Handboek Annuleren

Transparantie- en overvloeimodi

  1. Illustrator Handboek
  2. Kennismaken met Illustrator
    1. Inleiding tot Illustrator
      1. Nieuw in Illustrator
      2. Algemene vragen
      3. Systeemvereisten voor Illustrator
      4. Illustrator voor Apple silicon
    2. Werkruimte
      1. Basisbeginselen van de werkruimte
      2. Sneller leren met het deelvenster Ontdekken van Illustrator
      3. Documenten maken
      4. Werkbalk
      5. Standaardsneltoetsen
      6. Sneltoetsen aanpassen
      7. Inleiding in tekengebieden
      8. Tekengebieden beheren
      9. De werkruimte aanpassen
      10. Deelvenster Eigenschappen
      11. Voorkeuren instellen
      12. Werkruimte voor aanraken
      13. Ondersteuning voor Microsoft Surface Dial in Illustrator
      14. Bewerkingen ongedaan maken en ontwerpgeschiedenis beheren
      15. Weergave draaien
      16. Linialen, rasters en hulplijnen
      17. Toegankelijkheid in Illustrator
      18. Veilige modus
      19. Illustraties weergeven
      20. De Touch Bar gebruiken met Illustrator
      21. Bestanden en sjablonen
    3. Gereedschappen in Illustrator
      1. Overzicht van gereedschappen
      2. Selectiegereedschappen
        1. Selectie
        2. Direct selecteren
        3. Groep selecteren
        4. Toverstaf
        5. Lasso
        6. Tekengebied
      3. Navigatiegereedschappen
        1. Handje
        2. Weergave draaien
        3. Zoomen
      4. Schildergereedschappen
        1. Verloop
        2. Net
        3. Vormen maken
      5. Tekstgereedschappen
        1. Tekst
        2. Tekst op een pad
        3. Verticale tekst
      6. Tekengereedschappen
        1. Pen
        2. Ankerpunt-toevoegen
        3. Ankerpunt verwijderen
        4. Ankerpunt
        5. Kromming
        6. Lijnsegment
        7. Rechthoek
        8. Afgeronde rechthoek
        9. Ovaal
        10. Veelhoek
        11. Ster
        12. Penseel
        13. Klodderpenseel
        14. Potlood
        15. Shaper
        16. Segment
      7. Bewerkingsgereedschappen
        1. Roteren
        2. Spiegelen
        3. Schalen
        4. Schuin
        5. Breedte
        6. Vrije transformatie
        7. Pipet
        8. Overvloeien
        9. Gummetje
        10. Schaar
    4. Generatieve AI (niet beschikbaar op het vasteland van China)
      1. Een vectorillustratie genereren met een tekstinstructie
      2. De kleuren in uw illustraties aanpassen met een tekstinstructie
    5. Snelle actie
      1. Retro tekst
      2. Tekst met neon gloed
      3. Ouderwetse tekst
      4. Opnieuw kleuren
      5. Schetsen omzetten in vectoren
  3. Illustrator op de iPad
    1. Inleiding in Illustrator op de iPad
      1. Overzicht van Illustrator op de iPad
      2. Veelgestelde vragen over Illustrator op de iPad
      3. Systeemvereisten | Illustrator op de iPad
      4. Wat u wel of niet kunt doen in Illustrator op de iPad
    2. Werkruimte
      1. De werkruimte van Illustrator op de iPad
      2. Snelknoppen en bewegingen
      3. Sneltoetsen voor Illustrator op de iPad
      4. Uw app-instellingen beheren
    3. Documenten
      1. Werken met documenten in Illustrator op de iPad
      2. Photoshop- en Fresco-documenten importeren
    4. Objecten selecteren en rangschikken
      1. Herhaalde objecten maken
      2. Objecten laten overvloeien
    5. Tekenen
      1. Paden tekenen en bewerken
      2. Vormen tekenen en bewerken
    6. Tekst
      1. Werken met tekst en lettertypen
      2. Tekstontwerpen langs een pad maken
      3. Uw eigen lettertypen toevoegen
    7. Werken met afbeeldingen
      1. Rasterafbeeldingen omzetten in vectoren
    8. Kleur
      1. Kleuren en verlopen toepassen
  4. Clouddocumenten
    1. Basisbeginselen
      1. Werken met Illustrator-clouddocumenten
      2. Illustrator-clouddocumenten delen en eraan samenwerken
      3. Documenten ter beoordeling delen
      4. Cloudopslag voor Adobe Illustrator upgraden
      5. Illustrator-clouddocumenten | Algemene vragen
    2. Problemen oplossen
      1. Problemen met het maken of opslaan van clouddocumenten in Illustrator oplossen
      2. Problemen met clouddocumenten in Illustrator oplossen
  5. Inhoud toevoegen en bewerken
    1. Tekenen
      1. Grondbeginselen van tekenen
      2. Paden bewerken
      3. Pixel-perfecte illustraties tekenen
      4. Tekenen met de pen, het potlood of het gereedschap Kromming
      5. Eenvoudige lijnen en vormen tekenen
      6. Rechthoekige rasters en poolrasters tekenen
      7. Flakkeringen tekenen en bewerken
      8. Afbeeldingen overtrekken
      9. Een pad vereenvoudigen
      10. Symboolgereedschappen en symboolsets
      11. Padsegmenten aanpassen
      12. Een bloem ontwerpen in 5 eenvoudige stappen
      13. Een perspectiefraster maken en bewerken
      14. Objecten op een perspectiefraster tekenen en wijzigen
      15. Objecten gebruiken als symbolen voor herhaald gebruik
      16. Paden met pixeluitlijning tekenen voor webworkflows
      17. Afmetingen meten en weergeven
    2. 3D-objecten en materialen
      1. Over 3D-effecten in Illustrator
      2. 3D-afbeeldingen maken
      3. Illustraties toewijzen aan 3D-objecten
      4. 3D-tekst maken
      5. 3D-objecten maken
    3. Kleur
      1. Kleuren
      2. Kleuren selecteren
      3. Stalen gebruiken en maken
      4. Kleuren aanpassen
      5. Het deelvenster Adobe Color-thema's gebruiken
      6. Kleurgroepen (harmonieën)
      7. Deelvenster Kleurthema's
      8. Illustraties opnieuw kleuren
    4. Schilderen
      1. Informatie over schilderen
      2. Schilderen met vullingen en lijnen
      3. Groepen van Actieve verf
      4. Verlopen
      5. Penselen
      6. Transparantie- en overvloeiingsmodi
      7. Lijnen toepassen op een object
      8. Patronen maken en bewerken
      9. Netten
      10. Patronen
    5. Objecten selecteren en rangschikken
      1. Objecten selecteren
      2. Lagen
      3. Objecten groeperen en uitbreiden
      4. Objecten verplaatsen, uitlijnen en verdelen
      5. Objecten stapelen    
      6. Objecten vergrendelen, verbergen en verwijderen
      7. Objecten kopiëren en dupliceren
      8. Objecten roteren en spiegelen
      9. Objecten verstrengelen
      10. Realistische mock-ups maken
    6. Objecten omvormen
      1. Afbeeldingen uitsnijden
      2. Objecten transformeren
      3. Objecten combineren
      4. Objecten knippen, splitsen en verkleinen
      5. Marionet verdraaien
      6. Objecten schalen, schuintrekken en vervormen
      7. Objecten laten overvloeien
      8. Omvormen met omhulsels
      9. Objecten omvormen met effecten
      10. Nieuwe vormen maken met de gereedschappen Shaper en Vormen maken
      11. Werken met actieve hoeken
      12. Verbeterde workflows voor omvormen met ondersteuning voor aanraking
      13. Uitknipmaskers bewerken
      14. Actieve vormen
      15. Vormen maken met het gereedschap Vormen maken
      16. Algemene bewerking
    7. Tekst
      1. Tekst en ander werk toevoegen met tekstobjecten
      2. Genummerde lijsten en lijsten met opsommingstekens maken
      3. Tekstgebied beheren
      4. Lettertypen en typografie
      5. Tekst in afbeeldingen omzetten in bewerkbare tekst
      6. Basisopmaak toevoegen aan tekst
      7. Geavanceerde opmaak toevoegen aan tekst
      8. Tekst importeren en exporteren
      9. Alinea's opmaken
      10. Speciale tekens
      11. Tekst op een pad maken
      12. Teken- en alineastijlen
      13. Tabs
      14. Ontbrekende lettertypen zoeken (Typekit-workflow)
      15. Arabische en Hebreeuwse tekst
      16. Lettertypen | Veelgestelde vragen en tips voor probleemoplossing
      17. Een 3D-teksteffect maken
      18. Creatieve typografische ontwerpen
      19. Tekst schalen en roteren
      20. Regelafstand en tekenafstand
      21. Woordafbreking en regelafbreking
      22. Spelling- en taalwoordenboeken
      23. Aziatische tekens opmaken
      24. Composers voor Aziatische schriften
      25. Tekstontwerpen maken met overvloeiobjecten
      26. Een tekstposter maken met Afbeeldingen overtrekken
    8. Speciale effecten maken
      1. Werken met effecten
      2. Afbeeldingsstijlen
      3. Vormgevingskenmerken
      4. Schetsen en mozaïeken maken
      5. Slagschaduw, gloed en doezeleffect
      6. Overzicht van effecten
    9. Webafbeeldingen
      1. Aanbevolen procedures voor het maken van webafbeeldingen
      2. Grafieken
      3. SVG
      4. Segmenten en afbeeldingen met hyperlinks
  6. Importeren, exporteren en opslaan
    1. Importeren
      1. Meerdere bestanden plaatsen
      2. Gekoppelde en ingesloten bestanden beheren
      3. Informatie over koppelingen
      4. Het insluiten van afbeeldingen ongedaan maken
      5. Illustraties importeren uit Photoshop
      6. Bitmapafbeeldingen importeren
      7. Adobe PDF-bestanden importeren
      8. EPS-, DCS- en AutoCAD-bestanden importeren
    2. Creative Cloud Libraries in Illustrator 
      1. Creative Cloud Libraries in Illustrator
    3. Opslaan
      1. Illustraties opslaan
    4. Exporteren
      1. Illustrator-illustraties gebruiken in Photoshop
      2. Een illustratie exporteren
      3. Assets verzamelen en exporteren in batches
      4. Bestanden in een pakket opnemen
      5. Adobe PDF-bestanden maken
      6. CSS extraheren | Illustrator CC
      7. Adobe PDF-opties
      8. Deelvenster Documentinfo
  7. Afdrukken
    1. Voorbereiden op afdrukken
      1. Documenten instellen voor afdrukken
      2. Het paginaformaat en de afdrukstand wijzigen
      3. Snijtekens opgeven voor bijsnijden of uitlijnen
      4. Aan de slag met een groot canvas
    2. Afdrukken
      1. Overdrukken
      2. Afdrukken met kleurbeheer
      3. Afdrukken met PostScript
      4. Afdrukvoorinstellingen
      5. Drukkersmarkeringen en afloopgebieden
      6. Transparante illustraties afdrukken en opslaan
      7. Overvullen
      8. Kleurscheidingen afdrukken
      9. Verlopen, netten en kleurovervloeiingen afdrukken
      10. Witte overdruk
  8. Taken automatiseren
    1. Gegevens samenvoegen met behulp van het deelvenster Variabelen
    2. Automatiseren met behulp van scripts
    3. Automatiseren met behulp van handelingen
  9. Problemen oplossen 
    1. Crashproblemen
    2. Bestanden herstellen na een crash
    3. Problemen met bestanden
    4. Ondersteunde bestandsindelingen
    5. Problemen met GPU-stuurprogramma's
    6. Problemen met Wacom-apparaten
    7. Problemen met DLL-bestanden
    8. Geheugenproblemen
    9. Problemen met voorkeurenbestanden
    10. Lettertypeproblemen
    11. Printerproblemen
    12. Foutrapport delen met Adobe
    13. De prestaties van Illustrator verbeteren

Ontdek hoe u werkt met transparantie- en overvloeimodi in Illustrator.

Transparantie is een integraal onderdeel van Illustrator, zodat het mogelijk is dat transparantie aan illustraties wordt toegevoegd zonder dat u het merkt.

Transparantie toevoegen aan illustraties

U kunt op de volgende manieren transparantie aan illustraties toevoegen:

  • Verlaag de dekking van objecten, zodat de onderliggende illustratie zichtbaar wordt.

  • Gebruik dekkingsmaskers om variaties in transparantie te maken.

  • Gebruik een overvloeimodus om de interactie tussen overlappende objecten te wijzigen.

  • Pas verlopen en netten toe die transparantie bevatten.

  • Pas effecten of grafische stijlen toe die transparantie bevatten, zoals slagschaduwen.

  • Importeer bestanden uit Adobe Photoshop die transparantie bevatten.

Overzicht van het deelvenster Transparantie

Gebruik het deelvenster Transparantie (Venster > Transparantie) om de dekking en de overvloeimodus van objecten in te stellen, dekkingsmaskers te maken of om een gedeelte van het ene object af te dekken met het overlappende gedeelte van een transparant object.

Alle opties in het deelvenster Transparantie tonen

  1. Selecteer Opties tonen in het deelvenstermenu.

Een miniatuur van het geselecteerde object tonen in het deelvenster Transparantie

  1. Selecteer Miniatuur tonen in het deelvenstermenu. U kunt ook het dubbele driehoekje op de deelvenstertab selecteren om door de weergaveformaten te bladeren.

Transparantie in illustraties bekijken

Het is belangrijk dat u weet of u transparantie gebruikt, omdat u enkele extra opties moet instellen als u transparante illustraties wilt afdrukken of opslaan. Als u transparantie in een illustratie wilt zien, kunt u een geblokt achtergrondraster weergeven, zodat u kunt zien welke gebieden in de illustratie transparant zijn.

  1. Selecteer Weergave > Transparantieraster tonen.

  2. (Optioneel) Selecteer Bestand > Documentinstellingen en stel de transparantieopties voor het raster in.

    Opmerking:

    U kunt ook de kleur van het tekengebied wijzigen om te simuleren hoe de illustratie eruit ziet wanneer deze op gekleurd papier wordt afgedrukt.

De dekking van illustraties wijzigen

U kunt de dekking van één object, de dekking van alle objecten in een groep of laag of de dekking van de vulling of lijn van een object wijzigen.

  1. Selecteer een object of groep (of selecteer een laag in het deelvenster Lagen).

    Als u de dekking van een vulling of lijn wilt wijzigen, selecteert u eerst het object en vervolgens de vulling of lijn in het deelvenster Vormgeving.

  2. Stel de optie Dekking in het deelvenster Transparantie of het regelpaneel in.

    Opmerking:

    Als u alle objecten met een bepaalde dekking wilt selecteren, selecteert u een object met die dekking of zorgt u dat er niets is geselecteerd en geeft u de dekkingswaarde op in het deelvenster Transparantie. Ga naar Selecteren > Zelfde > Dekking.

    Als u meerdere objecten in een laag selecteert en de dekking wijzigt, verandert de transparantie van overlappende gebieden van de geselecteerde objecten ten opzichte van de andere objecten. Deze gebieden zullen een hogere dekkingswaarde hebben. Als u echter een laag of groep aanwijst en daarna de dekking wijzigt, worden de objecten in de laag of groep als één object gezien. Alleen objecten buiten en onder de laag of groep zijn zichtbaar door de transparante objecten. Als een object naar de laag of de groep wordt verplaatst, neemt het de dekking van de laag of de groep over en als een object buiten de groep wordt geplaatst, blijft de dekking niet behouden.

    De optie Dekking
    Afzonderlijke objecten die zijn geselecteerd en waarvoor de dekking is ingesteld op 50% (links), vergeleken met een laag waarvan de dekking is ingesteld op 50% (rechts)

Een transparante afdekgroep maken

In een transparante afdekgroep schijnen de elementen van een groep niet door elkaar heen.

Afdekgroep met transparantie
Groep waarvoor de optie Afdekgroep is uitgeschakeld (links) en ingeschakeld (rechts).

  1. Wijs in het deelvenster Lagen de groep of laag aan waar u een afdekgroep van wilt maken.
  2. Selecteer in het deelvenster Transparantie de optie Afdekgroep. Als deze optie niet wordt weergegeven, selecteert u Opties tonen in het deelvenstermenu.

    Het selectievakje Afdekgroep kent drie standen: aan (vinkje), uit (leeg) en neutraal (gevuld vierkantje). Gebruik de neutrale stand als u de illustratie wilt groeperen zonder het afdekgedrag te beïnvloeden zoals dat wordt bepaald door de ingesloten laag of groep. Schakel de optie uit als u wilt dat een laag of groep van transparante objecten elkaar nooit afdekken.

Dekkingsmaskers gebruiken om transparantie te maken

Met een dekkingsmasker en een maskerend object kunt u de transparantie van de illustratie wijzigen. Het dekkingsmasker (ook wel gemaskeerde illustratie genoemd) biedt een vorm waardoor andere objecten zichtbaar zijn. Het maskerende object bepaalt welke gebieden transparant zijn en wat de mate van transparantie is. U kunt elk gekleurd object of elke gekleurde rasterafbeelding gebruiken als maskerend object. Voor de dekkingsniveaus in het masker maakt Illustrator gebruik van de grijswaarde-equivalenten van de kleuren in het maskerende object. Waar het dekkingsmasker wit is, is de illustratie volledig zichtbaar. Waar het dekkingsmasker zwart is, is de illustratie verborgen. Grijstinten in het masker resulteren in verschillende transparantieniveaus in de illustratie.

Dekkingsmaskers
Een dekkingsmasker maken

A. Onderliggende objecten B. Illustratie die als dekkingsmasker fungeert C. Maskerend object gevuld met zwart-witverloop D. C is over gebied B geplaatst en maskeert B 

Wanneer het dekkingsmasker is gemaakt, wordt een miniatuur van het maskerende object weergegeven in het deelvenster Transparantie rechts van de miniatuur van de gemaskeerde illustratie. (Als deze miniaturen niet worden weergegeven, kiest u Miniatuur tonen in het deelvenstermenu.) Standaard zijn de gemaskeerde illustratie en het maskerende object gekoppeld (dit wordt weergegeven met een koppeling tussen de miniaturen in het deelvenster). Wanneer u de gemaskeerde illustratie verplaatst, wordt ook het maskerende object verplaatst. Wanneer u echter een maskerend object verplaatst, wordt de gemaskeerde illustratie niet verplaatst. U kunt de koppeling met het masker in het deelvenster Transparantie verbreken, zodat het masker op zijn plaats blijft en u de gemaskeerde illustratie onafhankelijk kunt verplaatsen.

Deelvenster met transparantieopties
In het deelvenster Transparantie worden miniaturen van dekkingsmaskers weergegeven: de miniatuur links vertegenwoordigt het dekkingsmasker, de miniatuur rechts vertegenwoordigt maskerende objecten.

U kunt maskers verplaatsen tussen Photoshop en Illustrator. Dekkingsmaskers in Illustrator worden in Photoshop omgezet in laagmaskers, en andersom.

Opmerking:

U kunt de isolatiemodus niet activeren als u in de bewerkingsmodus voor maskers werkt en andersom.

Zie Dekkingsmaskers maken voor een video over het werken met dekkingsmaskers.

Een dekkingsmasker maken

  1. Selecteer één object of groep of selecteer een laag in het deelvenster Lagen.
  2. Open het deelvenster Transparantie en kies zo nodig Opties tonen in het deelvenstermenu om de miniatuurafbeeldingen weer te geven.
  3. Dubbelklik direct rechts naast de miniatuur in het deelvenster Transparantie.

    Er wordt een leeg masker gemaakt en de bewerkingsmodus voor maskers wordt automatisch geactiveerd.

  4. Gebruik de tekengereedschappen om de vorm van het masker te tekenen.
  5. Klik op de miniatuur van de gemaskeerde illustratie (linkerminiatuur) in het deelvenster Transparantie om de bewerkingsmodus voor maskers af te sluiten.
Opmerking:

Met de optie Knippen stelt u een zwarte achtergrond in voor het masker. Als de optie Knippen is geselecteerd, zijn zwarte objecten, zoals zwarte tekst die u gebruikt om een dekkingsmasker te maken, daarom niet zichtbaar. Als u de objecten wilt zien, gebruikt u een andere kleur of schakelt u de optie Knippen uit.

Een bestaand object omzetten in een dekkingsmasker

  1. Selecteer ten minste twee objecten of groepen en kies Dekkingsmasker maken in het menu van het deelvenster Transparantie. Het bovenste object of de bovenste groep in de selectie wordt gebruikt als masker.

Een maskerend object bewerken

U kunt een maskerend object bewerken om de vorm of de transparantie van het masker te wijzigen.

  1. Klik op de miniatuur van het maskerende object (rechterminiatuur) in het deelvenster Transparantie.
  2. Houd Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt en klik op de maskerminiatuur om alle andere illustraties in het documentvenster te verbergen. (Als de miniaturen niet worden weergegeven, kiest u Miniatuur tonen in het deelvenstermenu.)
  3. Bewerk het masker met de bewerkingsgereedschappen en -technieken van Illustrator.
  4. Klik op de miniatuur van de gemaskeerde illustratie (linkerminiatuur) in het deelvenster Transparantie om de bewerkingsmodus voor maskers af te sluiten.
  • Als u een masker wilt loskoppelen, wijst u de gemaskeerde illustratie aan in het deelvenster Lagen en klikt u op het koppelingssymbool  tussen de miniaturen in het deelvenster Transparantie. Of selecteer Dekkingsmasker scheiden in het menu van het deelvenster Transparantie.

    De positie en de grootte van het maskerende object worden vergrendeld en u kunt de gemaskeerde objecten onafhankelijk van het masker verplaatsen en vergroten of verkleinen.

  • Als u een masker opnieuw wilt koppelen, wijs dan de gemaskeerde illustratie aan in het deelvenster Lagen en klik in het gebied tussen de miniaturen in het deelvenster Transparantie. Of selecteer Dekkingsmasker koppelen in het menu van het deelvenster Transparantie.

Een dekkingsmasker deactiveren of opnieuw activeren

Als u de transparantie die een masker creëert, wilt verwijderen, kunt u het masker deactiveren.

  • Als u een masker wilt deactiveren, wijst u de gemaskeerde illustratie aan in het deelvenster Lagen en klikt u met ingedrukte Shift-toets op de miniatuur van het maskerende object (rechterminiatuur) in het deelvenster Transparantie. Of selecteer Dekkingsmasker uitschakelen in het menu van het deelvenster Transparantie. Wanneer het dekkingsmasker is gedeactiveerd, wordt er een rood kruis weergegeven door de maskerminiatuur in het deelvenster Transparantie.
  • Als u een masker opnieuw wilt activeren, wijst u de gemaskeerde illustratie aan in het deelvenster Lagen en klikt u met ingedrukte Shift-toets op de miniatuur van het maskerende object in het deelvenster Transparantie. Of selecteer Dekkingsmasker inschakelen in het menu van het deelvenster Transparantie.

Een dekkingsmasker verwijderen

  1. Wijs de gemaskeerde illustratie aan in het deelvenster Lagen en selecteer vervolgens Dekkingsmasker opheffen in het deelvenster Transparantie.

    Het maskerende object komt nu weer tevoorschijn boven op de objecten die waren gemaskeerd.

Een dekkingsmasker omkeren of knippen

  1. Selecteer de gemaskeerde illustratie in het deelvenster Lagen.
  2. Selecteer een van de volgende opties in het deelvenster Transparantie:

    Knippen

    Het masker krijgt een zwarte achtergrond waardoor de gemaskeerde illustratie wordt uitgeknipt tot de grenzen van het maskerende object. Schakel de optie Knippen uit om dit gedrag uit te schakelen. Als nieuwe dekkingsmaskers standaard knippend moeten zijn, selecteert u Nieuwe dekkingsmaskers zijn knippend in het menu van het deelvenster Transparantie.

    Mask. omkeren

    Hiermee worden de lichtsterktewaarden van het maskerende object omgekeerd, waardoor de dekking van de gemaskeerde illustratie wordt omgekeerd. Als het masker is omgekeerd, worden gebieden die bijvoorbeeld 90% transparant zijn, 10% transparant. Schakel de optie Mask. omkeren uit om de oorspronkelijke toestand van het masker te herstellen. Als u alle maskers standaard wilt omkeren, selecteert u Nieuwe dekkingsmaskers worden omgekeerd in het menu van het deelvenster Transparantie.

    Als deze opties niet worden weergegeven, selecteert u Opties tonen in het deelvenstermenu.

Transparantie gebruiken om een afdekvorm te maken

Met de optie Dekking en masker bepalen afdekvorm kunt u een afdekeffect maken dat proportioneel is ten opzichte van de dekking van het object. Als het masker hoog is, is de dekking sterk en omgekeerd.

Als u bijvoorbeeld een object met verloopmaskering gebruikt als afdekvorm, wordt het onderliggende object afgedekt alsof het door een verloop wordt gearceerd. U kunt afdekvormen maken met zowel vectorobjecten als rasterobjecten.

  1. Voer een van deze stappen uit:

    • Selecteer de gemaskeerde illustratie en groepeer deze vervolgens met de objecten die u wilt afdekken als u een dekkingsmasker wilt gebruiken om de afdekvorm te maken.

    • Als u het alfakanaal van een bitmapobject wilt gebruiken om de afdekvorm te maken, selecteert u een bitmapobject dat transparantie bevat en vervolgens groepeert u dat object met de objecten die u wilt afdekken.

  2. Selecteer de groep.
  3. Selecteer in het deelvenster Transparantie de optie Afdekgroep totdat er een vinkje wordt weergegeven.

  4. Selecteer de maskerende objecten of de transparante afbeeldingen die in het deelvenster Lagen tussen de gegroepeerde objecten staan.

  5. Selecteer in het deelvenster Transparantie de optie Dekking en masker bepalen afdekvorm.

Voordat u een dekkingsmasker gebruikt om een vorm af te dekken
Voordat u een dekkingsmasker gebruikt om een vorm af te dekken

Nadat u een dekkingsmasker hebt gebruikt om een vorm af te dekken
Nadat u een dekkingsmasker hebt gebruikt om een vorm af te dekken

Overvloeimodi

Met overvloeimodi kunt u kleuren van objecten en de kleuren van onderliggende objecten op verschillende manieren in elkaar laten overvloeien. Wanneer u een overvloeimodus toepast op een object, is het effect van de overvloeimodus zichtbaar op alle objecten onder de laag of de groep met het object.

Het is handig om bij het visualiseren van het effect van een overvloeimodus te denken aan de volgende terminologie wat betreft kleuren:

  • De overvloeikleur is de oorspronkelijke kleur van het geselecteerde object of van de geselecteerde groep of laag.

  • De basiskleur is de onderliggende kleur in de illustratie.

  • De resulterende kleur is de kleur die ontstaat na het overvloeien.

Overvloeimodi
Bovenste object met overvloeimodus Normaal (links) in vergelijking met de overvloeimodus Fel licht (rechts)

In Illustrator kunt u beschikken over de volgende overvloeimodi:

Normaal

Verft de selectie met de overvloeikleur zonder interactie met de basiskleur. Dit is de standaardmodus.

Donkerder maken

Selecteert de basis- of overvloeikleur als resulterende kleur (de donkerste kleur wordt geselecteerd). Gebieden die lichter zijn dan de overvloeikleur, worden vervangen. Gebieden die donkerder zijn dan de overvloeikleur, blijven ongewijzigd.

Vermenigvuldigen

Vermenigvuldigt de basiskleur met de overvloeikleur. De resulterende kleur is altijd donkerder. Vermenigvuldigen met zwart geeft altijd zwart als resultaat. Elke willekeurige kleur die met wit wordt vermenigvuldigd, blijft ongewijzigd. U krijgt een vergelijkbaar effect wanneer u tekent op de pagina met meerdere magische markeringen.

Kleur doordrukken

Maakt de basiskleur donkerder waardoor de overvloeikleur zichtbaar wordt. Wit als overvloeikleur heeft in deze modus geen effect.

Lichter maken

Selecteert de basis- of overvloeikleur als resulterende kleur (de lichtste kleur wordt geselecteerd). Gebieden die donkerder zijn dan de overvloeikleur, worden vervangen. Gebieden die lichter zijn dan de overvloeikleur, blijven ongewijzigd.

Rasteren

Vermenigvuldigt de omkering van de overvloeikleur en de basiskleur. De resulterende kleur is altijd lichter. Rasteren met zwart heeft geen effect: de originele kleur blijft ongewijzigd. Rasteren met wit geeft altijd wit. U krijgt een vergelijkbaar effect wanneer u meerdere dia's bovenop elkaar projecteert.

Kleur tegenhouden

Maakt de basiskleur helderder waardoor de overvloeikleur zichtbaar wordt. Zwart heeft in deze modus geen effect.

Overvloeien

In deze modus worden de kleuren vermenigvuldigd of gerasterd, afhankelijk van de basiskleur. Patronen of kleuren bedekken de bestaande illustraties. Hierbij blijven de markeringen en schaduwen van de basiskleur behouden, terwijl de overvloeikleur wordt gemengd om de lichtheid en donkerte van de oorspronkelijke kleur weer te geven.

Zacht licht

In deze modus worden de kleuren donkerder of lichter gemaakt, afhankelijk van de overvloeikleur. Dit geeft ongeveer hetzelfde effect als diffuus licht op een schilderij.

Als de overvloeikleur (lichtbron) lichter is dan 50% grijs, wordt de illustratie lichter, alsof deze is tegengehouden. Als de overvloeikleur donkerder is dan 50% grijs, wordt de illustratie donkerder, alsof deze is doorgedrukt. Als u puur zwart of puur wit als werkkleur gebruikt, is het resultaat een aanzienlijk donkerder of lichter gebied, maar niet een puur zwart of puur wit gebied.

Fel licht

In deze modus worden de kleuren vermenigvuldigd of gerasterd, afhankelijk van de overvloeikleur. Dit geeft ongeveer hetzelfde effect als een felle lamp op een schilderij.

Als de overvloeikleur (lichtbron) lichter is dan 50% grijs, wordt de illustratie lichter, alsof deze is gerasterd. Zo kunt u markeringen toevoegen aan illustraties. Als de overvloeikleur donkerder is dan 50% grijs, wordt de illustratie donkerder, alsof deze is vermenigvuldigd. Hiermee kunt u een schaduweffect aan illustraties toevoegen. Als u in deze modus puur zwart of puur wit als werkkleur gebruikt, is het resultaat ook puur zwart of puur wit.

Verschil

Trekt de overvloeikleur van de basiskleur of de basiskleur van de overvloeikleur af, afhankelijk van welke kleur de hoogste helderheidswaarde heeft. Als u wit gebruikt als overvloeikleur, worden de kleurwaarden van de basiskleur omgekeerd. Zwart heeft in deze modus geen effect.

Uitsluiting

In deze modus wordt een effect gecreëerd dat vergelijkbaar is met dan van de modus Verschil; het contrast is alleen minder. Als u wit gebruikt als overvloeikleur, worden de basiskleurcomponenten omgekeerd. Zwart heeft in deze modus geen effect.

Kleurtoon

Hiermee wordt een eindkleur gemaakt met de lichtsterkte en verzadiging van de basiskleur, en de kleurtoon van de overvloeikleur.

Verzadiging

In deze modus ontstaat een eindkleur met de luminantie en kleurtoon van de basiskleur en de verzadiging van de overvloeikleur. Als u in deze modus een gebied verft zonder verzadiging (grijs), gebeurt er niets.

Kleur

In deze modus ontstaat een eindkleur met de luminantie van de basiskleur en de kleurtoon en verzadiging van de overvloeikleur. Op deze manier blijven de grijsniveaus in de illustraties behouden en kunt u heel gemakkelijk monochrome illustraties kleuren en gekleurde illustraties tinten geven.

Lichtsterkte

In deze modus ontstaat een eindkleur met de kleurtoon en verzadiging van de basiskleur en de luminantie van de overvloeikleur. Het effect van deze modus is het tegenovergestelde van het effect van de modus Kleur.

Opmerking:

In de modi Verschil, Uitsluiting, Kleurtoon, Verzadiging, Kleur en Lichtsterkte vloeien steunkleuren niet over en in de meeste overvloeimodi dekt een kleur van 100% zwart de kleur van de onderliggende laag af. Geef in plaats van 100% zwart een rijke zwarte kleur op met CMYK-waarden.

De overvloeimodus van illustraties wijzigen

  1. Selecteer een object of groep (of selecteer een laag in het deelvenster Lagen).

    Als u de overvloeimodus van een vulling of lijn wilt wijzigen, selecteert u het object en vervolgens de vulling of lijn in het deelvenster Vormgeving.

  2. Selecteer een overvloeimodus in het pop-upmenu van het deelvenster Transparantie.

    U kunt de overvloeimodus in een aangewezen laag of groep isoleren, zodat de onderliggende objecten niet worden beïnvloed. Hiervoor selecteert u rechts van een groep of laag in het deelvenster Lagen het doelpictogram dat een object bevat dat een overvloeimodus gebruikt. Selecteer Overvloeien isoleren in het deelvenster Transparantie. (Als de optie Overvloeien isoleren niet wordt weergegeven, selecteert u Opties tonen in het menu van het deelvenster Transparantie.)

    De optie Overvloeien Isoleren
    Groep (ster en cirkel) met uitgeschakelde optie Overvloeien isoleren (links) vergeleken met ingeschakelde optie (rechts)

    Opmerking:

    Als u alle objecten met dezelfde overvloeimodus wilt selecteren, selecteert u een object met die overvloeimodus of zorgt u dat er niets is geselecteerd en kiest u de overvloeimodus in het deelvenster Transparantie. Ga daarna naar Selecteren > Zelfde > Overvloeimodus.


Verwante bronnen

Praat met ons

Wij horen graag van u. Deel uw mening met de Adobe Illustrator-community

Adobe-logo

Aanmelden bij je account