Handboek Annuleren

Grondbeginselen voor animaties in Animate

  1. Adobe Animate-handboek
  2. Inleiding tot Animate
    1. Nieuw in Animate
    2. Visuele verklarende woordenlijst
    3. Systeemvereisten voor Animate
    4. Animate-sneltoetsen
    5. Werken met meerdere bestandstypen in Animate
  3. Animatie
    1. Grondbeginselen voor animaties in Animate
    2. Frames en hoofdframes gebruiken in Animate
    3. Frame-voor-frame-animaties in Animate
    4. Werken met klassieke tussenvoegingsanimaties in Animate
    5. De tool Penseel
    6. Hulplijnen voor bewegingen
    7. Bewegings-tween en ActionScript 3.0
    8. Over tussenvoegingsanimaties met beweging
    9. Animaties met bewegings-tweens
    10. Een animatie met bewegings-tween maken
    11. Eigenschapshoofdframes gebruiken
    12. Een positie animeren met een tween
    13. Bewegings-tweens bewerken in de Bewegingseditor
    14. Het bewegingspad van een tween-animatie bewerken
    15. Bewegings-tweens manipuleren
    16. Aangepaste versnellingen toevoegen
    17. Voorinstellingen voor beweging maken en toepassen
    18. Animatietween-reeksen instellen
    19. Werken met als XML-bestanden opgeslagen bewegings-tweens
    20. Bewegings-tweens en klassieke tweens
    21. Tussenvoegingen met vormen
    22. De tool Bone-animatie gebruiken in Animate
    23. Werken met structuren voor personages in Animate
    24. Maskeerlagen gebruiken in Adobe Animate
    25. Werken met scènes in Animate
  4. Interactiviteit
    1. Knoppen maken met Animate
    2. Animate-projecten converteren naar andere documentindelingen
    3. HTML5 Canvas-documenten maken en publiceren in Animate
    4. Interactiviteit toevoegen met codefragmenten in Animate
    5. Aangepaste HTML5-componenten maken
    6. Componenten in HTML5 Canvas gebruiken
    7. Maken van aangepaste componenten: Voorbeelden
    8. Codefragmenten voor aangepaste componenten
    9. Tips en trucs: Adverteren met Animate
    10. Ontwerp en publicatie van virtual reality
  5. Werkruimte en workflow
    1. Penselen maken en beheren
    2. Google-lettertypen gebruiken in HTML5 Canvas-documenten
    3. Creative Cloud Libraries en Adobe Animate gebruiken
    4. Het werkgebied en het deelvenster Tools voor Animate gebruiken
    5. Workflow en werkruimte in Animate
    6. Weblettertypen gebruiken in HTML5 Canvas-documenten
    7. Tijdlijnen en ActionScript
    8. Werken met meerdere tijdlijnen
    9. Voorkeuren instellen
    10. Deelvensters voor ontwerp in Animate gebruiken
    11. Tijdlijnlagen maken met Animate
    12. Animaties exporteren voor mobiele apps en game-engines
    13. Objecten verplaatsen en kopiëren
    14. Sjablonen
    15. Zoeken en vervangen in Animate
    16. Ongedaan maken, Opnieuw en het deelvenster Historie
    17. Sneltoetsen
    18. De tijdlijn gebruiken in Animate
    19. HTML-extensies maken
    20. Optimalisatieopties voor afbeeldingen en geanimeerde GIF-bestanden
    21. Exportinstellingen voor afbeeldingen en GIF-bestanden
    22. Deelvenster Elementen in Animate
  6. Multimedia en video
    1. Grafische objecten transformeren en combineren in Animate
    2. Symboolinstanties maken in Animate en ermee werken
    3. Afbeeldingen overtrekken
    4. Geluid gebruiken in Adobe Animate
    5. SVG-bestanden exporteren
    6. Videobestanden maken voor gebruik in Animate
    7. Een video toevoegen in Animate
    8. Objecten tekenen en maken met Animate
    9. Lijnen en vormen omvormen
    10. Streken, verlopen en vullingen met Animate CC
    11. Werken met Adobe Premiere Pro en After Effects
    12. Deelvensters voor kleuren in Animate CC
    13. Flash CS6-bestanden openen met Animate
    14. Werken met klassieke tekst in Animate
    15. Illustraties opnemen in Animate
    16. Geïmporteerde bitmaps in Animate
    17. 3D-afbeeldingen
    18. Werken met symbolen in Animate
    19. Lijnen en vormen tekenen met Adobe Animate
    20. Werken met bibliotheken in Animate
    21. Geluiden exporteren
    22. Objecten selecteren in Animate CC
    23. Werken met Illustrator AI-bestanden in Animate
    24. Overvloeimodi toepassen
    25. Objecten rangschikken
    26. Taken automatiseren met het menu Opdrachten
    27. Meertalige tekst
    28. De camera gebruiken in Animate
    29. Grafische filters
    30. Geluid en ActionScript
    31. Tekenvoorkeuren
    32. Tekenen met de pen
  7. Platforms
    1. Animate-projecten converteren naar andere documentindelingen
    2. Ondersteuning voor aangepaste platforms
    3. HTML5 Canvas-documenten maken en publiceren in Animate
    4. Een WebGL-document maken en publiceren
    5. Toepassingen verpakken voor AIR voor iOS
    6. AIR voor Android-toepassingen publiceren
    7. Publiceren voor Adobe AIR voor desktop
    8. Publicatie-instellingen voor ActionScript
    9. Tips en trucs: ActionScript organiseren in een toepassing
    10. ActionScript gebruiken met Animate
    11. Toegankelijkheid in de Animate-werkruimte
    12. Scripts schrijven en beheren
    13. Ondersteuning voor aangepaste platforms inschakelen
    14. Overzicht van ondersteuning voor aangepaste platforms
    15. Werken met plug-in voor ondersteuning voor aangepaste platforms
    16. Foutopsporing in ActionScript 3.0
    17. Ondersteuning voor aangepaste platforms inschakelen
  8. Exporteren en publiceren
    1. Bestanden exporteren uit Animate CC
    2. OAM-publicatie
    3. SVG-bestanden exporteren
    4. Afbeeldingen en video's exporteren met Animate
    5. AS3-documenten publiceren
    6. Animaties exporteren voor mobiele apps en game-engines
    7. Geluiden exporteren
    8. Tips en trucs: Tips voor het maken van inhoud voor mobiele apparaten
    9. Tips en trucs: Videoconventies
    10. Tips en trucs: Richtlijnen voor het ontwerpen van SWF-toepassingen
    11. Tips en trucs: Structuur geven aan FLA-bestanden
    12. Beste werkwijzen voor het optimaliseren van FLA-bestanden voor Animate
    13. Publicatie-instellingen voor ActionScript
    14. Publicatie-instellingen opgeven voor Animate
    15. Projectorbestanden exporteren
    16. Afbeeldingen en geanimeerde GIF-bestanden exporteren
    17. HTML-publicatiesjablonen
    18. Werken met Adobe Premiere Pro en After Effects
    19. Snel uw animaties delen en publiceren
  9. Problemen oplossen
    1. Opgeloste problemen
    2. Bekende problemen

 

Opmerking:

Zoals bij de meeste dingen in Animate (voorheen Flash Professional CC) is voor animaties geen ActionScript vereist. Je kunt met ActionScript echter wel animaties maken als je wilt.

Soorten animatie

Animate ondersteunt verschillende methoden om animaties en speciale effecten te maken. Elke methode biedt andere mogelijkheden voor het maken van aantrekkelijke, bewegende inhoud.

Animate ondersteunt de volgende soorten animatie:

Bewegings-tweens

Gebruik bewegings-tweens om eigenschappen in te stellen voor een object, zoals positie en alfatransparantie voor het ene frame en ook nog voor een ander frame. Animate interpoleert dan de eigenschapswaarden van de tussenliggende frames. Bewegings-tweens zijn handig voor animaties die bestaan uit een doorlopende beweging of transformatie van een object. Bewegings-tweens worden in de tijdlijn weergegeven als een aaneengesloten reeks frames die standaard als één object kunnen worden geselecteerd. Bewegings-tweens zijn krachtig en eenvoudig te maken.

Klassieke tweens

Klassieke tweens zijn vergelijkbaar met bewegings-tweens, maar moeilijker samen te stellen. Klassieke tweens bieden ondersteuning voor bepaalde bewegende effecten die niet mogelijk zijn met reeksgebaseerde tweens.

Inverse Kinematics-poses (verouderd in Animate)

Gebruik Inverse Kinematics-poses om vormobjecten uit te rekken en te verbuigen en groepen symboolinstanties te koppelen, zodat deze op een natuurlijke manier bewegen. Nadat u bones hebt toegevoegd aan een vorm of aan een groep symbolen, kunt u de positie van de bones of de symbolen in verschillende hoofdframes wijzigen. Animate interpoleert de posities in de tussenliggende frames.

Vorm-tweens

Bij vorm-tweening tekent u een vorm in een specifiek frame in de tijdlijn en wijzigt u deze vorm of tekent u een andere vorm in een ander frame. Animate interpoleert vervolgens de tussenliggende vormen in de tussenliggende frames, waardoor een animatie ontstaat waarbij één vorm overvloeit in een andere.

Frame-voor-frame animatie

Met deze animatietechniek kunt u voor elk frame in de tijdlijn een andere illustratie opgeven. Gebruik deze techniek om een effect te maken dat vergelijkbaar is met het snel achter elkaar afspelen van de frames van een film. Deze techniek is handig voor complexe animaties waarbij de grafische elementen van elk frame verschillend moeten zijn.

Informatie over framesnelheden

De framesnelheid, de snelheid waarmee een animatie wordt afgespeeld, wordt gemeten in aantal frames per seconde (fps). Bij een te lage framesnelheid lijkt de animatie te stoppen en starten en bij een te hoge framesnelheid vervagen de details van de animatie. Een framesnelheid van 24 fps is de standaardinstelling voor nieuwe Animate-documenten en deze snelheid geeft dan ook meestal de beste resultaten op het web. De standaardsnelheid voor films is ook 24 fps.

De complexiteit van de animatie en de snelheid van de computer waarop deze wordt afgespeeld, bepalen hoe vloeiend de weergave is. Test uw animaties op verschillende computers om de optimale framesnelheid te bepalen.

Stel de framesnelheid in voordat u begint met animaties maken, aangezien u slechts één snelheid kunt opgeven voor het gehele Animate-document.

Animaties in de tijdlijn identificeren

Animate maakt onderscheid tussen getweende animaties en frame-voor-frame animaties in de tijdlijn door verschillende aanduidingen weer te geven in elk frame dat inhoud bevat.

De volgende aanduidingen voor frame-inhoud worden weergegeven in de tijdlijn:

  • Een reeks frames met een blauwe achtergrond geeft een bewegings-tween aan. Een zwart rondje in het eerste frame van de reeks geeft aan dat er een doelobject is toegewezen aan de tween-reeks. Een zwart ruitje geeft het laatste frame aan en eventuele andere eigenschapshoofdframes. Eigenschapshoofdframes zijn frames die eigenschapswijzigingen bevatten die expliciet door u zijn gedefinieerd. U bepaalt welke soorten eigenschapshoofdframes worden weergegeven door met de rechtermuisknop op de tween-reeks te klikken (Windows) of de Command-toets ingedrukt te houden en op de tween-reeks te klikken (Macintosh). Kies vervolgens Hoofdframes weergeven > type in het contextmenu. Standaard worden alle soorten eigenschapshoofdframes weergegeven door Animate. Alle andere frames in de reeks bevatten geïnterpoleerde waarden voor de getweende eigenschappen van het doelobject.

     

     

  • Een leeg rondje in het eerste frame geeft aan dat het doelobject van de bewegings-tween is verwijderd. De tween-reeks bevat nog steeds de eigenschapshoofdframes en er kan een nieuw doelobject op worden toegepast.

     

     

  • Een reeks frames met een groene achtergrond geeft een IK-poselaag (Inverse Kinematics) aan. Poselagen bevatten IK-armaturen en poses. Elke pose wordt in de tijdlijn voorgesteld door een zwart ruitje. Animate interpoleert de posities van de armatuur in de frames tussen poses.

     

     

  • Een zwarte stip bij het eerste hoofdframe met een zwarte pijl en een blauwe achtergrond geeft aan dat het een klassieke tween is.

     

     

  • Een onderbroken lijn geeft aan dat de klassieke tween onderbroken of niet volledig is, bijvoorbeeld wanneer het laatste hoofdframe ontbreekt.

     

     

  • Een zwarte stip bij het eerste hoofdframe met een zwarte pijl en een lichtgroene achtergrond geeft aan dat het een vorm-tween is.

     

     

  • Een zwart rondje geeft een enkel hoofdframe aan. Lichtgrijze frames na een enkel hoofdframe bevatten dezelfde inhoud zonder wijzigingen. Deze frames hebben een verticale zwarte lijn met een lege rechthoek bij het laatste frame van de reeks.

     

     

  • Een kleine letter a geeft aan dat een framehandeling aan het frame is toegekend met behulp van het deelvenster Handelingen.

     

     

  • Een rode vlag geeft aan dat het frame een label bevat.

     

     

  • Een groene, dubbele slash geeft aan dat het frame een opmerking bevat.

     

     

  • Een gouden anker geeft aan dat het frame een benoemd anker is.

     

Lagen in getweende animaties

Elke scène in een Animate-document kan uit een willekeurig aantal tijdlijnlagen bestaan. Gebruik lagen en laagmappen om de inhoud van een animatiereeks te ordenen en bewegende objecten van elkaar te scheiden. U voorkomt zo dat de objecten elkaar wissen, verbinden of segmenteren als ze elkaar overlappen. Als u een animatie wilt maken die getweende beweging van meer dan één symbool of tekstveld tegelijk bevat, plaatst u elk object op een aparte laag. U kunt één laag als een achtergrondlaag gebruiken voor statische illustraties en een extra laag gebruiken voor elk apart object met animatie.

Wanneer u een bewegings-tween maakt, zet Animate de laag met het getweende object om in een tween-laag. Er wordt een tween-pictogram weergegeven naast de naam van de tween-laag in de tijdlijn.

Als er andere objecten aanwezig zijn op dezelfde laag als het getweende object, voegt Animate zo nodig nieuwe lagen boven of onder de oorspronkelijke laag toe. Eventuele objecten onder het getweende object op de oorspronkelijke laag worden verplaatst naar een nieuwe laag onder de oorspronkelijke laag. Eventuele objecten boven het getweende object op de oorspronkelijke laag worden verplaatst naar een nieuwe laag boven de oorspronkelijke laag. Animate voegt deze nieuwe lagen in tussen eventueel reeds aanwezige lagen in de tijdlijn. Op deze manier behoudt Animate de oorspronkelijke stapelvolgorde van alle grafische objecten in het werkgebied.

Een tween-laag kan alleen tween-reeksen (aaneengesloten groepen frames met een tween), statische frames, lege hoofdframes of lege frames bevatten. Elke tween-reeks kan slechts één doelobject en een optioneel bewegingspad voor het doelobject bevatten. Aangezien u niet kunt tekenen op een tween-laag, moet u aanvullende tweens of statische frames op andere lagen maken en daarna naar de tween-laag slepen. Als u framescripts op een tween-laag wilt plaatsen, moet u deze eveneens op een andere laag maken en vervolgens naar de tween-laag slepen. Een framescript kan alleen worden opgenomen in een frame buiten de reeks met bewegings-tweens. Over het algemeen is het raadzaam alle framescripts op een afzonderlijke laag te plaatsen die alleen ActionScript bevat.

Wanneer een document uit meerdere lagen bestaat, kan het lastig zijn de objecten in een of meer lagen te volgen en te bewerken. Dit is gemakkelijker als u met de inhoud van één laag tegelijk werkt. Wanneer u lagen waaraan u momenteel niet werkt, wilt verbergen of vergrendelen, klikt u op het oog- of vergrendelingspictogram naast de naam van de laag in de tijdlijn. Met behulp van laagmappen kunt u lagen ordenen in overzichtelijke groepen.

Objecten over lagen verspreiden voor een getweende animatie

Animate verplaatst een object automatisch naar de eigen tween-laag wanneer u een bewegings-tween toepast op het object. U kunt objecten echter ook zelf over verschillende lagen verdelen. Dit kunt u bijvoorbeeld doen terwijl u inhoud ordent. Handmatige positionering is ook handig wanneer u animatie wilt toepassen op objecten en toch exact wilt bepalen hoe ze van de ene naar de andere laag worden verplaatst.

Wanneer u de opdracht Distribueren naar lagen (Wijzigen > Tijdlijn > Distribueren naar lagen) gebruikt, plaatst Animate elk geselecteerd object op een nieuwe, aparte laag. Alle objecten die u niet selecteert (inclusief objecten in andere frames) blijven in de oorspronkelijke lagen staan.

U kunt de opdracht Distribueren naar lagen toepassen op elk element in het werkgebied, zoals grafische objecten, instanties, bitmaps, videoclips en gesplitste tekstblokken.

Nieuwe lagen die zijn gemaakt met Distribueren naar lagen

Nieuwe lagen die worden gemaakt tijdens de bewerking Distribueren naar lagen, krijgen een naam op basis van de naam van het element dat zij bevatten:

  • Een nieuwe laag die een bibliotheekelement bevat (zoals een symbool, bitmap of filmclip), krijgt dezelfde naam als dit element.

  • Een nieuwe laag die een instantie met een naam bevat, krijgt de naam van deze instantie.

  • Een nieuwe laag die een teken van een gesplitste tekstblok bevat, krijgt de naam van dit teken.

  • Een nieuwe laag die een grafisch object bevat (die geen naam heeft) krijgt de naam Layer1 (of Layer2, enzovoort), aangezien grafische objecten geen naam hebben.

    In Animate worden de nieuwe lagen ingevoegd onder geselecteerde lagen. De nieuwe lagen worden van boven naar onder gerangschikt in de volgorde waarin de geselecteerde elementen oorspronkelijk werden gemaakt. De lagen in gesplitste tekst worden gerangschikt in de volgorde van de tekens, ongeacht of deze nu van links naar rechts, van rechts naar links of van boven naar beneden is. Stel dat u de tekst FLASH opsplitst en verdeeld over verschillende lagen. De nieuwe lagen, met de namen F, L, A, S en H, worden dan gerangschikt van hoog naar laag, met F bovenaan. Deze lagen worden direct onder de laag met de oorspronkelijke tekst toegevoegd.

Objecten distribueren naar lagen

  1. Selecteer de objecten die u naar aparte lagen wilt distribueren. De objecten kunnen zich bevinden in één laag of in verschillende lagen, inclusief niet-opeenvolgende lagen.
  2. Ga als volgt te werk:
    • Selecteer Wijzigen > Tijdlijn > Distribueren naar lagen.
    • Klik met de rechtermuisknop (Windows) of houd de Control-toets ingedrukt en klik (Macintosh) op een van de geselecteerde objecten en selecteer Distribueren naar lagen.

Getweende animaties maken door objecten te distribueren naar hoofdframes

Nieuw in Animate

In Animate kunt u elk object automatisch naar een afzonderlijk hoofdframe laten distribueren. U kunt ervoor kiezen de objecten te distribueren wanneer u inhoud in het werkgebied organiseert. Dit is een saaie, tijdrovende klus als u het handmatig moet doen. Distributie is bijzonder handig wanneer u getweende animatie maakt door objecten op afzonderlijke hoofdframes te plaatsen. U kunt verschillende objecten of objectstatussen elk toewijzen aan afzonderlijke hoofdframes. Wanneer de afspeelkop tussen deze hoofdframes wordt gescrubd, wordt het effect van een getweende animatie zichtbaar.

Als u de opdracht Distribueren naar hoofdframes gebruikt, wordt elk geselecteerd object in Animate naar een nieuw, afzonderlijk hoofdframe gedistribueerd. Alle objecten die u niet selecteert (inclusief objecten in andere frames) blijven in de oorspronkelijke lagen staan.

U kunt de opdracht Distribueren naar hoofdframes toepassen op elk element in het werkgebied, zoals grafische objecten, instanties, bitmaps, videoclips en tekstblokken.

Nieuwe hoofdframes die zijn gemaakt met Distribueren naar hoofdframes

  • De nieuwe hoofdframes die tijdens de bewerking Distribueren naar hoofdframes worden gemaakt, worden gerangschikt in de volgorde waarin de objecten zijn geselecteerd.
  • Als een object op de laag niet geselecteerd is wanneer Distribueren naar hoofdframes wordt uitgevoerd, blijven de originele frames voor deze objecten ongewijzigd. Er worden hoofdframes toegewezen aan de objecten die zijn geselecteerd voor distributie, te beginnen met het frame vlak naast het laatste frame van de originele inhoud. Stel bijvoorbeeld dat Object1 en Object2 zich op een laag met 50 frames bevinden. Als Object1 wordt gekozen voor distributie, wordt dit op het 51e hoofdframe geplaatst.

Objecten distribueren naar hoofdframes

  1. Selecteer de objecten die u naar aparte lagen wilt distribueren. De objecten kunnen zich bevinden in één laag of in verschillende lagen, inclusief niet-opeenvolgende lagen.

  2. Klik met de rechtermuisknop (Windows) of houd Control ingedrukt en klik (Macintosh) op een van de geselecteerde objecten en selecteer Distribueren naar hoofdframes.

Verwante informatie

Krijg sneller en gemakkelijker hulp

Nieuwe gebruiker?