Gebruik dit onderwerp voor meer informatie over het toepassen van JavaScript-gedrag in Adobe Dreamweaver.
Het gedragsvarianten die in Dreamweaver zijn opgenomen, zijn allemaal afgestemd op het gebruik in moderne browsers. In oudere browsers doen ze niets.
De Dreamweaver-acties zijn zo geschreven dat ze kunnen functioneren in zoveel mogelijk browsers. Als u handmatig code uit een Dreamweaver-actie verwijdert, of deze vervangt door uw eigen code, gaat de compatibiliteit met meerdere browsers mogelijk verloren.
Hoewel de Dreamweaver-acties zijn geschreven om de compatibiliteit tussen browsers te maximaliseren, ondersteunen sommige browsers JavaScript helemaal niet, en zullen veel mensen die internetten JavaScript in hun browsers uitgeschakeld laten. Voor de beste resultaten tussen platforms, zorgt u voor alternatieve interfaces die u tussen <noscript>-tags plaatst zodat mensen zonder JavaScript uw site ook kunnen gebruiken.
Met het gedrag JavaScript aanroepen kunt u zorgen dat er een aangepaste functie of regel JavaScript-code wordt uitgevoerd wanneer zich een gebeurtenis voordoet. (U kunt het script zelf schrijven, maar u kunt ook code gebruiken die worden aangeboden in verscheidene gratis JavaScript-bibliotheken op internet.)
Als u bijvoorbeeld een knop Terug wilt maken, kunt u if (history.length > 0){history.back()} typen. Als u de code in een functie hebt ingekapseld, typt u alleen de functienaam (bijvoorbeeld hGoBack()).
Gebruik het gedrag Eigenschap wijzigen om de waarde van een van de eigenschappen van een object (bijvoorbeeld de achtergrondkleur van een laag of de actie van een formulier) te wijzigen.
Gebruik dit gedrag alleen als u een ervaren programmeur bent en u alles weet van HTML en JavaScript.
Gebruik het gedrag Insteekmodule controleren om bezoekers naar verschillende webpagina's te sturen afhankelijk van het antwoord op de vraag of ze de gespecificeerde insteekmodule hebben geïnstalleerd. U kunt bezoekers bijvoorbeeld naar de ene pagina sturen als ze Shockwave al hebben en naar de andere pagina als ze Shockwave nog niet hebben geïnstalleerd.
U kunt met JavaScript geen specifieke insteekmodules detecteren in Internet Explorer. Als u echter Flash of Director selecteert, wordt er VBScript-code aan uw pagina toegevoegd waarmee deze insteekmodules wel worden gedetecteerd in Internet Explorer op Windows-computers. De detectie van insteekmodules in Internet Explorer onder Mac OS is niet mogelijk.
U moet de naam van de insteekmodule exact zo invoeren als is opgegeven in vet op de pagina met informatie over insteekmodules (plug-ins) in Netscape Navigator. (Selecteer in Windows in de Help van Netscape Navigator de optie About Plug‑ins of selecteer in Mac OS de optie About Plug‑ins in het Apple-menu.)
Als u een externe URL opgeeft, moet u het voorvoegsel http:// in het adres opnemen. Als u het veld leeg laat, blijven bezoekers op dezelfde pagina.
Deze optie is alleen van toepassing op Internet Explorer. Netscape Navigator kan insteekmodules altijd detecteren.
Met het gedrag AP-element slepen kan de bezoeker een absoluut gepositioneerd (AP) element slepen. Gebruik dit gedrag om puzzels, schuifregelaars en andere beweegbare interface-elementen te maken.
U kunt onder andere het volgende opgeven: de richting waarin de bezoeker het AP-element kan slepen (horizontaal, verticaal of in elke richting), een bestemming waarnaar de bezoeker het AP-element moet slepen, of de bestemming magnetisch moet zijn en het AP-element moet aantrekken als dat zich binnen een straal van een bepaald aantal pixels ten opzichte van deze bestemming bevindt, wat er moet gebeuren als het AP-element zijn bestemming raakt en meer.
Omdat het gedrag AP-element slepen moet worden aangeroepen voordat de bezoeker het AP-element kan slepen, moet u het gedrag AP-element slepen aan het body-object koppelen (met de gebeurtenis onLoad).
Als AP-element slepen niet beschikbaar is, hebt u waarschijnlijk een AP-element geselecteerd.
Onbeperkte verplaatsing is geschikt voor puzzels en andere spelletjes waarbij items moeten worden gesleept en neergezet. Voor schuifregelaars en beweegbare decorstukken, zoals laden van kasten, gordijnen en lamellen kunt u het beste voor beperkte verplaatsing kiezen.
Dit zijn relatieve waarden ten opzichte van de beginpositie van het AP-element. Als u de beweging wilt beperken tot een rechthoekig gebied, voert u in alle vier de tekstvakken positieve waarden in. Als u alleen een verticale beweging wilt toestaan, voert u in de vakken Omhoog en Omlaag positieve waarden in en voert u in de vakken Links en Rechts de waarde 0 in. Als u alleen een horizontale beweging wilt toestaan, voert u in de vakken Links en Rechts positieve waarden in en voert u in de vakken Omhoog en Omlaag de waarde 0 in.
De neerzetbestemming is de plaats waar de bezoeker het AP-element naartoe moet slepen. Een AP-element heeft de neerzetbestemming bereikt wanneer de coördinaten voor de linkerkant en de bovenkant van het element overeenkomen met de waarden die u in de vakken Links en Boven hebt ingevoerd. Dit zijn relatieve waarden ten opzichte van de linkerbovenhoek van het browservenster. Klik op Huidige positie ophalen om in de tekstvakken automatisch de huidige positie van het AP-element in te vullen.
Als u hier een hogere waarde invoert, kan de bezoeker de neerzetbestemming gemakkelijker vinden.
Deze optie is handig als de afbeelding binnen het AP-element een element bevat dat verwijst naar de mogelijkheid om te slepen, zoals een titelbalk of een handvat van een lade. Stel deze optie niet in als u wilt dat de bezoeker op een willekeurige plek in het AP-element mag klikken om het te slepen.
Selecteer Breng het element naar voren als het AP-element in de stapelvolgorde op de voorgrond moet worden geplaatst terwijl het wordt gesleept. Als u deze optie selecteert, kunt u het pop-upmenu gebruiken om op te geven of het AP-element op de voorgrond moet blijven of naar de oorspronkelijke positie in de stapelvolgorde moet terugkeren nadat het is gesleept.
Voer JavaScript-code of een functienaam (bijvoorbeeld monitorAPelement()) in het vak JavaScript aanroepen in als u de code of functie herhaaldelijk wilt uitvoeren terwijl het AP-element wordt gesleept. U kunt bijvoorbeeld een functie schrijven die de coördinaten van het AP-element in de gaten houdt en in een tekstvak aanwijzingen weergeeft, zoals “je wordt al warmer” of “het doel bevindt zich heel ergens anders”.
Wanneer u het gedrag AP-element slepen aan een object koppelt, voegt Dreamweaver de functie MM_dragLayer() in de kopsectie van uw document in. (De functie blijft de oude naamgevingsconventie voor AP-elementen (“Laag”) gebruiken, zodat lagen die in vorige versies van Dreamweaver zijn gemaakt, bewerkbaar blijven.) Deze functie registreert het AP-element niet alleen als versleepbaar, maar definieert daarnaast nog drie eigenschappen voor elk versleepbare AP-element: MM_LEFTRIGHT, MM_UPDOWN en MM_SNAPPED, die u in uw eigen JavaScript-functies kunt gebruiken om de relatieve horizontale en verticale positie van het AP-element te kunnen bepalen en om te kunnen bepalen of het AP-element de neerzetbestemming heeft bereikt.
De informatie die hier wordt gegeven, is alleen bedoeld voor ervaren JavaScript-programmeurs.
Met de volgende functie wordt bijvoorbeeld de waarde van het eigenschap MM_UPDOWN (de huidige verticale positie van het AP-element) in een formulierveld met de naam curPosField weergegeven. (Formuliervelden zijn handig voor het weergeven van gegevens die voortdurend worden bijgewerkt omdat ze dynamisch zijn, dat wil zeggen dat u de inhoud kunt wijzigen nadat de pagina is geladen.)
function getPos(layerId){ var layerRef = document.getElementById(layerId); var curVertPos = layerRef.MM_UPDOWN; document.tracking.curPosField.value = curVertPos; }
U kunt de waarden van MM_UPDOWN of MM_LEFTRIGHT in een formulierveld weergeven, maar u kunt deze waarden ook op diverse andere manieren gebruiken. U kunt bijvoorbeeld een functie schrijven waarmee verschillende berichten in een formulierveld kunnen worden weergegeven afhankelijk van de waarde die de positie van het AP-element ten opzichte van de neerzetbestemming aangeeft, of u kunt een andere functie aanroepen om een AP-element weer te geven of te verbergen afhankelijk van de waarde.
Dit is met name nuttig om de eigenschap MM_SNAPPED te lezen wanneer u verschillende AP-elementen op een pagina hebt, die allemaal hun eigen doel moeten bereiken voordat de bezoeker verder kan gaan naar de volgende pagina of taak. U kunt bijvoorbeeld een functie schrijven die telt hoeveel AP-elementen de MM_SNAPPED-waarde true hebben en deze aanroepen wanneer een AP-element wordt neergezet. Wanneer bij het tellen van de lagen die op hun bestemming zijn aangekomen het gewenste aantal is bereikt, kunt u de bezoeker naar de volgende pagina sturen of een bericht weergeven waarin u de bezoeker feliciteert met het behaalde resultaat.
Met het gedrag Ga naar URL wordt een nieuwe pagina geopend in het huidige venster of in het opgegeven frame. Dit gedrag is handig voor het wijzigen van de inhoud van twee of meer frames met één muisklik.
In de lijst Openen in worden automatisch de namen van alle frames in de huidige frameset en ook het hoofdvenster weergegeven. Als er geen frames zijn, vormt het hoofdvenster de enige optie.
Dit gedrag kan leiden tot onverwachte resultaten als een van de frames de naam top, blank, self of parent heeft. Browsers vatten deze namen soms op als gereserveerde doelnamen.
Wanneer u een snelmenu maakt met Invoegen > Formulier > Snelmenu, maakt Dreamweaver een menuobject en koppelt daaraan het gedrag Snelmenu (of Snelmenu Go). U hoeft het gedrag Snelmenu gewoonlijk niet handmatig aan een object te koppelen.
U kunt een bestaand snelmenu bewerken op een van de volgende twee manieren:
U kunt menu-items bewerken en opnieuw ordenen, de bestanden wijzigen waar bezoekers via het menu naartoe kunnen gaan en het venster wijzigen waarin deze bestanden worden geopend door te dubbelklikken op een bestaand gedrag Snelmenu in het deelvenster Gedrag.
U kunt de items in het snelmenu op dezelfde manier bewerken als items in elk ander menu, door het menu te selecteren en de knop Lijstwaarden in de eigenschappencontrole te gebruiken.
Het gedrag Snelmenu Go is nauw verwant met het gedrag Snelmenu. Met Snelmenu Go kunt u een knop Go (Ga naar) aan een snelmenu koppelen. (Voordat u dit gedrag gebruikt, moet er al een snelmenu in het document aanwezig zijn.) Als u op de knop Go klikt, wordt de koppeling geopend die in het snelmenu is geselecteerd. Voor een snelmenu is gewoonlijk geen knop Go nodig. Als er een item in het snelmenu wordt geselecteerd, wordt er gewoonlijk een URL geladen zonder dat de gebruiker verder iets hoeft te doen. Maar als de bezoeker hetzelfde item selecteert dat al in het snelmenu is gekozen, gaat de bezoeker niet naar de gewenste locatie. In het algemeen is dat niet erg, maar als het snelmenu in een frame verschijnt en de items in het snelmenu koppelingen zijn naar pagina's in andere frames, is een knop Go vaak nuttig om bezoekers de gelegenheid te bieden een item dat al is geselecteerd in het snelmenu, opnieuw te selecteren.
Wanneer u een knop Go met een snelmenu gebruikt, wordt de Go-knop het enige mechanisme dat de gebruiker naar de URL brengt die aan de selectie in het menu is gekoppeld. Door een menu-item in het snelmenu te kiezen, wordt de gebruiker niet langer automatisch naar een andere pagina of een ander frame omgeleid.
Gebruik het gedrag Browservenster openen om een pagina in een nieuw venster te openen. U kunt de eigenschappen van het nieuwe venster opgeven, zoals het formaat, de kenmerken (of het formaat kan worden gewijzigd, of het een menubalk heeft enzovoort) en de naam. U kunt dit gedrag bijvoorbeeld gebruiken om een grotere afbeelding in een afzonderlijk venster te openen als de bezoeker op een miniatuurafbeelding klikt. Met dit gedrag kunt u het nieuwe venster precies even groot maken als de afbeelding.
Als u geen kenmerken voor het venster opgeeft, krijgt het nieuwe venster dat wordt geopend, het formaat en de kenmerken van het venster van waaruit het is geopend. Als u een willekeurig kenmerk voor het venster opgeeft, worden automatisch alle andere kenmerken die niet specifiek zijn ingeschakeld, automatisch uitgeschakeld. Als u bijvoorbeeld geen kenmerken voor het venster instelt, wordt het mogelijk geopend als een venster van 1024 x 768 pixels groot met een navigatiebalk (waarop de knoppen Vorige, Volgende, Startpagina en Opnieuw laden worden weergegeven), een locatiewerkbalk (waarin de URL wordt weergegeven), een statusbalk onderaan (waarop statusberichten worden weergegeven) en een menubalk (met de menu's Bestand, Bewerken, Beeld en andere menu's). Als u expliciet de breedte op 640 pixels en de hoogte op 480 pixels instelt en geen andere kenmerken opgeeft, wordt er alleen een venster van 640 x 480 pixels groot, zonder werkbalken weergegeven.
Met het gedrag Pop-upbericht wordt een JavaScript-waarschuwing weergegeven met het bericht dat u opgeeft. Omdat JavaScript-waarschuwingen slechts één knop (OK) hebben, kunt u dit gedrag wel gebruiken om de gebruiker informatie te geven, maar niet om de gebruiker een keuze te laten maken.
U kunt elke geldige functie-aanroep, eigenschap, globale variabele of andere expressie in JavaScript in de tekst insluiten. Als u een JavaScript-expressie wilt insluiten, plaatst u deze binnen accolades ({}). Als u een accolade wilt weergeven, plaatst u een backslash voor de accolade (\{).
Voorbeeld:
The URL for this page is {window.location}, and today is {new Date()}.
De browser bepaalt het uiterlijk van een waarschuwing. Als u meer controle wilt over het uiterlijk van een waarschuwing, kunt u overwegen om het gedrag Browservenster openen te gebruiken.
Met het gedrag Afbeeldingen vooraf laden worden afbeeldingen die in eerste instantie nog niet verschijnen wanneer de pagina wordt weergegeven, alvast in het cachegeheugen geladen waardoor ze sneller worden weergegeven wanneer ze aan de beurt zijn. (Dit gedrag is bijvoorbeeld handig voor afbeeldingen die andere afbeeldingen vervangen wanneer ze worden geactiveerd met gedrag of scripts.)
Met het gedrag Afbeelding verwisselen worden alle geselecteerde afbeeldingen automatisch vooraf geladen wanneer u in het dialoogvenster Afbeelding verwisselen de optie Afbeeldingen vooraf laden selecteert, dus u hoeft Afbeeldingen vooraf laden niet handmatig toe te voegen wanneer u Afbeelding verwisselen gebruikt.
Het gedrag Tekst van frame instellen biedt u de mogelijkheid om de tekst van een frame dynamisch in te stellen en de inhoud en opmaak van een frame te vervangen door de inhoud die u opgeeft. De inhoud kan bestaan uit elke geldige HTML-code. Gebruik dit gedrag om gegevens dynamisch weer te geven.
Hoewel u met het gedrag Tekst van frame instellen de opmaak van een frame kunt vervangen, kunt u Achtergrondkleur behouden selecteren om de achtergrond- en tekstkleurkenmerken van de pagina te handhaven.
U kunt elke geldige functie-aanroep, eigenschap, globale variabele of andere expressie in JavaScript in de tekst insluiten. Als u een JavaScript-expressie wilt insluiten, plaatst u deze binnen accolades ({}). Als u een accolade wilt weergeven, plaatst u een backslash voor de accolade (\{).
Voorbeeld:
The URL for this page is {window.location}, and today is {new Date()}.
Met het gedrag Tekst van container instellen vervangt u de inhoud en opmaak van een bestaande container (dus elk element dat tekst of andere elementen kan bevatten) op een pagina door de inhoud die u opgeeft. De inhoud kan bestaan uit elke geldige HTML-broncode.
U kunt elke geldige functie-aanroep, eigenschap, globale variabele of andere expressie in JavaScript in de tekst insluiten. Als u een JavaScript-expressie wilt insluiten, plaatst u deze binnen accolades ({}). Als u een accolade wilt weergeven, plaatst u een backslash voor de accolade (\{).
Voorbeeld:
The URL for this page is {window.location}, and today is {new Date()}.
Met het gedrag Tekst van statusbalk instellen kunt u een bericht weergeven in de linkerbenedenhoek van het browservenster. Dit gedrag kunt u bijvoorbeeld gebruiken om een beschrijving van het doel van een koppeling in de statusbalk weer te geven in plaats van de desbetreffende URL. Bezoekers van een website negeren berichten op de statusbalk vaak of zien ze over het hoofd (en niet alle browsers bieden volledige ondersteuning voor het instellen van de tekst van de statusbalk). Als uw boodschap belangrijk is voor bezoekers, kunt u het bericht misschien beter in de vorm van een pop-upbericht of als tekst van een AP-element weergeven.
Als u het gedrag Tekst van statusbalk instellen in Dreamweaver gebruikt, verandert de tekst van de statusbalk in de browser niet gegarandeerd omdat sommige browsers speciale aanpassingen nodig hebben wanneer de tekst op de statusbalk verandert. Voor Firefox moet u bijvoorbeeld een geavanceerde optie instellen opdat JavaScript de tekst op de statusbalk kan wijzigen. Raadpleeg de documentatie bij uw browser voor nadere informatie.
U kunt elke geldige functie-aanroep, eigenschap, globale variabele of andere expressie in JavaScript in de tekst insluiten. Als u een JavaScript-expressie wilt insluiten, plaatst u deze binnen accolades ({}). Als u een accolade wilt weergeven, plaatst u een backslash voor de accolade (\{).
Voorbeeld:
The URL for this page is {window.location}, and today is {new Date()}.
Houd het bericht beknopt. De browser kapt de tekst van het bericht af als de tekst niet op de statusbalk past.
Met het gedrag Tekst van tekstveld instellen vervangt u de inhoud van een tekstveld van een formulier door de inhoud die u opgeeft.
U kunt elke geldige functie-aanroep, eigenschap, globale variabele of andere expressie in JavaScript in de tekst insluiten. Als u een JavaScript-expressie wilt insluiten, plaatst u deze binnen accolades ({}). Als u een accolade wilt weergeven, plaatst u een backslash voor de accolade (\{).
Voorbeeld:
The URL for this page is {window.location}, and today is {new Date()}.
Als Dreamweaver u vraagt of u een formuliertag wilt toevoegen, klikt u op Ja.
Met het gedrag Elementen tonen en verbergen kunt u elementen weergeven of verbergen of de standaardzichtbaarheid van een of meer elementen opnieuw instellen. Dit gedrag is handig voor het weergeven van informatie terwijl er interactie plaatsvindt tussen de gebruiker de pagina. U kunt bijvoorbeeld terwijl de gebruiker met de muisaanwijzer over de afbeelding van een plant gaat, een pagina-element weergeven met gedetailleerde informatie over de herkomst en de bloeiperiode van de plant, de hoeveelheid zon die de plant nodig geeft, hoe groot de plant kan worden enzovoort. Met het gedrag kunt u het desbetreffende element alleen weergeven of verbergen. U verwijdert het element niet werkelijk van de pagina wanneer u het verbergt.
Als Elementen weergeven/verbergen niet beschikbaar is, hebt u waarschijnlijk een AP-element geselecteerd. Omdat AP-elementen geen gebeurtenissen in beide 4.0-browsers accepteren, moet u een ander object selecteren, bijvoorbeeld de <body>-tag of een koppeling (<a>-tag.
Dit gedrag wordt vanaf Dreamweaver CS5 niet meer ondersteund.
Met het gedrag Afbeelding verwisselen wordt een afbeelding vervangen door een andere door het src-kenmerk van de <img>-tag te wijzigen. Gebruik dit gedrag om knop-rollovers en andere afbeeldingseffecten te maken (inclusief het verwisselen van meerdere afbeeldingen tegelijk). Als u een rollover-afbeelding invoegt, wordt automatisch het gedrag Afbeelding verwisselen aan de pagina toegevoegd.
Omdat alleen het src-kenmerk wordt beïnvloed door dit gedrag, moet u de oorspronkelijke afbeelding vervangen door een afbeelding met dezelfde afmetingen (hoogte en breedte). Als u dat niet doet, wordt de nieuwe afbeelding kleiner of groter gemaakt totdat deze binnen de afmetingen van de oorspronkelijke afbeelding past.
Het gedrag Omwisselen van afbeelding herstellen is ook beschikbaar. Hiermee kunt u voor de laatste set ingewisselde afbeeldingen de vorige bronbestanden herstellen. Dit gedrag wordt telkens automatisch toegevoegd wanneer u het gedrag Afbeelding verwisselen aan een object koppelt. Als u de hersteloptie geselecteerd laat terwijl u het gedrag Afbeelding verwisselen koppelt, hoeft u het gedrag Omwisselen van afbeelding herstellen nooit handmatig te selecteren.
Het is niet verplicht om afbeeldingen een naam te geven. Afbeeldingen krijgen automatisch een naam toegewezen wanneer u het gedrag aan een object koppelt. Het is echter gemakkelijker om afbeeldingen van elkaar te onderscheiden in het dialoogvenster Afbeelding verwisselen als u alle afbeeldingen vooraf een naam geeft.
Hiermee voorkomt u downloadvertragingen op het moment dat de nieuwe afbeeldingen moeten verschijnen.
Met het gedrag Formulier valideren kunt u de inhoud van opgegeven tekstvelden controleren om na te gaan of de gebruiker het juiste type gegevens heeft ingevoerd. Koppel dit gedrag aan afzonderlijke tekstvelden met de gebeurtenis onBlur om de velden te valideren terwijl de gebruiker het formulier invult of koppel het gedrag aan het formulier met de gebeurtenis onSubmit om verschillende tekstvelden tegelijk te evalueren wanneer de gebruiker op de knop Verzenden klikt. Door dit gedrag aan een formulier te koppelen, kunt u voorkomen dat er formulieren met ongeldige gegevens worden ingezonden.
Herhaal deze stap om extra tekstvelden in te voegen.
Als u afzonderlijke velden wilt valideren terwijl de gebruiker het formulier invult, selecteert u een tekstveld en selecteert u Venster > Gedrag.
Als u meerdere velden wilt valideren terwijl de gebruiker het formulier indient, klikt u op de <form>-tag in de tagkiezer in de linkerbenedenhoek van het documentvenster en kiest u Venster > Gedrag.
Als u afzonderlijke velden wilt valideren, selecteert u hetzelfde veld dat u in de lijst Velden in het documentvenster hebt geselecteerd.
Als u meerdere velden ineens wilt valideren, selecteert u een tekstveld in de lijst Velden.
Iets
Hiermee controleert u of een verplicht veld gegevens bevat. Dit kunnen gegevens zijn van elk willekeurig type.
E‑mailadres
Hiermee controleert u of het veld het symbool @ bevat.
Getal
Hiermee controleert u of het veld uitsluitend cijfers bevat.
Getal vanaf
Hiermee controleert u of het veld een getal bevat dat binnen een specifiek bereik valt.
Als u meerdere velden valideert wanneer de gebruiker het formulier indient, wordt de gebeurtenis onSubmit automatisch in het menu Gebeurtenissen weergegeven.
Beide gebeurtenissen activeren het gedrag Formulier valideren wanneer de gebruiker zich met de aanwijzer van het veld af beweegt. Het verschil is dat onBlur altijd plaatsvindt, ongeacht of de gebruiker iets in het veld heeft getypt, en dat onChange alleen plaatsvindt als de gebruiker de inhoud van het veld heeft gewijzigd. De gebeurtenis onBlur heeft de voorkeur als het veld een verplicht veld is.
Aanmelden bij je account