Handboek Annuleren

Profielen voor licenties voor gedeelde apparaten beheren

Als u licenties voor gedeelde apparaten wilt distribueren naar meerdere onderwijslabs in uw instelling, kunt u elk lab toewijzen aan een ander productprofiel in de Admin Console.

U kunt bijvoorbeeld een productprofiel maken voor labs zonder beperkingen, zodat iedereen Adobe-apps kan gebruiken, zelfs gebruikers zonder een schoolaccount. Daarnaast kunt u productprofielen maken voor andere labs waar de toegang tot de geïnstalleerde applicaties moet worden beperkt tot gebruikers met een schoolaccount. U kunt de toegang tot de geïnstalleerde applicaties in deze labs ook beperken op basis van het toegangsbeleid dat is gedefinieerd in de bijbehorende productprofielen.

Opmerking: De inhoud en voice-over van deze video zijn momenteel alleen beschikbaar in het Engels.

Productprofielen beheren

Snelle hulp
Navigeer in de Admin Console naar het tabblad Producten en maak een nieuw profiel of selecteer een bestaand profiel om te bewerken.

Als productbeheerder kunt u productprofielen maken of bewerken en productprofielbeheerders toewijzen aan deze profielen. Als productbeheerder of productprofielbeheerder kunt u daarnaast de productprofielen beheren waarvoor u de beheerder bent.

Opmerking:

Lees hoe u productprofielen maakt voor gebruikerslicenties op naam.

  1. Ga in de Admin Console naar Producten.

  2. Kies een product waarop u uw productprofiel wilt baseren.

  3. Zorg dat u zich op het tabblad Productprofielen bevindt.

    Als u een nieuw profiel maakt, klikt u op Nieuw profiel.

    Als u een bestaand profiel bewerkt, klikt u in de lijst met profielen op de profielnaam en vervolgens op Instellingen.

  4. Voer in het scherm Profieldetails een profielnaam, weergavenaam en beschrijving in en klik op Gereed.

    Nadat het productprofiel is gemaakt, gaat u naar het scherm Profiel configureren. In dit scherm beheert u de volgende apparaatconfiguraties:

    Beleid voor gebruikerstoegang: Bepaal wie binnen uw instelling toegang heeft tot de Adobe-apps en -services op het apparaat.

    Uitgaande IP-adressen: Bepaal welke apparaten toegang hebben tot Adobe-apps en -services op basis van de uitgaande IP-adressen van de instelling.

    Gekoppelde computers: Bepaal welke apparaten toegang hebben tot Adobe-apps en -services op basis van de organisatie-eenheid, het IP-adresbereik of het gedistribueerde pakket.

  5. Kies op het tabblad Beleid voor gebruikerstoegang als volgt het vereiste toegangsbeleid:

    Beleid voor gebruikerstoegang

    • U kunt kiezen voor Open toegang als u iedereen toegang wilt geven tot de apps op een gedeeld apparaat. Het enige wat gebruikers nodig hebben, zijn geldige aanmeldingsgegevens. Gebruikers kunnen zich zelfs aanmelden voor een gratis Adobe ID en deze gebruiken om toegang te krijgen tot de apps. Gebruik deze optie voor openbare labs waar het algemene publiek, bezoekende leerlingen/studenten en personeelsleden en uw eigen leerlingen/studenten toegang hebben tot de labs en de apps. Dit geldt bijvoorbeeld voor gedeelde computers in een openbare bibliotheek of als u het lab gebruikt om ook na schooltijd onderwijs aan te bieden.

    • Gebruik Alleen organisatiegebruiker als u de toegang wilt beperken tot gebruikers die u hebt toegevoegd aan de Admin Console. Deze gebruikers kunnen elk type ID hebben dat wordt ondersteund in de Admin Console. Deze optie is handig als u alleen beperkte toegang wilt geven aan goedgekeurde leerlingen/studenten en personeelsleden. Bijvoorbeeld in een computerlab in een instelling voor hoger onderwijs, waar gebruikers elk ondersteund identiteitstype kunnen hebben.

    • Gebruik Alleen Enterprise-/Federated-gebruikers als u de toegang wilt beperken tot ondernemingsgebruikers. Als gebruikers zich aanmelden met een persoonlijke Adobe ID, hebben ze geen toegang tot de apps. Deze optie is handig als u de toegang wilt beperken tot ondernemingsgebruikers. Gebruik deze optie bijvoorbeeld voor een copmuterlokaal op een basisschool om minderjarige leerlingen toegang te geven tot de apps en services.

  6. Ga naar het tabblad Uitgaande IP-adressen en geef IP-adressen of IP-bereiken op.

    Gebruik voor elk adres of bereik een afzonderlijke regel.

    Uitgaande IP-adressen

    Het gebruik van licenties voor gedeelde apparaten is niet toegestaan voor computers die verbinding maken met Adobe van buiten de gedefinieerde bereiken.

    Uitgaande IP-adressen zijn de openbare IP-adressen die de instelling gebruikt om verbinding te maken met internet en die zijn toegewezen door de internetprovider of een toewijzingsinstantie.

    Stel dat een gebruiker in dit productprofiel een Creative Cloud-app start op een apparaat waarop licenties voor gedeelde apparaten worden uitgevoerd. In dit geval wordt het uitgaande IP-adres van dat apparaat vergeleken met de uitgaande IP-adressen die u hierboven hebt opgegeven.

  7. Ga naar het gedeelte Gekoppelde computers en selecteer de gewenste optie:

    Gekoppelde computers

    • Kies Via Microsoft Active Directory-organisatie-eenheden om ervoor te zorgen dat alle computers die tot een vermelde organisatie-eenheid behoren, aan een productprofiel worden gekoppeld. Als uw instelling bijvoorbeeld organisatie-eenheden heeft gemaakt op basis van afdeling, kunt u productprofielen voor elke afdeling maken. Computers die bij een afdeling horen, worden gekoppeld aan een specifiek productprofiel.

    • Kies Via LAN-IP-adresbereik om ervoor te zorgen dat alle computers binnen de vermelde LAN-IP-adresbereiken aan een productprofiel worden gekoppeld. Kies deze optie bijvoorbeeld als uw computerlokalen of gedeelde computers in een bibliotheek zijn georganiseerd op basis van gedefinieerde LAN-IP-bereiken.

      Opmerking:

      Als een gekoppelde computer IP-adressen heeft via zowel een Ethernet-netwerk als een wifinetwerk, wordt voor het productprofiel het IP-adres via Ethernet gebruikt.

    • Kies Via geïnstalleerd pakket om ervoor te zorgen dat alle computers met de geselecteerde pakketten worden gekoppeld aan een productprofiel.

      Opmerking:

      De opties voor gekoppelde computers worden toegepast in de weergegeven volgorde van prioriteit.

      Stel dat profiel A is geconfigureerd met Active Directory-organisatie-eenheid = Bibliotheek en profiel B is geconfigureerd met Pakket = Video-apps. Een computer in de organisatie-eenheid Bibliotheek en met het pakket Video-apps wordt gekoppeld aan profiel A en niet aan profiel B.

      Er kunnen maximaal 10 pakketten worden toegevoegd aan één profiel.

  8. Klik op Opslaan.

Rapport over geactiveerde apparaten downloaden

Met de optie Rapport maken kunt u een rapport downloaden over de apparaten in uw instelling die op dat moment zijn geactiveerd met licenties voor gedeelde apparaten.

Dit rapport bevat de volgende gegevens:

  • Licensed on: De datum waarop een licentie aan het apparaat is toegewezen.
  • Activation Status: SUCCESSFUL: de activering van het apparaat is gelukt. UNSUCCESSFUL: de activering van het apparaat is mislukt. Bij activering wordt het apparaat gekoppeld aan het standaardproductprofiel. AUTO_ACTIVATED: er is een oudere versie van pakketten met licenties voor gedeelde apparaten op het apparaat geïnstalleerd. Bij activering wordt het apparaat gekoppeld aan het standaardproductprofiel.
  • Machine DNS Name: DNS-naam van het apparaat
  • IP Address: IP-adres van het apparaat
  • Package Name: Naam van het pakket met licenties voor gedeelde apparaten dat op de computer is geïnstalleerd.
  • Active Directory OU: De naam van de organisatie-eenheid waartoe het apparaat behoort, indien van toepassing.
  • Egress IP Address: Het uitgaande IP-adres van het netwerk waarvan de computer deel uitmaakt.

Volg de onderstaande stappen om het rapport te downloaden:

  1. Ga in de Admin Console naar Producten en kies links een product.

  2. Klik op het gewenste profiel.

  3. Kies in het menu rechtsboven Rapport maken.

Het rapport wordt gemaakt op de Adobe-server en vervolgens naar uw computer gedownload.

Krijg sneller en gemakkelijker hulp

Nieuwe gebruiker?