Handboek Annuleren

Grafische objecten transformeren en combineren in Animate

  1. Adobe Animate-handboek
  2. Inleiding tot Animate
    1. Nieuw in Animate
    2. Visuele verklarende woordenlijst
    3. Systeemvereisten voor Animate
    4. Animate-sneltoetsen
    5. Werken met meerdere bestandstypen in Animate
  3. Animatie
    1. Grondbeginselen voor animaties in Animate
    2. Frames en hoofdframes gebruiken in Animate
    3. Frame-voor-frame-animaties in Animate
    4. Werken met klassieke tussenvoegingsanimaties in Animate
    5. De tool Penseel
    6. Hulplijnen voor bewegingen
    7. Bewegings-tween en ActionScript 3.0
    8. Over tussenvoegingsanimaties met beweging
    9. Animaties met bewegings-tweens
    10. Een animatie met bewegings-tween maken
    11. Eigenschapshoofdframes gebruiken
    12. Een positie animeren met een tween
    13. Bewegings-tweens bewerken in de Bewegingseditor
    14. Het bewegingspad van een tween-animatie bewerken
    15. Bewegings-tweens manipuleren
    16. Aangepaste versnellingen toevoegen
    17. Voorinstellingen voor beweging maken en toepassen
    18. Animatietween-reeksen instellen
    19. Werken met als XML-bestanden opgeslagen bewegings-tweens
    20. Bewegings-tweens en klassieke tweens
    21. Tussenvoegingen met vormen
    22. De tool Bone-animatie gebruiken in Animate
    23. Werken met structuren voor personages in Animate
    24. Maskeerlagen gebruiken in Adobe Animate
    25. Werken met scènes in Animate
  4. Interactiviteit
    1. Knoppen maken met Animate
    2. Animate-projecten converteren naar andere documentindelingen
    3. HTML5 Canvas-documenten maken en publiceren in Animate
    4. Interactiviteit toevoegen met codefragmenten in Animate
    5. Aangepaste HTML5-componenten maken
    6. Componenten in HTML5 Canvas gebruiken
    7. Maken van aangepaste componenten: Voorbeelden
    8. Codefragmenten voor aangepaste componenten
    9. Tips en trucs: Adverteren met Animate
    10. Ontwerp en publicatie van virtual reality
  5. Werkruimte en workflow
    1. Penselen maken en beheren
    2. Google-lettertypen gebruiken in HTML5 Canvas-documenten
    3. Creative Cloud Libraries en Adobe Animate gebruiken
    4. Het werkgebied en het deelvenster Tools voor Animate gebruiken
    5. Workflow en werkruimte in Animate
    6. Weblettertypen gebruiken in HTML5 Canvas-documenten
    7. Tijdlijnen en ActionScript
    8. Werken met meerdere tijdlijnen
    9. Voorkeuren instellen
    10. Deelvensters voor ontwerp in Animate gebruiken
    11. Tijdlijnlagen maken met Animate
    12. Animaties exporteren voor mobiele apps en game-engines
    13. Objecten verplaatsen en kopiëren
    14. Sjablonen
    15. Zoeken en vervangen in Animate
    16. Ongedaan maken, Opnieuw en het deelvenster Historie
    17. Sneltoetsen
    18. De tijdlijn gebruiken in Animate
    19. HTML-extensies maken
    20. Optimalisatieopties voor afbeeldingen en geanimeerde GIF-bestanden
    21. Exportinstellingen voor afbeeldingen en GIF-bestanden
    22. Deelvenster Elementen in Animate
  6. Multimedia en video
    1. Grafische objecten transformeren en combineren in Animate
    2. Symboolinstanties maken in Animate en ermee werken
    3. Afbeeldingen overtrekken
    4. Geluid gebruiken in Adobe Animate
    5. SVG-bestanden exporteren
    6. Videobestanden maken voor gebruik in Animate
    7. Een video toevoegen in Animate
    8. Objecten tekenen en maken met Animate
    9. Lijnen en vormen omvormen
    10. Streken, verlopen en vullingen met Animate CC
    11. Werken met Adobe Premiere Pro en After Effects
    12. Deelvensters voor kleuren in Animate CC
    13. Flash CS6-bestanden openen met Animate
    14. Werken met klassieke tekst in Animate
    15. Illustraties opnemen in Animate
    16. Geïmporteerde bitmaps in Animate
    17. 3D-afbeeldingen
    18. Werken met symbolen in Animate
    19. Lijnen en vormen tekenen met Adobe Animate
    20. Werken met bibliotheken in Animate
    21. Geluiden exporteren
    22. Objecten selecteren in Animate CC
    23. Werken met Illustrator AI-bestanden in Animate
    24. Overvloeimodi toepassen
    25. Objecten rangschikken
    26. Taken automatiseren met het menu Opdrachten
    27. Meertalige tekst
    28. De camera gebruiken in Animate
    29. Grafische filters
    30. Geluid en ActionScript
    31. Tekenvoorkeuren
    32. Tekenen met de pen
  7. Platforms
    1. Animate-projecten converteren naar andere documentindelingen
    2. Ondersteuning voor aangepaste platforms
    3. HTML5 Canvas-documenten maken en publiceren in Animate
    4. Een WebGL-document maken en publiceren
    5. Toepassingen verpakken voor AIR voor iOS
    6. AIR voor Android-toepassingen publiceren
    7. Publiceren voor Adobe AIR voor desktop
    8. Publicatie-instellingen voor ActionScript
    9. Tips en trucs: ActionScript organiseren in een toepassing
    10. ActionScript gebruiken met Animate
    11. Toegankelijkheid in de Animate-werkruimte
    12. Scripts schrijven en beheren
    13. Ondersteuning voor aangepaste platforms inschakelen
    14. Overzicht van ondersteuning voor aangepaste platforms
    15. Werken met plug-in voor ondersteuning voor aangepaste platforms
    16. Foutopsporing in ActionScript 3.0
    17. Ondersteuning voor aangepaste platforms inschakelen
  8. Exporteren en publiceren
    1. Bestanden exporteren uit Animate CC
    2. OAM-publicatie
    3. SVG-bestanden exporteren
    4. Afbeeldingen en video's exporteren met Animate
    5. AS3-documenten publiceren
    6. Animaties exporteren voor mobiele apps en game-engines
    7. Geluiden exporteren
    8. Tips en trucs: Tips voor het maken van inhoud voor mobiele apparaten
    9. Tips en trucs: Videoconventies
    10. Tips en trucs: Richtlijnen voor het ontwerpen van SWF-toepassingen
    11. Tips en trucs: Structuur geven aan FLA-bestanden
    12. Beste werkwijzen voor het optimaliseren van FLA-bestanden voor Animate
    13. Publicatie-instellingen voor ActionScript
    14. Publicatie-instellingen opgeven voor Animate
    15. Projectorbestanden exporteren
    16. Afbeeldingen en geanimeerde GIF-bestanden exporteren
    17. HTML-publicatiesjablonen
    18. Werken met Adobe Premiere Pro en After Effects
    19. Snel uw animaties delen en publiceren
  9. Problemen oplossen
    1. Opgeloste problemen
    2. Bekende problemen

 

Objecten transformeren

U kunt grafische afbeeldingen, groepen, tekstblokken en instanties transformeren met het gereedschap Vrije transformatie of de opties in het menu Wijzigen > Transformeren. Afhankelijk van het geselecteerde type element kunt u een element transformeren, roteren, scheeftrekken, schalen of vervormen. U kunt tijdens een transformatiebewerking een selectie wijzigen of toevoegen.

Wanneer u een object, groep, tekstvak of instantie transformeert, worden in Eigenschapcontrole wijzigingen in de afmetingen of de positie van het item weergegeven.

Tijdens transformatiebewerkingen wordt een selectiekader weergegeven dat u kunt slepen. Het selectiekader is rechthoekig (tenzij het is gewijzigd met de opdracht Vervormen of met de optie Omhullen) en de randen ervan zijn in eerste instantie parallel uitgelijnd met de randen van het werkgebied. Op elke hoek en in het midden aan elke kant bevinden zich transformatiegrepen. Terwijl u sleept, worden de transformaties in het selectiekader weergegeven.

Transformatiepunt verplaatsen, opnieuw uitlijnen, wijzigen en traceren

Tijdens een transformatie wordt een transformatiepunt in het midden van een geselecteerd element weergegeven. Het transformatiepunt wordt in eerste instantie uitgelijnd met het middelpunt van het object. U kunt het transformatiepunt verplaatsen, terugzetten op de standaardlocatie en verplaatsen naar het standaarduitgangspunt.

Bij het schalen, scheeftrekken of roteren van grafische objecten, groepen en tekstblokken, is het punt tegenover het punt dat u sleept het standaarduitgangspunt. Het transformatiepunt is bijvoorbeeld het standaarduitgangspunt. U kunt het standaarduitgangspunt voor een transformatie verplaatsen.

  1. Selecteer het gereedschap Vrije transformatie of selecteer van de opdrachten bij Wijzigen > Transformeren.

    Wanneer u met een transformatie bent begonnen, kunt u de locatie van het transformatiepunt bijhouden in het deelvenster Info en in Eigenschapcontrole.

  2. Ga als volgt te werk:
    • Sleep het transformatiepunt vanuit het geselecteerde grafische object wanneer u deze wilt verplaatsen.

    • Dubbelklik op het transformatiepunt om het uit te lijnen met het middelpunt van het element.

    • Houd tijdens de transformatie de Alt-toets (Windows) of de Option-toets (Macintosh) ingedrukt, terwijl u het besturingspunt van het gewenste object sleept om het uitgangspunt voor een transformatie met schalen of scheeftrekken te veranderen.

    • In het deelvenster Info kunt u wisselen tussen het in- en uitschakelen van de weergave van registratie- en transformatiepunten. De knop verschijnt als om aan te geven dat de coördinaten van het registratiepunt worden weergegeven. Als u op dezelfde knop klikt, verandert deze in en geeft deze aan dat de transformatiecoördinaten worden weergegeven.

    Coördinaatraster; deelvenster Info met de knop Registratie/transformatiepunt in transformatiemodus en met x- en y-coördinaten van het transformatiepunt van de selectie zichtbaar.

Vrije transformatie gebruiken

U kunt afzonderlijke transformaties uitvoeren of meerdere transformaties combineren, zoals verplaatsen, roteren, schalen, scheeftrekken en vervormen.

 Met het gereedschap Vrije transformatie kunt u geen symbolen, bitmaps, video-objecten, geluiden, verlopen of tekst transformeren. Wanneer een meervoudige selectie een van deze items bevat, worden alleen de vormobjecten vervormd. Wanneer u een tekstblok wilt transformeren, moet u de tekens eerst omzetten in vormobjecten.

  1. Selecteer een grafisch object, groep, instantie of tekstblok in het werkgebied.
  2. Klik op het gereedschap Vrije transformatie .

    Wanneer u de aanwijzer over en rondom de selectie beweegt, verandert de aanwijzer om aan te geven welke transformatiefunctie beschikbaar is.

  3. Sleep de grepen om de selectie te transformeren.
    • Wanneer u de selectie wilt verplaatsen, plaatst u de aanwijzer op het object binnen het selectiekader en sleept u het object naar een nieuwe positie. U moet niet het transformatiepunt slepen.

    • U kunt het midden van een rotatie of schaling instellen door het transformatiepunt naar een nieuwe locatie te slepen.

    • U kunt de selectie roteren door de aanwijzer net buiten een hoekgreep te plaatsen en te slepen. De selectie roteert rondom het transformatiepunt. U kunt in stappen van 45° roteren door Shift ingedrukt te houden en te slepen.

    • Wanneer u rondom de tegenoverliggende hoek wilt roteren, houdt u de Alt-toets (Windows) of de Option-toets (Macintosh) ingedrukt en sleept u de selectie.

    • U kunt de selectie schalen door een hoekgreep diagonaal te slepen om in twee dimensies te schalen. Houd Shift ingedrukt en sleep om de grootte proportioneel te wijzigen.

    • Wanneer u alleen in de respectieve richting wilt schalen, sleept u een hoekgreep of een zijgreep horizontaal of verticaal.

    • U kunt de selectie scheeftrekken door de aanwijzer op de contour tussen de transformatiegrepen te plaatsen en te slepen.

    • U kunt vormen vervormen door de Ctrl-toets (Windows) of de Cmd-toets (Macintosh) ingedrukt te houden en een hoekgreep of een zijgreep te slepen.

    • Wanneer u het object taps wilt laten toelopen, verplaatst u de geselecteerde hoek en de aangrenzende hoek over een gelijke afstand van de uitgangspunten en houdt u de Ctrl-toets (Windows) of de Cmd-toets (Macintosh) ingedrukt met de Shift-toets en klikt u om een hoekgreep te slepen.

  4. Klik buiten het geselecteerde item om de transformatie te beëindigen.

Objecten vervormen

Wanneer u een vervormentransformatie op een geselecteerd object toepast en een hoekgreep of zijgreep van het selectiekader sleept, wordt de hoek of de rand verplaatst en worden de aangrenzende randen opnieuw uitgelijnd. Als u de vervorming wilt beperken tot een trechtervorm, houdt u Shift ingedrukt en sleept u een hoekpunt en de aangrenzende hoek over een gelijke afstand en in tegenovergestelde richting van elkaar. De aangrenzende hoek is de hoek op dezelfde as als de richting waarin u sleept. Ctrl-klik (Windows) of Cmd-klik (Mac) op het middelpunt van een rand om de hele rand vrij te verplaatsen.

Met de opdracht Vervormen kunt u grafische objecten vervormen. U kunt objecten ook vervormen tijdens vrije transformatie.

 Met het gereedschap Vervormen kunt u geen symbolen, vormprimitieven, bitmaps, video-objecten, geluiden, verlopen of tekst wijzigen. Wanneer een meervoudige selectie een van deze items bevat, worden alleen de vormobjecten vervormd. Wanneer u tekst wilt wijzigen, moet u de tekens eerst omzetten in vormobjecten.

  1. Selecteer een grafisch object of objecten in het werkgebied.
  2. Selecteer Wijzigen > Transformeren > Vervormen.

  3. Plaats de aanwijzer op een van de transformatiegrepen en sleep deze.
  4. Klik buiten het geselecteerde object of de objecten om de transformatie te beëindigen.

Vormen wijzigen met de optie Omhullen

Met de optie Omhullen kunt u objecten kromtrekken en vervormen. Een omhulsel is een selectiekader dat een of meer objecten bevat. Wijzigingen aan de vorm van een omhulsel beïnvloeden de vorm van de objecten in het omhulsel. U kunt de vorm van een omhulsel bewerken door de punten en raaklijngrepen aan te passen.

 Met de optie Omhullen kunt u geen symbolen, bitmaps, video-objecten, geluiden, verlopen of tekst wijzigen. Wanneer een meervoudige selectie een van deze items bevat, worden alleen de vormobjecten vervormd. Wanneer u tekst wilt wijzigen, moet u de tekens eerst omzetten in vormobjecten.

  1. Selecteer een vorm in het werkgebied.
  2. Selecteer Wijzigen > Transformeren > Omhullen.

  3. Sleep de punten en raaklijngrepen om het omhulsel te wijzigen.

Objecten schalen

Door een object te schalen, vergroot of verkleint u het object horizontaal, verticaal of beide.

  1. Selecteer een grafisch object of objecten in het werkgebied.

  2. Selecteer Wijzigen > Transformeren > Schalen.

  3. Ga als volgt te werk:
    • Sleep een of meer van de hoekgrepen om het object zowel horizontaal als verticaal te schalen. De verhoudingen blijven behouden bij het schalen. Houd Shift ingedrukt en sleep om de grootte niet-uniform te wijzigen.

    • Sleep een middengreep om het object horizontaal of verticaal te schalen.

  4. Klik buiten het geselecteerde object of de objecten om de transformatie te beëindigen.

    Wanneer u bepaalde items groter maakt, worden items in de buurt van het selectiekader mogelijk buiten het werkgebied geschoven. Selecteer in dat geval Weergave > Plakbord om de elementen weer te geven die zich buiten de randen van het werkgebied bevinden.

Objecten roteren en scheeftrekken

Wanneer u een object roteert, draait het rondom het transformatiepunt. Het transformatiepunt wordt met het registratiepunt uitgelijnd, standaard het midden van het object, maar u kunt het punt verplaatsen door het te slepen.

U kunt een object roteren met de volgende methoden:

  • Door te slepen met het gereedschap Vrije transformatie  (u kunt het object in dezelfde bewerking scheeftrekken en schalen).

  • Door een hoek op te geven in het deelvenster Transformeren (u kunt het object in dezelfde bewerking schalen).

Objecten roteren en scheeftrekken via slepen

  1. Selecteer een object of objecten in het werkgebied.
  2. Selecteer Wijzigen > Transformeren > Roteren en scheeftrekken.

  3. Ga als volgt te werk:
    • Sleep een hoekgreep om het object te roteren.

    • Sleep een middengreep om het object scheef te trekken.

  4. Klik buiten het geselecteerde object of de objecten om de transformatie te beëindigen.

Objecten 90° roteren

  1. Selecteer het object of de objecten.
  2. Selecteer Wijzigen > Transformeren > 90° rechtsom roteren of 90° linksom roteren.

Objecten scheeftrekken

Wanneer u een object scheeftrekt, wordt het getransformeerd doordat het langs een of beide assen schuin wordt gezet. U kunt een object scheeftrekken door het te slepen of door een waarde in het deelvenster Transformeren in te voeren.

  1. Selecteer het object of de objecten.
  2. Selecteer Venster > Transformeren.

  3. Klik op Scheeftrekken.
  4. Voer hoeken in voor de horizontale en verticale waarden.

Objecten spiegelen

U kunt objecten langs de verticale of horizontale as spiegelen zonder hun relatieve positie in het werkgebied te verplaatsen.

  1. Selecteer het object.
  2. Selecteer Wijzigen > Transformeren > Horizontaal spiegelen of Verticaal spiegelen.

Getransformeerde objecten herstellen

Wanneer u met het gereedschap Vrije transformatie of het deelvenster Transformeren instanties, groepen en lettertypen schaalt, roteert en scheeftrekt, worden de oorspronkelijke grootte en rotatiewaarden met het object opgeslagen in Animate. Hiermee kunt u de toegepaste transformaties ongedaan maken en de oorspronkelijke waarden herstellen.

U kunt alleen de meest recente transformaties ongedaan maken als u Bewerken > Ongedaan maken selecteert. U kunt alle transformaties verwijderen door op de knop Transformatie verwijderen in het deelvenster te klikken voordat u de selectie van het object opheft. Nadat u de selectie van het object hebt opgeheven, gaan de oorspronkelijke waarden verloren en kunnen de transformaties niet worden verwijderd.

Getransformeerd object in oorspronkelijke staat herstellen

  1. Controleer of het getransformeerde object nog steeds geselecteerd is.

  2. Ga als volgt te werk:
    • Klik op de knop Transformatie verwijderen in het deelvenster Transformeren

    • Selecteer Wijzigen > Transformeren > Transformatie verwijderen

Elementen sculpturen voor vector- en rasterinhoud

Animate 19.0 introduceert het nieuwe gereedschap Element vervormen. Met het gereedschap Element vervormen kunt u vervormingsgrepen maken op vormen, tekenobjecten en bitmaps in Animate. Sleep de vervormingsgrepen met het gereedschap Element vervormen om de vormen, tekenobjecten en bitmaps te vervormen. 

Gereedschap Element vervormen
Gereedschap Element vervormen

Met de vervormingsgrepen die op de objecten verschijnen kunt u specifieke objectgebieden een nieuwe vorm geven of vervormen terwijl andere gebieden intact blijven. Alle geselecteerde objecten worden gegroepeerd wanneer u de eerste vervormingsgreep maakt. Als u een hoofdframe invoegt, worden de vervormingsgrepen van het vorige hoofdframe naar het nieuwe hoofdframe gekopieerd.

Hieronder staan enkele cursorstijlen die worden weergegeven wanneer u de muis op een object plaatst met het gereedschap Element vervormen.

- Deze cursor wordt weergegeven wanneer het gereedschap niet wordt ondersteund voor een object.

- Deze cursor geeft aan dat u het gereedschap Element vervormen kunt gebruiken om vervormingsgrepen op een object te maken.

- Deze cursor geeft aan dat u op de vervormingsgreep kunt klikken om de vorm van een object te wijzigen.

Cursor moveto

Deze cursor duidt erop dat u het object kunt draaien.

Het gereedschap Element vervormen gebruiken

  1. Maak om te beginnen een vorm of importeer een bitmapafbeelding in het werkgebied. 

  2. Klik vanaf de werkbalk op het gereedschap Element verdraaien.

  3. Wanneer u de muis op een vorm of tekenobject plaatst, wordt een -symbool weergegeven. Nu kunt u klikken om vervormingsgrepen toe te voegen.

    Beweeg de muis boven een vorm of een tekenobject
    Beweeg de muis boven een vorm of een tekenobject

  4. De vervormingsgrepen zijn de kleine effen cirkels op de vorm of het tekenobject. U kunt zoveel mogelijk grepen gebruiken als nodig om de vorm effectief en naar wens te vervormen. Met de Delete-toets op het toetsenbord kunt u een marionetvervormingsgreep verwijderen.

    Grepen om element te verdraaien
    Grepen om element te verdraaien

  5. Shift + klik op de marionetvervormingsgrepen als u meerdere grepen wilt selecteren. U kunt de handgrepen slepen met het gereedschap Element vervormen om de vorm geheel naar wens vorm te geven.

    Vormen verdraaien met grepen
    Vormen verdraaien met grepen

    Bitmaps verdraaien met grepen

  6. Kies een van de twee modi die zijn gekoppeld aan verdraaiingsgrepen.

        a.    Gratis modus: hiermee hebt u meer vrijheid rond de greep tijdens de vervorming. Een greep in deze modus wordt weergegeven als een effen witte cirkel.

        b.     Vaste modus: hiermee hebt u minder vrijheid rond de greep tijdens de vervorming. Een greep in deze modus wordt weergegeven als een effen zwarte cirkel.

    Gebruik Alt + klik op de verdraaiingsgrepen om te schakelen tussen de twee modi.

Bitmaps animeren via het gereedschap Element vervormen

Bitmaps vormen een belangrijk onderdeel bij het maken van animaties. Wilt u meer informatie over het importeren van deze bitmaps en hoe u deze kunt animeren? Bekijk de zelfstudie aan het einde van dit voorbeeld en voer de volgende stappen uit.

  1. Klik op Bestand > Importeren > Werkgebied importeren.

  2. Selecteer de gewenste afbeelding.

  3. Ga naar Eigenschappen en selecteer de tool Element vervormen.

Snel en gemakkelijk uw geïmporteerde bitmaps animeren

Bekijk de video om te weten hoe u een afbeelding kunt vervormen en animeren met de tool Element vervormen.

Versnellen/vertragen met de tool Element vervormen

Het maken van animaties is een omslachtig proces. Met de tool Element vervormen kunt u sneller en eenvoudiger animaties ontwerpen. Leer hoe u met de tool Element vervormen minder tijd voor tekenen nodig hebt. Bekijk de zelfstudie aan het einde van dit voorbeeld en voer de volgende stappen uit.

  1. Klik in Gereedschappen opElement vervormen .

  2. Wanneer u de muis op een vorm of tekenobject plaatst, wordt een symbool weergegeven. Nu kunt u klikken om vervormingsgrepen toe te voegen.

  3. De vervormingsgrepen zijn de kleine effen cirkels op de vorm of het tekenobject. U kunt zoveel mogelijk grepen gebruiken als nodig om de vorm effectief en naar wens te vervormen.

  4. Shift + klik op de marionetvervormingsgrepen als u meerdere grepen wilt selecteren. U kunt de handgrepen slepen met het gereedschap Element vervormen om de vorm geheel naar wens vorm te geven.

Heel eenvoudig animaties maken met de tool Element vervormen

Bekijk de video om meer te weten over de tool Element vervormen en andere tools die deze tool ondersteunen.

Een basisvorm bewerken

De basisvorm is de grondvorm waarop nog geen vervorming is toegepast. Het vervormen van elementen werkt met rasters die bovenop de basisvorm worden gelegd. U kunt de basisvorm ook wijzigen door naar het selectiegereedschap te gaan en vervolgens te dubbelklikken op de vervormde vorm. Wijzigingen die u aanbrengt op de basisvorm worden toegepast op alle vervormde instanties van die vorm. Deze functie werkt alleen bij vectorvormen.

Vormeigenschappen van element verdraaien
Vormeigenschappen van element verdraaien

Tweening voor het gereedschap Element vervormen

U kunt klassieke tweens toepassen met het gereedschap Element vervormen. Zo kunt u een klassieke tween toepassen op tween marionetposes. 

Klik hier om meer te leren over klassieke tweening. 

 Als u de poses wilt tweenen, moet u dezelfde set grepen gebruiken in de vorm.

Objecten combineren

U kunt de opdracht Objecten combineren in het menu Wijzigen (Wijzigen > Objecten combineren) gebruiken om nieuwe vormen te maken door bestaande objecten te combineren of wijzigen. In een aantal gevallen wordt door de stapelvolgorde van geselecteerde objecten bepaald hoe de bewerking wordt uitgevoerd.

Elke opdracht is van toepassing op specifieke typen grafische objecten, zoals hieronder vermeld. Een samenvoegvorm is een vorm die is getekend met een gereedschap dat is ingesteld op de samenvoegtekenmodus. Een tekenobject is een vorm die is getekend met een gereedschap dat is ingesteld op de objecttekenmodus.

De opdrachten voor Objecten combineren zijn de volgende:

Vereniging

Hiermee worden twee of meer samenvoegvormen of tekenobjecten samengevoegd. Het resultaat is één vorm van de objecttekenmodus die alle delen van de vormen bevat die zichtbaar waren voordat zij werden verenigd. De onzichtbare, overlappende gedeelten van de vormen zijn verwijderd.

 

 In tegenstelling tot de opdracht Groeperen (Wijzigen > Groeperen), kunt u vormen die met de opdracht Vereniging zijn samengevoegd niet scheiden.

Doorsnede

Hiermee wordt een object gemaakt van de doorsnede van twee of meer tekenobjecten. De resulterende tekenvorm Object-vorm bestaat uit de overlappende delen van de gecombineerde vormen. Elk deel van de vorm dat niet overlapt wordt verwijderd. De resulterende vorm gebruikt de vulling en streek van de bovenste vorm in de stapel.

Perforeren

Hiermee kunt u delen van een geselecteerd tekenobject verwijderen. Dit zijn de overlappende delen van een ander geselecteerd tekenobject dat zich ervoor bevindt. Elk deel van een tekenobject dat wordt overlapt door het bovenste object, wordt verwijderd en het bovenste object wordt geheel verwijderd. De resulterende objecten zijn afzonderlijke objecten en worden niet gecombineerd tot één object (in tegenstelling tot de opdrachten Vereniging of Doorsnijden, die de objecten samenvoegen).

Uitsnijden

Hiermee wordt de omtrek van het ene tekenobject gebruikt om een ander tekenobject uit te snijden. Het eerste of bovenste object definieert de vorm van het gebied dat moet worden uitgesneden. Elk deel van een onderliggend tekenobject dat wordt overlapt door het bovenste object, blijft over; alle andere gedeelten van de onderliggende objecten worden verwijderd en het bovenste object wordt geheel verwijderd. De resulterende objecten zijn afzonderlijke objecten en worden niet gecombineerd tot één object (in tegenstelling tot de opdrachten Vereniging of Doorsnijden, die de objecten samenvoegen).

 Adobe

Krijg sneller en gemakkelijker hulp

Nieuwe gebruiker?

Adobe MAX 2024

Adobe MAX
De creativiteitsconferentie

14–16 oktober Miami Beach en online

Adobe MAX

De creativiteitsconferentie

14–16 oktober Miami Beach en online

Adobe MAX 2024

Adobe MAX
De creativiteitsconferentie

14–16 oktober Miami Beach en online

Adobe MAX

De creativiteitsconferentie

14–16 oktober Miami Beach en online