties afvlakken
      10. Transparantie-effecten toevoegen
  5. Zoeken en vervangen
    1. Tekst zoeken en vervangen
    2. Lettertypen zoeken en vervangen
    3. Glyphs zoeken en vervangen
    4. Zoeken en vervangen met behulp van GREP-expressies en -query's
    5. Objecten zoeken en vervangen
    6. Kleuren zoeken en vervangen
    7. Zoekopties om te zoeken en te vervangen
  6. Delen
    1. Clouddocumenten opslaan en openen
    2. Clouddocumenten organiseren, beheren en delen
    3. Versies in clouddocumenten bekijken en beheren
    4. Veelgestelde vragen over InDesign-clouddocumenten
    5. InCopy op het web (Beta)
    6. Delen en samenwerken        
    7. Ter beoordeling delen
    8. Een gedeeld InDesign-document beoordelen
    9. Feedback beheren
    10. Uitnodigen om te bewerken
  7. Exporteren, importeren en publiceren
    1. Plaatsen, exporteren en publiceren
      1. Publish Online
      2. Publish Online-dashboard
      3. Afbeeldingen kopiëren en invoegen
      4. Exporteren naar Adobe Express
      5. Inhoud exporteren voor EPUB
      6. Adobe PDF-opties
      7. Exporteren naar HTML5
      8. Content exporteren naar HTML (verouderd)
      9. Exporteren naar Adobe PDF
      10. Exporteren naar JPEG-indeling
      11. SVG-bestanden importeren
      12. Overzicht van DPS en AEM Mobile
      13. Ondersteunde bestandsindelingen
      14. Gebruikersinstellingen exporteren en importeren
    2. Afdrukken
      1. Boekjes afdrukken
      2. Drukkersmarkeringen en afloopgebieden
      3. Documenten afdrukken
      4. Inkten, scheiding en rasterfrequentie
      5. Overdrukken
      6. PostScript- en EPS-bestanden maken
      7. Preflight van bestanden uitvoeren voordat ze worden verzonden
      8. Miniaturen en grote documenten afdrukken
      9. PDF-bestanden voorbereiden voor serviceproviders
      10. Afdrukken van scheidingen voorbereiden
  8. InDesign uitbreiden
    1. Automatisering
      1. Gegevenssamenvoeging
      2. Plug-ins
      3. Capture-extensie in Adobe InDesign
      4. Scripting
  9. Problemen oplossen
    1. Opgeloste problemen
    2. Bekende problemen
    3. Crashes bij starten
    4. Probleem met alleen-lezen van map Voorkeuren
    5. Problemen met bestanden oplossen
    6. Kan InDesign-bestand niet exporteren naar PDF
    7. InDesign-documenten herstellen

Tekstvariabelen maken en bewerken

Een tekstvariabele is een item dat u in een document invoegt en dat zich aan de context aanpast. De variabele Laatste paginanummer bijvoorbeeld geeft het paginanummer van de laatste pagina van het document weer. Als u pagina's toevoegt of verwijdert, wordt deze variabele overeenkomstig bijgewerkt.

InDesign bevat diverse kant-en-klare tekstvariabelen die u in uw document kunt gebruiken. U kunt de opmaak van deze variabelen wijzigen en u kunt zelf variabelen maken. Sommige variabelen, zoals Doorlopende koptekst en Hoofdstuknummer, zijn speciaal bedoeld voor stramienpagina's. Deze variabelen zorgen voor een consistente opmaak en nummering. Andere variabelen, zoals Aanmaakdatum en Bestandsnaam, kunnen worden gebruikt in de witruimte bij het afdrukken.

Opmerking:

Te veel tekst in een variabele kan leiden tot overlopende of gecomprimeerde tekst. Variabelen worden niet over regels verdeeld.

Tekstvariabelen maken of bewerken

Het hangt van het type variabele af dat u opgeeft, welke opties er beschikbaar zijn voor het maken van de variabele. Als u bijvoorbeeld het variabeletype Hoofdstuknummer kiest, kunt u de tekst opgeven die voor en achter het hoofdstuknummer moet komen te staan, en een nummeringsstijl opgeven. U kunt op basis van hetzelfde type variabele verschillende variabelen maken. U kunt bijvoorbeeld een variabele maken die "Hoofdstuk 1" weergeeft, en een variabele die "Hfd. 1.”

Als u het type Doorlopende koptekst kiest, kunt u een stijl voor de basis van de koptekst opgeven en kunt u opties selecteren voor het verwijderen van leestekens aan einde van woorden en voor het wijzigen van het lettergebruik (hoofdletters/kleine letters).

  1. U moet alle documenten sluiten als u tekstvariabelen voor nieuwe documenten wilt maken. Sluit u de geopende documenten niet, dan worden de tekstvariabelen alleen in het actieve document gebruikt.

  2. Kies Tekst > Tekstvariabelen > Opgeven.

  3. Klik op Nieuw of selecteer een bestaande variabele en klik op Bewerken.

  4. Geef een naam voor de variabel op, bijvoorbeeld "Heel hoofdstuk" of 'Doorlopende titel".

  5. Kies in het menu Tekst een variabeletype, geef de gewenste opties voor dat type op en klik op OK.

    U kunt diverse opties kiezen, afhankelijk van het type dat u selecteert.

    Tekst voor/Tekst na

    Met uitzondering van Aangepaste tekst kunt u voor alle typen variabelen tekst opgeven die voor of achter de variabele kan worden geplaatst. U kunt bijvoorbeeld het woord "van" vóór de variabele Laatste paginanummer en de woorden "pagina's in totaal" na de variabele plaatsen, waarmee u bijvoorbeeld het volgende resultaat krijgt: van 12 pagina's in totaal. Ook kunt u tekst in de vakken plakken, maar speciale tekens zoals tabs en automatische paginanummers worden gewist. Als u speciale tekens wilt invoegen, klikt u op het driehoekje rechts van het tekstvak.

    Stijl

    Voor variabelen voor nummering kunt u een nummeringsstijl opgeven. Als [Huidige nummeringsstijl] is geselecteerd, wordt de nummeringsstijl gebruikt die in het dialoogvenster is geselecteerd.

Typen variabelen

Hoofdstuknummer

Een variabele die met het type Hoofdstuknummer is gemaakt, voegt het hoofdstuknummer in. U kunt vóór en na het hoofdstuknummer tekst invoegen en een nummeringsstijl opgeven.

Als de hoofdstukken in een boek moeten worden doorgenummerd, moet u wellicht de nummering van het boek bijwerken om het juiste hoofdstuknummer te laten weergeven.

Aanmaakdatum, Wijzigingsdatum en Uitvoerdatum

De variabele Aanmaakdatum voegt de datum of tijd in waarop een document voor de eerste keer is opgeslagen, de variabele Wijzigingsdatum voegt de datum of tijd in waarop een document voor de laatste keer is opgeslagen, en de variabele Uitvoerdatum voegt de datum of tijd in waarop een document naar een printer is verstuurd, naar PDF is geëxporteerd of is verpakt. U kunt vóór en na de datum tekst invoegen en u kunt de datumnotatie voor alle datumvariabelen aanpassen.

Datumnotatie

U kunt datumnotaties direct in het vak Datumopmaak typen of notatie-opties kiezen door te klikken op het driehoekje rechts van het vak. De datumnotatie "dd-MM-jj"bijvoorbeeld wordt weergegeven als 22-12-07. Als u de notatie "d MMM. jjjj" kiest, wordt de datum weergegeven als 22 dec. 2007.

De datumvariabelen worden weergegeven volgens de taal waarin de tekst is geschreven. De aanmaakdatum kan in het Spaans worden weergegeven als "01 diciembre 2007" en in het Duits als "01.Dezember 2007".

Afkorting

Beschrijving

Voorbeeld

M

Maandnummer, zonder voorloopnul

8

MM

Maandnummer, met voorloopnul

08

MMM

Afkorting van maandnaam

aug

MMMM

Volledige maandnaam

augustus

d

Dagnummer, zonder voorloopnul

5

dd

Dagnummer, met voorloopnul

05

E

Afkorting van dagnaam

Vr

EEEE

Volledige dagnaam

Vrijdag

jj of JJ

Jaar, laatste twee cijfers

07

j (J) of jjjj (JJJJ)

Volledige naam

2007

G of GGGG

Tijdperk, afkorting of voluit

AD of Anno Domini

h

Uur, zonder voorloopnul

4

hh

Uur, met voorloopnul

04

H

Uur, zonder voorloopnul, 24-uursnotatie

16

HH

Uur, met voorloopnul, 24-uursnotatie

16

m

Minuut, zonder voorloopnul

7

mm

Minuut, met voorloopnul

07

s

Seconde, zonder voorloopnul

7

ss

Seconde, met voorloopnul

07

a

AM of PM, twee letters

PM

z of zzzz

Tijdzone, afkorting of voluit

PST of Pacific Standard Time

Bestandsnaam

Deze variabele voegt de naam van het huidige bestand in het document in. Doorgaans wordt de naam toegevoegd aan de witruimte van het document wanneer dit wordt afgedrukt, of aan de kop- en voettekst. Net zoals bij Tekst voor en Tekst na kunt u uit een aantal opties kiezen.

Inclusief volledig mappad

Hiermee wordt het volledige mappad aan de bestandsnaam toegevoegd. De standaardpadconventies voor Windows of Mac OS worden gebruikt.

Inclusief bestandsextensie

Hiermee wordt de bestandsnaam plus de extensie weergegeven.

De variabele Bestandsnaam wordt bijgewerkt wanneer u het bestand onder een andere naam of op een andere plaats opslaat. Het pad of de extensie wordt pas weergegeven als het document is opgeslagen.

Afbeeldingsnaam

De variabele Afbeeldingsnaam is handig voor het genereren van automatische metagegevensbijschriften. De variabele van de afbeeldingsnaam bevat een type variabele van een metagegevensbijschrift. Als een tekstkader met dit type variabele grenst aan of is gegroepeerd met een afbeelding, geeft de variabele de metagegevens van die afbeelding weer. U kunt de variabele Afbeeldingsnaam bewerken om te bepalen welk metagegevensveld wordt gebruikt.

Laatste paginanummer

Het type Laatste paginanummer wordt gebruikt als in de kop- en voettekst de nummering met vermelding van het totale aantal pagina's moet worden gebruikt, bijvoorbeeld "Pagina 3 van 12". In dit geval wordt het nummer 12 gegenereerd door de variabele Laatste paginanummer. Dit nummer wordt bijgewerkt wanneer er pagina's worden toegevoegd of verwijderd. U kunt vóór en na het laatste paginanummer tekst invoegen en een nummeringsstijl opgeven. Kies in het menu Bereik een optie om te bepalen of het laatste paginanummer in de sectie of in het document moet worden gebruikt.

Houd er wel rekening mee dat bij de variabele Laatste paginanummer de pagina's in het document niet worden geteld.

Doorlopende koptekst (Alinea- of Tekenstijl)

Met de variabelen voor doorlopende kopteksten wordt op de pagina de eerste of laatste instantie van de tekst ingevoegd waarop de opgegeven stijl is toegepast. Als er geen tekst op de pagina met een bepaalde stijl is opgemaakt, wordt de tekst van een vorige pagina gebruikt.

Aangepaste tekst

Deze variabele wordt doorgaans gebruikt voor het invoegen van plaatsvervangende tekst of voor tekst die snel moet kunnen worden gewijzigd. Als u bijvoorbeeld aan een project werkt waarin voor een bedrijf een codenaam wordt gebruikt, kunt u een variabele Eigen tekst voor de codenaam maken. Wanneer u de echte naam van het bedrijf mag gebruiken, hoeft u alleen maar de variabele te wijzigen om alle codenamen in de echte naam van het bedrijf te veranderen.

Als u speciale tekens in een tekstvariabele wilt invoegen, klikt u op het driehoekje rechts van het tekstvak.

Tekstvariabelen invoegen

  1. Plaats de invoegpositie waar u de variabele wilt invoegen.

  2. Kies Tekst > Tekstvariabelen > Variabele invoegen en selecteer de variabele die u wilt invoegen.

De variabele wordt op de pagina weergegeven alsof u de tekst zelf in het document had getypt. Als u bijvoorbeeld de variabele Aanmaakdatum invoegt, kan de datum 22 december 2007 worden weergegeven. Als u Tekst > Verborgen tekens tonen kiest, wordt de variabele in een vak geplaatst dat de kleur van de huidige laag heeft.

Opmerking:

Tekstvariabelen worden niet afgebroken.

Tekstvariabelen verwijderen, omzetten en importeren

Met het dialoogvenster Tekstvariabelen kunt u tekstvariabelen verwijderen, omzetten en importeren.

Tekstvariabelen verwijderen

Als u een instantie van een tekstvariabele uit een document wilt verwijderen, hoeft u alleen maar de variabele in kwestie te selecteren en op de toets Backspace of Delete te drukken. U kunt ook de variabele zelf verwijderen. Daarbij kunt u bepalen hoe de variabelen die in het document zijn geplaatst, moeten worden vervangen.

  1. Kies Tekst > Tekstvariabelen > Opgeven.

  2. Selecteer de variabele en klik op Verwijderen.

  3. Geef op hoe de variabele moet worden vervangen door een andere variabele op te geven, waarbij u de instanties van de variabele omzet in tekst of alle instanties van de variabele verwijdert.

Tekstvariabelen omzetten in tekst

  • U zet één instantie van een variabele om door de tekstvariabele in het documentvenster te selecteren en vervolgens Tekst > Tekstvariabelen > Variabele naar tekst omzetten te kiezen.

  • U zet alle instanties van een tekstvariabele in het document om door Tekst > Tekstvariabelen > Opgeven te kiezen, de variabele te selecteren en vervolgens op Omzetten in tekst te klikken.

Tekstvariabelen uit een ander document importeren

  1. Kies Tekst > Tekstvariabelen > Opgeven.

  2. Klik op Laden en dubbelklik vervolgens op het document waarin de variabelen staan die u wilt importeren.

  3. In het dialoogvenster Tekstvariabelen laden moet er een vinkje staan naast de variabelen die u wilt importeren. Als een bestaande variabele dezelfde naam heeft als een van de geïmporteerde variabelen, kiest u een van de volgende opties onder Conflict met bestaande tekstvariabele en klikt u op OK:

    Binnenkomende definitie gebruiken

    Hiermee vervangt u de bestaande variabele door de geladen variabele en past u de nieuwe kenmerken van die variabele toe op alle tekst in het huidige document met de oude variabele. De definities van de binnenkomende en bestaande variabelen worden onder in het dialoogvenster Tekstvariabelen laden weergegeven, zodat u de variabelen met elkaar kunt vergelijken.

    Naam automatisch wijzigen

    Hiermee wijzigt u de naam van de geladen variabele.

  4. Kies OK en klik op Gereed.

Opmerking:

U kunt variabelen ook bij het synchroniseren van een boekbestand naar andere documenten kopiëren.

 Adobe

Krijg sneller en gemakkelijker hulp

Nieuwe gebruiker?