Handboek Annuleren

Vormgevingskenmerken

  1. Illustrator Handboek
  2. Kennismaken met Illustrator
    1. Inleiding tot Illustrator
      1. Nieuw in Illustrator
      2. Algemene vragen
      3. Systeemvereisten voor Illustrator
      4. Illustrator voor Apple silicon
      5. GPU-prestaties
    2. Werkruimte
      1. Basisbeginselen van de werkruimte
      2. Documenten maken
      3. Sneller leren met het deelvenster Ontdekken van Illustrator
      4. Workflows versnellen met de contextuele taakbalk
      5. Werkbalk
      6. Standaardsneltoetsen
      7. Sneltoetsen aanpassen
      8. Inleiding in tekengebieden
      9. Tekengebieden beheren
      10. De werkruimte aanpassen
      11. Deelvenster Eigenschappen
      12. Voorkeuren instellen
      13. Werkruimte voor aanraken
      14. Ondersteuning voor Microsoft Surface Dial in Illustrator
      15. Bewerkingen ongedaan maken en ontwerpgeschiedenis beheren
      16. Weergave draaien
      17. Linialen, rasters en hulplijnen
      18. Toegankelijkheid in Illustrator
      19. Illustraties weergeven
      20. De Touch Bar gebruiken met Illustrator
      21. Bestanden en sjablonen
    3. Gereedschappen in Illustrator
      1. Overzicht van gereedschappen
      2. Selectiegereedschappen
        1. Selectie
        2. Direct selecteren
        3. Groep selecteren
        4. Toverstaf
        5. Lasso
        6. Tekengebied
      3. Navigatiegereedschappen
        1. Handje
        2. Weergave draaien
        3. Zoomen
      4. Schildergereedschappen
        1. Verloop
        2. Net
        3. Vormen maken
      5. Tekstgereedschappen
        1. Tekst
        2. Tekst op een pad
        3. Verticale tekst
      6. Tekengereedschappen
        1. Pen
        2. Ankerpunt-toevoegen
        3. Ankerpunt verwijderen
        4. Ankerpunt
        5. Kromming
        6. Lijnsegment
        7. Rechthoek
        8. Afgeronde rechthoek
        9. Ovaal
        10. Veelhoek
        11. Ster
        12. Penseel
        13. Klodderpenseel
        14. Potlood
        15. Shaper
        16. Segment
      7. Bewerkingsgereedschappen
        1. Roteren
        2. Spiegelen
        3. Schalen
        4. Schuin
        5. Breedte
        6. Vrije transformatie
        7. Pipet
        8. Overvloeien
        9. Gummetje
        10. Schaar
        11. Meetgereedschap
    4. Generatieve AI (niet beschikbaar op het vasteland van China)
      1. Scènes, onderwerpen en pictogrammen genereren met behulp van opdrachten
      2. Vectorpatronen genereren met behulp van opdrachten
      3. Vullingen voor vectorvormen genereren met behulp van opdrachten
      4. De kleuren in uw illustraties aanpassen met opdrachten
    5. Snelle actie
      1. Retro tekst
      2. Tekst met neon gloed
      3. Ouderwetse tekst
      4. Opnieuw kleuren
      5. Schetsen omzetten in vectoren
  3. Illustrator op de iPad
    1. Inleiding in Illustrator op de iPad
      1. Overzicht van Illustrator op de iPad
      2. Veelgestelde vragen over Illustrator op de iPad
      3. Systeemvereisten | Illustrator op de iPad
      4. Wat u wel of niet kunt doen in Illustrator op de iPad
    2. Werkruimte
      1. De werkruimte van Illustrator op de iPad
      2. Snelknoppen en bewegingen
      3. Sneltoetsen voor Illustrator op de iPad
      4. Uw app-instellingen beheren
    3. Documenten
      1. Werken met documenten in Illustrator op de iPad
      2. Photoshop- en Fresco-documenten importeren
    4. Objecten selecteren en rangschikken
      1. Herhaalde objecten maken
      2. Objecten laten overvloeien
    5. Tekenen
      1. Paden tekenen en bewerken
      2. Vormen tekenen en bewerken
    6. Tekst
      1. Werken met tekst en lettertypen
      2. Tekstontwerpen langs een pad maken
      3. Uw eigen lettertypen toevoegen
    7. Werken met afbeeldingen
      1. Rasterafbeeldingen omzetten in vectoren
    8. Kleur
      1. Kleuren en verlopen toepassen
  4. Clouddocumenten
    1. Basisbeginselen
      1. Werken met Illustrator-clouddocumenten
      2. Illustrator-clouddocumenten delen en eraan samenwerken
      3. Documenten ter beoordeling delen
      4. Cloudopslag voor Adobe Illustrator upgraden
      5. Illustrator-clouddocumenten | Algemene vragen
    2. Problemen oplossen
      1. Problemen met het maken of opslaan van clouddocumenten in Illustrator oplossen
      2. Problemen met clouddocumenten in Illustrator oplossen
  5. Inhoud toevoegen en bewerken
    1. Tekenen
      1. Basisbeginselen van tekenen
      2. Paden bewerken
      3. Pixel-perfecte illustraties tekenen
      4. Tekenen met de pen, het potlood of het gereedschap Kromming
      5. Eenvoudige lijnen en vormen tekenen
      6. Rechthoekige rasters en poolrasters tekenen
      7. Flakkeringen tekenen en bewerken
      8. Afbeeldingen overtrekken
      9. Een pad vereenvoudigen
      10. Symboolgereedschappen en symboolsets
      11. Padsegmenten aanpassen
      12. Een bloem ontwerpen in 5 eenvoudige stappen
      13. Een perspectiefraster maken en bewerken
      14. Objecten op een perspectiefraster tekenen en wijzigen
      15. Objecten gebruiken als symbolen voor herhaald gebruik
      16. Paden met pixeluitlijning tekenen voor webworkflows
    2. Metingen
      1. Afmetingen meten en weergeven
    3. 3D-objecten en materialen
      1. Over 3D-effecten in Illustrator
      2. 3D-afbeeldingen maken
      3. Illustraties toewijzen aan 3D-objecten
      4. 3D-tekst maken
      5. 3D-objecten maken
    4. Kleur
      1. Kleuren
      2. Kleuren selecteren
      3. Stalen gebruiken en maken
      4. Kleuren aanpassen
      5. Het deelvenster Adobe Color-thema's gebruiken
      6. Kleurgroepen (harmonieën)
      7. Deelvenster Kleurthema's
      8. Illustraties opnieuw kleuren
    5. Schilderen
      1. Informatie over schilderen
      2. Schilderen met vullingen en lijnen
      3. Groepen van Actieve verf
      4. Verlopen
      5. Penselen
      6. Transparantie- en overvloeiingsmodi
      7. Lijnen toepassen op een object
      8. Patronen maken en bewerken
      9. Netten
      10. Patronen
    6. Objecten selecteren en rangschikken
      1. Objecten selecteren
      2. Lagen
      3. Objecten uitbreiden, groeperen en degroeperen
      4. Objecten verplaatsen, uitlijnen en verdelen
      5. Objecten op een pad uitlijnen, rangschikken en verplaatsen
      6. Objecten magnetisch uitlijnen met glyphs
      7. Objecten uitlijnen met Japanse glyphs
      8. Objecten stapelen    
      9. Objecten vergrendelen, verbergen en verwijderen
      10. Objecten kopiëren en dupliceren
      11. Objecten roteren en spiegelen
      12. Objecten verstrengelen
      13. Realistische mock-ups maken
    7. Objecten omvormen
      1. Afbeeldingen uitsnijden
      2. Objecten transformeren
      3. Objecten combineren
      4. Objecten knippen, splitsen en verkleinen
      5. Marionet verdraaien
      6. Objecten schalen, schuintrekken en vervormen
      7. Objecten laten overvloeien
      8. Omvormen met omhulsels
      9. Objecten omvormen met effecten
      10. Nieuwe vormen maken met de gereedschappen Shaper en Vormen maken
      11. Werken met actieve hoeken
      12. Verbeterde workflows voor omvormen met ondersteuning voor aanraking
      13. Uitknipmaskers bewerken
      14. Actieve vormen
      15. Vormen maken met het gereedschap Vormen maken
      16. Algemene bewerking
    8. Tekst
      1. Tekst toevoegen en werken met tekstobjecten
      2. Reflow-viewer
      3. Genummerde lijsten en lijsten met opsommingstekens maken
      4. Tekstgebied beheren
      5. Lettertypen en typografie
      6. Tekst in afbeeldingen omzetten in bewerkbare tekst
      7. Basisopmaak toevoegen aan tekst
      8. Geavanceerde opmaak toevoegen aan tekst
      9. Tekst importeren en exporteren
      10. Alinea's opmaken
      11. Speciale tekens
      12. Tekst op een pad maken
      13. Teken- en alineastijlen
      14. Tabs
      15. Ontbrekende lettertypen toevoegen vanuit Adobe Fonts
      16. Arabische en Hebreeuwse tekst
      17. Lettertypen | Veelgestelde vragen en tips voor probleemoplossing
      18. Creatieve typografische ontwerpen
      19. Tekst schalen en roteren
      20. Regelafstand en tekenafstand
      21. Woordafbreking en regeleinden
      22. Spelling- en taalwoordenboeken
      23. Aziatische tekens opmaken
      24. Composers voor Aziatische schriften
      25. Tekstontwerpen maken met overvloeiobjecten
      26. Een tekstposter maken met Afbeeldingen overtrekken
    9. Speciale effecten maken
      1. Werken met effecten
      2. Afbeeldingsstijlen
      3. Vormgevingskenmerken
      4. Schetsen en mozaïeken maken
      5. Slagschaduw, gloed en doezeleffect
      6. Overzicht van effecten
    10. Webafbeeldingen
      1. Aanbevolen procedures voor het maken van webafbeeldingen
      2. Grafieken
      3. SVG
      4. Segmenten en afbeeldingen met hyperlinks
  6. Importeren, exporteren en opslaan
    1. Importeren
      1. Meerdere bestanden plaatsen
      2. Gekoppelde en ingesloten bestanden beheren
      3. Informatie over koppelingen
      4. Het insluiten van afbeeldingen ongedaan maken
      5. Afbeeldingen importeren uit Photoshop
      6. Bitmapafbeeldingen importeren
      7. Adobe PDF-bestanden importeren
      8. EPS-, DCS- en AutoCAD-bestanden importeren
    2. Creative Cloud Libraries in Illustrator 
      1. Creative Cloud Libraries in Illustrator
    3. Opslaan en exporteren
      1. Illustraties opslaan
      2. Een illustratie exporteren
      3. Adobe PDF-bestanden maken
      4. Adobe PDF-opties
      5. Illustrator-illustraties gebruiken in Photoshop
      6. Assets verzamelen en exporteren in batches
      7. Bestanden in een pakket opnemen
      8. CSS extraheren | Illustrator CC
      9. Deelvenster Documentinfo
  7. Afdrukken
    1. Voorbereiden op afdrukken
      1. Documenten instellen voor afdrukken
      2. Het paginaformaat en de afdrukstand wijzigen
      3. Snijtekens opgeven voor bijsnijden of uitlijnen
      4. Aan de slag met een groot canvas
    2. Afdrukken
      1. Overdrukken
      2. Afdrukken met kleurbeheer
      3. Afdrukken met PostScript
      4. Afdrukvoorinstellingen
      5. Drukkersmarkeringen en afloopgebieden
      6. Transparante illustraties afdrukken en opslaan
      7. Overvullen
      8. Kleurscheidingen afdrukken
      9. Verlopen, netten en kleurovervloeiingen afdrukken
      10. Witte overdruk
  8. Taken automatiseren
    1. Gegevens samenvoegen met behulp van het deelvenster Variabelen
    2. Automatiseren met behulp van scripts
    3. Automatiseren met behulp van handelingen
  9. Problemen oplossen 
    1. Opgeloste problemen
    2. Bekende problemen
    3. Crashproblemen
    4. Bestanden herstellen na een crash
    5. Veilige modus
    6. Problemen met bestanden
    7. Ondersteunde bestandsindelingen
    8. Problemen met GPU-stuurprogramma's
    9. Problemen met Wacom-apparaten
    10. Problemen met DLL-bestanden
    11. Geheugenproblemen
    12. Problemen met voorkeurenbestanden
    13. Lettertypeproblemen
    14. Printerproblemen
    15. Foutrapport delen met Adobe
    16. De prestaties van Illustrator verbeteren

U kunt de vormgeving van alle objecten, groepen en lagen in Adobe Illustrator wijzigen door middel van effecten en via de deelvensters Vormgeving en Afbeeldingsstijlen. Daarnaast kunt u een object in essentiële onderdelen verdelen om elementen van het object onafhankelijk van elkaar te wijzigen.

Vormgevingskenmerken

Vormgevingskenmerken zijn eigenschappen die het uiterlijk van een object beïnvloeden zonder de onderliggende structuur te wijzigen. Vormgevingskenmerken omvatten vullingen, lijnen, transparantie en effecten. Als u een vormgevingskenmerk toepast op een object en dat kenmerk later bewerkt of verwijdert, worden het onderliggende object dat of andere kenmerken die op dat object zijn toegepast, niet gewijzigd.

U kunt vormgevingskenmerken op elk niveau van de laaghiërarchie instellen. Als u bijvoorbeeld een slagschaduweffect toepast op een laag, krijgen alle objecten op de laag een slagschaduweffect. Als u echter een object uit de laag verplaatst, heeft het object geen slagschaduw meer omdat het effect bij de laag behoort, en niet bij elk object in de laag.

Het deelvenster Vormgeving is de aangewezen plek om te werken met vormgevingskenmerken. U kunt vormgevingskenmerken toepassen op lagen, groepen en objecten, en vaak ook op vullingen en lijnen. Hierdoor kan de hiërarchie van kenmerken in de illustratie zeer complex worden. Als u bijvoorbeeld één effect toepast op een hele laag en een ander effect op een object in de laag, is het moeilijk na te gaan welk effect een verandering in de illustratie veroorzaakt. In het deelvenster Vormgeving ziet u welke vullingen, lijnen, afbeeldingsstijlen en effecten op een object, groep of laag zijn toegepast.

Overzicht van het deelvenster Vormgeving

U gebruikt het deelvenster Vormgeving (Venster > Vormgeving) als u de vormgevingskenmerken wilt weergeven of aanpassen voor een object, groep of laag. Vullingen en lijnen worden op stapelvolgorde vermeld. De volgorde van boven naar beneden in het deelvenster komt overeen met de volgorde van voor naar achter in de illustratie. Effecten worden van boven naar beneden vermeld in de volgorde waarin ze zijn toegepast op de illustratie.

Deelvenster Vormgeving met de kenmerken van een gegroepeerd object
Deelvenster Vormgeving met de kenmerken van een gegroepeerd object

A. Pad met lijn, vulling en slagschaduweffect B. Pad met effect C. Knop Nieuwe lijn toevoegen D. Knop Nieuwe vulling toevoegen E. Knop Effect toevoegen F. Knop Vormgeving wissen G. Knop Geselecteerd item dupliceren 

Extra items weergeven in het deelvenster Vormgeving

Als u items selecteert die andere items bevatten, zoals een laag of groep, wordt in het deelvenster Vormgeving een item Inhoud weergegeven.

  1. Dubbelklik op het item Inhoud.

Tekenkenmerken voor een tekstobject weergeven in het deelvenster Vormgeving

Als u een tekstobject selecteert, wordt in het deelvenster een item Tekens weergegeven.

  1. Dubbelklik op het item Tekens in het deelvenster Vormgeving.

    Opmerking:

    Als u de afzonderlijke tekenkenmerken voor tekst met gemengde vormgeving wilt bekijken, selecteert u het desbetreffende teken.

  2. Klik boven in het deelvenster op Type om naar de hoofdweergave terug te gaan.

Een kenmerk voor een geselecteerd object in- of uitschakelen

  • Als u een afzonderlijk kenmerk wilt in- of uitschakelen, klikt u op het oogje naast het kenmerk.

  • Als u alle verborgen kenmerken wilt inschakelen, kiest u Alle verborgen kenmerken tonen in het menu van het deelvenster Vormgeving.

Een kenmerk bewerken

  • Klik in de rij met kenmerken als u waarden wilt weergeven en instellen.

  • Klik op de onderstreepte tekst en geef nieuwe waarden weer in het dialoogvenster dat wordt weergegeven.

Miniaturen tonen of verbergen in het deelvenster Vormgeving

  1. Kies Miniatuur tonen of Miniatuur verbergen in het menu van het deelvenster Vormgeving.

Opgeven hoe u vormgevingskenmerken op nieuwe objecten wilt toepassen

U kunt opgeven of u bestaande vormgevingskenmerken wilt overnemen voor nieuwe objecten of hierop alleen basiskenmerken wilt toepassen.

  • Als u slechts één vulling en lijn op nieuwe objecten wilt toepassen, kiest u Nieuwe illustratie heeft basisvormgeving in het deelvenstermenu.

  • Als u alle huidige weergavekenmerken op nieuwe objecten wilt toepassen, schakelt u Nieuwe illustratie heeft basisvormgeving uit in het deelvenstermenu.

Items aanwijzen voor weergavekenmerken

Voordat u een vormgevingskenmerk kunt instellen of een stijl of effect kunt toepassen op een laag, groep of object, moet u het item in het deelvenster Lagen aanwijzen. Wanneer u een object of groep met een selectiemethode selecteert, wijst u ook het object of de groep aan in het deelvenster Lagen. Lagen kunt u echter alleen aanwijzen in het deelvenster.

Gearceerde doelpictogrammen in het deelvenster Lagen geven aan welke items vormgevingskenmerken bevatten.
Gearceerde doelpictogrammen in het deelvenster Lagen geven aan welke items vormgevingskenmerken bevatten.

A. Kolom voor aanwijzen en vormgeving B. Selectiekolom C. Groep met vormgevingskenmerken D. Laag met vormgevingskenmerken E. Object met vormgevingskenmerken 

Het doelpictogram geeft aan of een item in de laaghiërarchie vormgevingskenmerken heeft en of het is aangewezen:

  • Geeft aan dat het item niet is aangewezen en geen andere vormgevingskenmerken heeft dan één vulling en één lijn.

  • Geeft aan dat het item niet is aangewezen, maar wel vormgevingskenmerken heeft.

  • Geeft aan dat het item is aangewezen maar geen andere vormgevingskenmerken heeft dan één vulling en één lijn.

  • Geeft aan dat het item is aangewezen en vormgevingskenmerken heeft.

    Klik op het doelpictogram van het item als u dit wilt aanwijzen in het deelvenster Lagen. Een dubbele ring  of  geeft aan dat het item is aangewezen. Houd Shift tijdens het klikken ingedrukt als u meer items wilt aanwijzen.

    Opmerking: Wanneer een object of groep met welke methode dan ook is geselecteerd, wordt het item ook aangewezen in het deelvenster Lagen. Een laag kunt u daarentegen alleen aanwijzen door op het bijbehorende doelpictogram in het deelvenster Lagen te klikken.

Weergavekenmerken beheren

Een vormgevingskenmerk bewerken of toevoegen

U kunt een vormgevingskenmerk, zoals een effect, op elk gewenst moment openen en de instellingen ervan wijzigen.

  1. Voer in het deelvenster Vormgeving een van de volgende stappen uit:

    • Als u een kenmerk wilt bewerken, klikt u op de blauw onderstreepte naam van het kenmerk en geeft u wijzigingen op in het dialoogvenster dat wordt geopend.

    • Als u een vulkleur wilt bewerken, klikt u in de rij voor de vulling en kiest u een nieuwe kleur in het kleurenvak.

    • Als u een nieuw effect wilt toevoegen, klikt u op Nieuw effect toevoegen .

    • Als u een kenmerk wilt verwijderen, klikt u op de rij met kenmerken en vervolgens op Verwijderen .

Een vormgevingskenmerk dupliceren

  1. Selecteer een kenmerk in het deelvenster Vormgeving en voer een van de volgende stappen uit:

    • Klik op de knop Geselecteerd item dupliceren  in het deelvenster of kies Item dupliceren in het deelvenstermenu.

    • Sleep het vormgevingskenmerk naar de knop Geselecteerd item dupliceren in het deelvenster.

De stapelvolgorde van vormgevingskenmerken wijzigen

  1. Sleep een vormgevingskenmerk omhoog of omlaag in het deelvenster Vormgeving. (Klik indien nodig op het driehoekje naast een item om de inhoud weer te geven.) Wanneer de omtrek van het vormgevingskenmerk dat u sleept op de gewenste positie staat, laat u de muisknop los.

    Het effect Slagschaduw toegepast op lijn (boven) en op vulling (onder)
    Het effect Slagschaduw toegepast op lijn (boven) en op vulling (onder)

Vormgevingskenmerken verwijderen of verbergen

  1. Selecteer het object of de groep (of wijs een laag aan in het deelvenster Lagen).

  2. Voer een van de volgende stappen uit:

    • Als u een kenmerk dat op uw illustratie is toegepast, tijdelijk wilt verbergen, klikt u op het zichtbaarheidspictogram  in het deelvenster Vormgeving. Klik nogmaals op dit pictogram om het kenmerk weer toegepast te zien.

    • Als u een specifiek kenmerk wilt verwijderen, selecteert u het kenmerk in het deelvenster Vormgeving en klikt u op het pictogram Verwijderen . U kunt ook Item verwijderen in het deelvenstermenu kiezen of het kenmerk naar het pictogram Verwijderen slepen.

    • Als u alle vormgevingskenmerken wilt verwijderen op één vulling en lijn na, kiest u Tot basisvormgeving terugbrengen in het menu van het deelvenster. U kunt ook het doelpictogram van een item in het deelvenster Lagen naar het pictogram Verwijderen in het deelvenster Lagen slepen.

    • Als u alle weergavekenmerken, inclusief vullingen en lijnen, wilt verwijderen, klikt u op de knop Vormgeving wissen  in het deelvenster Vormgeving of kiest u Vormgeving wissen in het deelvenstermenu.

Weergavekenmerken tussen objecten kopiëren

U kunt weergavekenmerken kopiëren of verplaatsen door deze te slepen of door gebruik te maken van het pipet.

Weergavekenmerken kopiëren door te slepen

  1. Selecteer het object of de groep met de weergave die u wilt kopiëren (of wijs de laag aan in het deelvenster Lagen).

  2. Voer een van de volgende stappen uit:

    • Sleep de miniatuur boven in het deelvenster Vormgeving naar een object in het documentvenster. Als u geen miniatuur ziet, kiest u Miniatuur tonen in het deelvenstermenu.

    • Houd Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt terwijl u het doelpictogram in het deelvenster Lagen sleept naar het item waarnaar u de weergavekenmerken wilt kopiëren.

    • Als u weergavekenmerken wilt verplaatsen in plaats van kopiëren, sleept u het doelpictogram in het deelvenster Lagen van een item met de gewenste kenmerken naar het item waarop u ze wilt toepassen.

Weergavekenmerken kopiëren met het pipet

Met het pipet kunt u weergavekenmerken van het ene object naar het andere kopiëren. Zo kunt u bijvoorbeeld teken-, alinea-, vul- en lijnkenmerken tussen tekstobjecten kopiëren. Standaard heeft het pipet invloed op alle kenmerken van een selectie. Als u wilt aanpassen welke kenmerken door dit gereedschap worden beïnvloed, gebruikt u het dialoogvenster Pipet.

  1. Selecteer het object, tekstobject of de tekens waarvan u de kenmerken wilt wijzigen.

  2. Selecteer het gereedschap Pipet .

  3. Verplaats het gereedschap Pipet naar het object met de kenmerken die u wilt kopiëren. (Wanneer u de aanwijzer correct op tekst hebt geplaatst, verandert de aanwijzer in een kleine T.)

  4. Voer een van de volgende stappen uit:

    • Klik op het pipet als u alle weergavekenmerken wilt kopiëren en ze op het geselecteerde object wilt toepassen.

    • Houd Shift ingedrukt terwijl u klikt, als u alleen de kleur uit een gedeelte van een verloop, patroon, netobject of geplaatste afbeelding wilt kopiëren en op de geselecteerde vulling of lijn wilt toepassen.

    • Houd Shift en daarna ook Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt terwijl u klikt als u weergavekenmerken van een object wilt toevoegen aan de weergavekenmerken van het geselecteerde object. U kunt ook Shift+Alt (Windows) of Shift+Option (Mac OS) ingedrukt houden.

      Opmerking: U kunt ook op een niet-geselecteerd object klikken om de kenmerken ervan te kopiëren en daarna met Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt klikken op een niet-geselecteerd object waarop u de kenmerken wilt toepassen.

Kenmerken van het bureaublad kopiëren met het pipet

  1. Selecteer het object waarvan u de kenmerken wilt wijzigen.

  2. Selecteer het pipet.

  3. Klik in het document en blijf de muisknop ingedrukt houden.

  4. Houd de muisknop ingedrukt terwijl u de aanwijzer op het bureaublad van de computer verplaatst over het object waarvan u de kenmerken wilt kopiëren. Laat de muisknop los als de aanwijzer zich direct boven het object bevindt.

    Opmerking:

    Met het pipet kopieert u alleen de RGB-kleur van het scherm wanneer u kopieert naar een locatie buiten het huidige document. Het pipet geeft met een zwart vierkantje rechts van het gereedschap aan dat de RGB-kleur van het scherm wordt gekopieerd.

De kenmerken opgeven die u met het pipet wilt kopiëren

  1. Dubbelklik op het pipet.

  2. Selecteer de kenmerken die u met het pipet wilt kopiëren. U kunt weergavekenmerken kopiëren, waaronder transparantie, en diverse vulling- en lijneigenschappen, maar ook teken- en alinea-eigenschappen.

  3. Kies het voorbeeldgroottegebied in het menu Raster voor monstergrootte.

  4. Klik op OK.

Krijg sneller en gemakkelijker hulp

Nieuwe gebruiker?