Handboek Annuleren

Objecten verplaatsen, uitlijnen en verdelen

  1. Illustrator Handboek
  2. Kennismaken met Illustrator
    1. Inleiding tot Illustrator
      1. Nieuw in Illustrator
      2. Algemene vragen
      3. Systeemvereisten voor Illustrator
      4. Illustrator voor Apple silicon
    2. Werkruimte
      1. Basisbeginselen van de werkruimte
      2. Sneller leren met het deelvenster Ontdekken van Illustrator
      3. Documenten maken
      4. Werkbalk
      5. Standaardsneltoetsen
      6. Sneltoetsen aanpassen
      7. Inleiding in tekengebieden
      8. Tekengebieden beheren
      9. De werkruimte aanpassen
      10. Deelvenster Eigenschappen
      11. Voorkeuren instellen
      12. Werkruimte voor aanraken
      13. Ondersteuning voor Microsoft Surface Dial in Illustrator
      14. Bewerkingen ongedaan maken en ontwerpgeschiedenis beheren
      15. Weergave draaien
      16. Linialen, rasters en hulplijnen
      17. Toegankelijkheid in Illustrator
      18. Veilige modus
      19. Illustraties weergeven
      20. De Touch Bar gebruiken met Illustrator
      21. Bestanden en sjablonen
    3. Gereedschappen in Illustrator
      1. Overzicht van gereedschappen
      2. Selectiegereedschappen
        1. Selectie
        2. Direct selecteren
        3. Groep selecteren
        4. Toverstaf
        5. Lasso
        6. Tekengebied
      3. Navigatiegereedschappen
        1. Handje
        2. Weergave draaien
        3. Zoomen
      4. Schildergereedschappen
        1. Verloop
        2. Net
        3. Vormen maken
      5. Tekstgereedschappen
        1. Tekst
        2. Tekst op een pad
        3. Verticale tekst
      6. Tekengereedschappen
        1. Pen
        2. Ankerpunt-toevoegen
        3. Ankerpunt verwijderen
        4. Ankerpunt
        5. Kromming
        6. Lijnsegment
        7. Rechthoek
        8. Afgeronde rechthoek
        9. Ovaal
        10. Veelhoek
        11. Ster
        12. Penseel
        13. Klodderpenseel
        14. Potlood
        15. Shaper
        16. Segment
      7. Bewerkingsgereedschappen
        1. Roteren
        2. Spiegelen
        3. Schalen
        4. Schuin
        5. Breedte
        6. Vrije transformatie
        7. Pipet
        8. Overvloeien
        9. Gummetje
        10. Schaar
    4. Snelle actie
      1. Retro tekst
      2. Tekst met neon gloed
      3. Oldschool tekst
      4. Opnieuw kleuren
      5. Schetsen omzetten in vectoren
  3. Illustrator op de iPad
    1. Inleiding in Illustrator op de iPad
      1. Overzicht van Illustrator op de iPad
      2. Veelgestelde vragen over Illustrator op de iPad
      3. Systeemvereisten | Illustrator op de iPad
      4. Wat u wel of niet kunt doen in Illustrator op de iPad
    2. Werkruimte
      1. De werkruimte van Illustrator op de iPad
      2. Snelknoppen en bewegingen
      3. Sneltoetsen voor Illustrator op de iPad
      4. Uw app-instellingen beheren
    3. Documenten
      1. Werken met documenten in Illustrator op de iPad
      2. Photoshop- en Fresco-documenten importeren
    4. Objecten selecteren en rangschikken
      1. Herhaalde objecten maken
      2. Objecten laten overvloeien
    5. Tekenen
      1. Paden tekenen en bewerken
      2. Vormen tekenen en bewerken
    6. Tekst
      1. Werken met tekst en lettertypen
      2. Tekstontwerpen langs een pad maken
      3. Uw eigen lettertypen toevoegen
    7. Werken met afbeeldingen
      1. Rasterafbeeldingen omzetten in vectoren
    8. Kleur
      1. Kleuren en verlopen toepassen
  4. Clouddocumenten
    1. Basisbeginselen
      1. Werken met Illustrator-clouddocumenten
      2. Illustrator-clouddocumenten delen en eraan samenwerken
      3. Documenten ter beoordeling delen
      4. Cloudopslag voor Adobe Illustrator upgraden
      5. Illustrator-clouddocumenten | Algemene vragen
    2. Problemen oplossen
      1. Problemen met het maken of opslaan van clouddocumenten in Illustrator oplossen
      2. Problemen met clouddocumenten in Illustrator oplossen
  5. Inhoud toevoegen en bewerken
    1. Tekenen
      1. Grondbeginselen van tekenen
      2. Paden bewerken
      3. Pixel-perfecte illustraties tekenen
      4. Tekenen met de pen, het potlood of het gereedschap Kromming
      5. Eenvoudige lijnen en vormen tekenen
      6. Rechthoekige rasters en poolrasters tekenen
      7. Flakkeringen tekenen en bewerken
      8. Afbeeldingen overtrekken
      9. Een pad vereenvoudigen
      10. Symboolgereedschappen en symboolsets
      11. Padsegmenten aanpassen
      12. Een bloem ontwerpen in 5 eenvoudige stappen
      13. Een perspectiefraster maken en bewerken
      14. Objecten op een perspectiefraster tekenen en wijzigen
      15. Objecten gebruiken als symbolen voor herhaald gebruik
      16. Paden met pixeluitlijning tekenen voor webworkflows
    2. 3D-objecten en materialen
      1. Over 3D-effecten in Illustrator
      2. 3D-afbeeldingen maken
      3. Illustraties toewijzen aan 3D-objecten
      4. 3D-tekst maken
      5. 3D-objecten maken
    3. Kleur
      1. Kleuren
      2. Kleuren selecteren
      3. Stalen gebruiken en maken
      4. Kleuren aanpassen
      5. Het deelvenster Adobe Color-thema's gebruiken
      6. Kleurgroepen (harmonieën)
      7. Deelvenster Kleurthema's
      8. Illustraties opnieuw kleuren in enkele seconden met een eenvoudige tekstinstructie
      9. Illustraties opnieuw kleuren
    4. Schilderen
      1. Informatie over schilderen
      2. Schilderen met vullingen en lijnen
      3. Groepen van Actieve verf
      4. Verlopen
      5. Penselen
      6. Transparantie- en overvloeiingsmodi
      7. Lijnen toepassen op een object
      8. Patronen maken en bewerken
      9. Netten
      10. Patronen
    5. Objecten selecteren en rangschikken
      1. Objecten selecteren
      2. Lagen
      3. Objecten groeperen en uitbreiden
      4. Objecten verplaatsen, uitlijnen en verdelen
      5. Objecten stapelen    
      6. Objecten vergrendelen, verbergen en verwijderen
      7. Objecten kopiëren en dupliceren
      8. Objecten roteren en spiegelen
      9. Objecten verstrengelen
    6. Objecten omvormen
      1. Afbeeldingen uitsnijden
      2. Objecten transformeren
      3. Objecten combineren
      4. Objecten knippen, splitsen en verkleinen
      5. Marionet verdraaien
      6. Objecten schalen, schuintrekken en vervormen
      7. Objecten laten overvloeien
      8. Omvormen met omhulsels
      9. Objecten omvormen met effecten
      10. Nieuwe vormen maken met de gereedschappen Shaper en Vormen maken
      11. Werken met actieve hoeken
      12. Verbeterde workflows voor omvormen met ondersteuning voor aanraking
      13. Uitknipmaskers bewerken
      14. Actieve vormen
      15. Vormen maken met het gereedschap Vormen maken
      16. Algemene bewerking
    7. Tekst
      1. Tekst en ander werk toevoegen met tekstobjecten
      2. Genummerde lijsten en lijsten met opsommingstekens maken
      3. Tekstgebied beheren
      4. Lettertypen en typografie
      5. Lettertypen uit afbeeldingen en omtrektekst identificeren
      6. Basisopmaak toevoegen aan tekst
      7. Geavanceerde opmaak toevoegen aan tekst
      8. Tekst importeren en exporteren
      9. Alinea's opmaken
      10. Speciale tekens
      11. Tekst op een pad maken
      12. Teken- en alineastijlen
      13. Tabs
      14. Ontbrekende lettertypen zoeken (Typekit-workflow)
      15. Arabische en Hebreeuwse tekst
      16. Lettertypen | Veelgestelde vragen en tips voor probleemoplossing
      17. Een 3D-teksteffect maken
      18. Creatieve typografische ontwerpen
      19. Tekst schalen en roteren
      20. Regelafstand en tekenafstand
      21. Woordafbreking en regelafbreking
      22. Spelling- en taalwoordenboeken
      23. Aziatische tekens opmaken
      24. Composers voor Aziatische schriften
      25. Tekstontwerpen maken met overvloeiobjecten
      26. Een tekstposter maken met Afbeeldingen overtrekken
    8. Speciale effecten maken
      1. Werken met effecten
      2. Afbeeldingsstijlen
      3. Vormgevingskenmerken
      4. Schetsen en mozaïeken maken
      5. Slagschaduw, gloed en doezeleffect
      6. Overzicht van effecten
    9. Webafbeeldingen
      1. Aanbevolen procedures voor het maken van webafbeeldingen
      2. Grafieken
      3. SVG
      4. Segmenten en afbeeldingen met hyperlinks
  6. Importeren, exporteren en opslaan
    1. Importeren
      1. Meerdere bestanden plaatsen
      2. Gekoppelde en ingesloten bestanden beheren
      3. Informatie over koppelingen
      4. Het insluiten van afbeeldingen ongedaan maken
      5. Illustraties importeren uit Photoshop
      6. Bitmapafbeeldingen importeren
      7. Adobe PDF-bestanden importeren
      8. EPS-, DCS- en AutoCAD-bestanden importeren
    2. Creative Cloud Libraries in Illustrator 
      1. Creative Cloud Libraries in Illustrator
    3. Opslaan
      1. Illustraties opslaan
    4. Exporteren
      1. Illustrator-illustraties gebruiken in Photoshop
      2. Een illustratie exporteren
      3. Assets verzamelen en exporteren in batches
      4. Bestanden in een pakket opnemen
      5. Adobe PDF-bestanden maken
      6. CSS extraheren | Illustrator CC
      7. Adobe PDF-opties
      8. Deelvenster Documentinfo
  7. Afdrukken
    1. Voorbereiden op afdrukken
      1. Documenten instellen voor afdrukken
      2. Het paginaformaat en de afdrukstand wijzigen
      3. Snijtekens opgeven voor bijsnijden of uitlijnen
      4. Aan de slag met een groot canvas
    2. Afdrukken
      1. Overdrukken
      2. Afdrukken met kleurbeheer
      3. Afdrukken met PostScript
      4. Afdrukvoorinstellingen
      5. Drukkersmarkeringen en afloopgebieden
      6. Transparante illustraties afdrukken en opslaan
      7. Overvullen
      8. Kleurscheidingen afdrukken
      9. Verlopen, netten en kleurovervloeiingen afdrukken
      10. Witte overdruk
  8. Taken automatiseren
    1. Gegevens samenvoegen met behulp van het deelvenster Variabelen
    2. Automatiseren met behulp van scripts
    3. Automatiseren met behulp van handelingen
  9. Problemen oplossen 
    1. Crashproblemen
    2. Bestanden herstellen na een crash
    3. Problemen met bestanden
    4. Ondersteunde bestandsindelingen
    5. Problemen met GPU-stuurprogramma's
    6. Problemen met Wacom-apparaten
    7. Problemen met DLL-bestanden
    8. Geheugenproblemen
    9. Problemen met voorkeurenbestanden
    10. Lettertypeproblemen
    11. Printerproblemen
    12. Foutrapport delen met Adobe
    13. De prestaties van Illustrator verbeteren

Objecten verplaatsen

U kunt objecten verplaatsen door deze met bepaalde tools te slepen, door de pijltoetsen op het toetsenbord te gebruiken of door exacte waarden in te voeren in een deelvenster of dialoogvenster.

U kunt objecten magnetisch op de juiste plaats zetten als u deze verplaatst. U kunt de aanwijzer bijvoorbeeld magnetisch plaatsen op hulplijnen en ankerpunten, en objectgrenzen op rasterlijnen. U kunt ook het deelvenster Uitlijnen gebruiken om objecten ten opzichte van elkaar te plaatsen.

U kunt vervolgens Shift gebruiken om de verplaatsing van een of meer objecten te beperken, zodat deze precies in horizontale, verticale of diagonale richting worden verplaatst ten opzichte van de huidige richting van de x-as en y-as. U kunt Shift ook gebruiken om objecten te roteren met hoeken van 45° of veelvouden daarvan.

Objecten verplaatsen
Houd tijdens het slepen of tekenen Shift ingedrukt om de rotatie tot de dichtstbijgelegen hoek van 45° te beperken.

Een object verplaatsen of dupliceren door te plakken

  1. Selecteer een of meer objecten.

  2. Kies Bewerken > Knippen om de selectie te verplaatsen of Bewerken > Kopiëren om de selectie te dupliceren.

  3. Als u een object in een ander bestand wilt plakken, opent u dat bestand. (Zie Objecten tussen lagen plakken voor plakken tussen lagen.)

  4. Kies een van de volgende opdrachten:

    Bewerken > Plakken

    Hiermee wordt het object in het midden van het actieve venster geplakt.

    Bewerken > Op voorgrond plakken

    Hiermee wordt het object direct voor het geselecteerde object geplakt.

    Bewerken > Op achtergrond plakken

    Hiermee wordt het object direct achter het geselecteerde object geplakt.

    Bewerken > Op plaats plakken

    Hiermee worden illustraties op dezelfde positie in het actieve tekengebied geplakt als in het tekengebied waaruit de illustraties worden gekopieerd.

    Bewerken > In alle tekengebieden plakken

    Hiermee plakt u illustraties in alle tekengebieden op dezelfde locatie als waar de illustraties zich bevinden in het huidige tekengebied.

Een object verplaatsen door te slepen

  1. Selecteer een of meer objecten.

  2. Sleep het object naar een nieuwe positie.

    Als het geselecteerde object gevuld is, kunt u op elk punt van het object klikken om te slepen. Als het geselecteerde object niet gevuld is, als u illustraties weergeeft als omtrekken of als de voorkeur Alleen objectselectie op pad is geselecteerd, moet u slepen vanuit het pad van het object. (Zie Selecties dupliceren door te slepen.)

    Opmerking:

    Met de opdracht Magnetisch punt in het menu Weergave wordt de aanwijzer naar een ankerpunt of hulplijn toegetrokken als u een object sleept binnen een straal van 2 pixels van het ankerpunt of de hulplijn.

Objecten verplaatsen met de pijltoetsen

  1. Selecteer een of meer objecten.

  2. Druk op de pijltoets die in de richting wijst waarin u het object wilt verplaatsen. Druk op Shift en een pijltoets om het object in de gewenste richting te verplaatsen over een afstand van tien maal de waarde die wordt aangegeven bij de voorkeur Toetsenbordstap.

    De afstand waarover het object wordt verplaatst elke keer als u op een pijltoets drukt, wordt bepaald door de voorkeursinstelling voor Toetsenbordstap. De standaardafstand is 1 punt (0,3528 millimeter). Om de voorkeur voor Toetsenbordstap te wijzigen, kiest u Bewerken > Voorkeuren > Algemeen (Windows) of Illustrator > Voorkeuren > Algemeen (Mac OS).

Een object over een bepaalde afstand verplaatsen

  1. Selecteer een of meer objecten.

  2. Kies Object > Transformeren > Verplaatsen.

    Opmerking:

    Als een object is geselecteerd, kunt u ook het dialoogvenster Verplaatsen openen door te dubbelklikken op de tool Selecteren, Direct selecteren of Groep selecteren.

  3. Voer een van de volgende handelingen uit:

    • Als u het object naar links of rechts wilt verplaatsen, voert u in het tekstvak Horizontaal een negatieve waarde (naar links) of een positieve waarde (naar rechts) in.

    • Als u het object naar boven of onder wilt verplaatsen, voert u in het tekstvak Verticaal een negatieve waarde (naar boven) of een positieve waarde (naar onder) in.

    • Als u het object wilt verplaatsen over een hoek ten opzichte van de x-as van het object, voert u een positieve hoek (als u linksom wilt roteren) of een negatieve hoek (als u rechtsom wilt roteren) in het tekstvak Afstand of het tekstvak Hoek in. U kunt ook waarden tussen 180° en 360° opgeven. Deze waarden worden omgezet in de overeenkomende negatieve waarden (270° wordt omgezet in -90°).

  4. Als de objecten een vulpatroon bevatten, selecteert u Patronen om het patroon te verplaatsen. Schakel Objecten uit als u wel het patroon en niet de objecten wilt verplaatsen.

  5. Klik op OK of klik op Kopiëren als u een kopie van de objecten wilt verplaatsen.

    Richtingen ten opzichte van de x-as
    Richtingen ten opzichte van de x-as

Een object verplaatsen via de x- en y-coördinaten

  1. Selecteer een of meer objecten.

  2. Voer in het deelvenster Transformeren of het regelpaneel nieuwe waarden in de tekstvakken X, Y of beide in.

    Als u het referentiepunt wilt wijzigen, klikt u op een wit vierkantje op de indicator voor het referentiepunt  voordat u de waarden invoert.

Meerdere objecten in één keer verplaatsen

  1. Selecteer een of meer objecten.

  2. Kies Object > Transformeren > Elk object transformeren.

  3. Stel in het gedeelte Verplaatsen van het dialoogvenster de afstand in waarover de geselecteerde objecten moeten worden verplaatst.

  4. Voer een van de volgende handelingen uit:

    • Als u de objecten over de aangegeven afstand wilt verplaatsen, klikt u op OK.

    • Als u de objecten willekeurig maar niet verder dan de aangegeven afstand wilt verplaatsen, selecteert u de optie Willekeurig. Als u bijvoorbeeld een bakstenen muur tekent waarbij de bakstenen niet perfect moeten worden uitgelijnd maar iets ten opzichte van elkaar moeten worden verschoven, kunt u de optie Willekeurig selecteren. Klik vervolgens op OK.

Een object plakken op een positie ten opzichte van andere objecten

  1. Selecteer het object dat u wilt plakken.

  2. Kies Bewerken > Kopiëren of Bewerken > Knippen.

  3. Selecteer het object waarvoor of waarachter u het item wilt plakken.

  4. Kies Bewerken > Op voorgrond plakken of Bewerken > Op achtergrond plakken.

    Als u meerdere objecten plakt, komen alle geplakte objecten voor of achter de selecteerde illustratie terecht. De relatieve verfvolgorde tussen de afzonderlijke geplakte objecten blijft echter gelijk.

Objecten plakken tussen lagen

De instelling van de optie Lagen behouden bij plakken bepaalt waar illustraties in de laaghiërarchie worden geplakt. Standaard is de optie Lagen behouden bij plakken uitgeschakeld en worden illustraties geplakt in de laag die actief is in het deelvenster Lagen. Als de optie Lagen behouden bij plakken is ingeschakeld, worden illustraties geplakt in de laag waaruit ze zijn gekopieerd, ongeacht welke laag actief is in het deelvenster Lagen.

U kunt deze optie instellen door Lagen behouden bij plakken te selecteren in het menu van het deelvenster Lagen. Een vinkje geeft aan dat de optie is ingeschakeld.

Opmerking:

Schakel de optie Lagen behouden bij plakken in als u een illustratie tussen documenten plakt en u wilt deze automatisch plakken in een laag met dezelfde naam als de oorspronkelijke laag. Als het doeldocument geen laag heeft met dezelfde naam, wordt er een nieuwe laag gemaakt.

Op plaats plakken en In alle tekengebieden plakken

Met de opdracht Op plaats plakken plakt u illustraties in het actieve tekengebied. Klik hiertoe op Bewerken > Op plaats plakken. De sneltoets is Ctrl+Shift+V (Windows) of Cmd+Shift+V (Mac).

Met de opdracht In alle tekengebieden plakken wordt de geselecteerde illustratie in alle tekengebieden geplakt. Voordat u de opdracht In alle tekengebieden plakken gebruikt, moet u controleren of het tekengebied waaruit u het object wilt kopiëren het actieve tekengebied is.

Als u de opdracht In alle tekengebieden plakken wilt gebruiken, klikt u op Bewerken > In alle tekengebieden plakken wanneer u de illustratie knipt of kopieert.

Als u een illustratie kopieert en vervolgens In alle tekengebieden plakken selecteert, wordt de illustratie opnieuw in het tekengebied geplakt waaruit het is gekopieerd. (Aanbevolen) Als u de originele objecten niet hoeft te wijzigen, kunt u objecten het beste knippen en vervolgens plakken voordat u de opdracht In alle tekengebieden plakken gebruikt.

Opmerking:

Met de opdrachten Op plaats plakken en In alle tekengebieden plakken wordt het object op dezelfde positie geplakt als de gekopieerde objecten waarnaar vanuit het actieve tekengebied wordt verwezen op het moment van kopiëren.

Objecten uitlijnen en verdelen

Voor het uitlijnen of verdelen van geselecteerde objecten langs de door u opgegeven as, kunt u gebruikmaken van het deelvenster Uitlijnen (Venster > Uitlijnen) of van de uitlijnopties in het regelpaneel. U kunt de objectranden of ankerpunten als referentiepunt gebruiken, en u kunt uitlijnen met een selectie, een tekengebied of een hoofdobject. Een hoofdobject is een specifiek object in een selectie van meerdere objecten.

Als er een object is geselecteerd worden de uitlijnopties weergegeven in het regelpaneel. Als deze opties niet worden weergegeven, kies dan Uitlijnen in het menu van het regelpaneel.

Opmerking:

Uitlijning en verdeling worden standaard berekend op basis van de paden van de objecten. Als u echter werkt met objecten met verschillende lijndikten, kunt u in plaats daarvan de rand van de lijn gebruiken voor het berekenen van de uitlijning en de verdeling. Selecteer hiervoor Grenzen van voorvertoning gebruiken in het menu van het deelvenster Uitlijnen.

Uitlijnen of verdelen ten opzichte van het omsluitend kader van alle geselecteerde objecten

  1. Selecteer de objecten die u wilt uitlijnen of verdelen.

  2. In het deelvenster Uitlijnen of in het regelpaneel selecteert u Uitlijnen op selectie en klikt u op de knop voor het gewenste type uitlijning of verdeling.

Uitlijnen of verdelen ten opzichte van één ankerpunt

  1. Klik op de tool Direct selecteren, houd Shift ingedrukt en selecteer de ankerpunten die u wilt uitlijnen of distribueren. Het laatste ankerpunt dat u selecteert, wordt het hoofdankerpunt.

    De optie Uitlijnen op hoofdanker wordt automatisch geselecteerd in het deelvenster Uitlijnen en in het regelpaneel.

  2. Klik in het deelvenster Uitlijnen of Beheer op de knop voor het gewenste type uitlijning of verdeling.

Uitlijnen of verdelen ten opzichte van een hoofdobject

  1. Selecteer de objecten die u wilt uitlijnen of verdelen.

  2. Klik nogmaals op het object dat u als hoofdobject wilt gebruiken (u hoeft dit keer Shift niet ingedrukt te houden terwijl u klikt).

    Het hoofdobject wordt in een blauw kader geplaatst en in het regelpaneel en het deelvenster Uitlijnen wordt Uitlijnen op hoofdobject automatisch geselecteerd.

  3. Klik in het deelvenster Uitlijnen of Beheer op de knop voor het gewenste type uitlijning of verdeling.

    Opmerking:

    Als u het uitlijnen en verdelen ten opzichte van een object wilt stoppen, klikt u nogmaals op het object om het blauwe kader te verwijderen, of kiest u Hoofdobject annuleren in het menu van het deelvenster Uitlijnen.

Uitlijnen of verdelen ten opzichte van een tekengebied

  1. Selecteer de objecten die u wilt uitlijnen of verdelen.

  2. Klik met de tool Selecteren in het gewenste tekengebied terwijl u Shift ingedrukt houdt om dit gebied te activeren. Het actieve tekengebied heeft een donkerdere omtrek dan de andere gebieden.

  3. In het deelvenster Uitlijnen of in het regelpaneel selecteert u Uitlijnen op tekengebied en klikt u op de knop voor het gewenste type uitlijning of verdeling.

Objecten verdelen met specifieke afstanden

U kunt objecten zo verdelen dat de paden een nauwkeurige afstand hebben.

  1. Selecteer de objecten die u wilt verdelen.

  2. Klik met de tool Selecteren  op het pad van het object waar u de overige objecten rond wilt verdelen. Het object waar u op klikt, blijft op zijn huidige positie staan.

  3. Geef in het deelvenster Uitlijnen in het tekstvak Tussenruimte verdelen de afstand tussen de objecten op.

    Als de opties voor de verdeling van de tussenruimte niet worden weergegeven, selecteert u Opties tonen in het deelvenstermenu.

  4. Klik op de knop Tussenruimte verticaal verdelen of de knop Tussenruimte horizontaal verdelen.

Adobe-logo

Aanmelden bij je account