Zodra u een effect op een object hebt toegepast, wordt het effect in het deelvenster Vormgeving weergegeven. U kunt het effect bewerken, verplaatsen, dupliceren, verwijderen of opslaan als onderdeel van een afbeeldingsstijl. Als u een effect gebruikt, moet u het object eerst uitbreiden voordat u toegang hebt tot de nieuwe punten.
De effecten in de bovenste helft van het menu Effecten zijn vectoreffecten. In het deelvenster Vormgeving kunt u deze effecten alleen toepassen op vectorobjecten of op de vulling of lijn van een bitmapobject.
De effecten in het onderste gedeelte van het menu Effecten zijn rastereffecten. U kunt ze op zowel vector- als bitmapobjecten toepassen.