Open het bestand Info.plist op de volgende locatie:
[pakket]/Build/xyz_install.pkg/Contents/Info.plist
Als beheerder maakt u pakketten voor de Adobe-apps en -services die u naar uw eindgebruikers wilt distribueren in de Adobe Admin Console.
Nadat het pakket is gemaakt en naar uw computer is gedownload, kunt u het pakket distribueren en de apps in het pakket installeren met een van de volgende methoden:
Dubbelklik op het bestand setup.exe in de map Build van het pakket.
Als u MSI in plaats van setup.exe gebruikt om een pakket te distribueren dat Acrobat bevat, wordt Acrobat niet geïnstalleerd.
Dubbelklik op het .pkg-bestand in de map Build van het pakket.
Werk het bestand Info.plist bij om de installatieopties aan te passen:
De installatie van het pakket wordt gestart.
Gebruik de volgende tools van derden om de Adobe-apps en -services in het pakket te distribueren:
De opdrachtregel heeft meer vereiste parameters waarvoor standaardwaarden worden gebruikt als u Setup.exe uitvoert door erop te dubbelklikken.
In de opdracht:
[ADOBEINSTALLDIR] is de installatiemap waarin apps moeten worden geïnstalleerd op de clientcomputer.
[INSTALLLANGUAGE] is de landinstelling waarvoor de apps moeten worden geïnstalleerd.
Syntaxis
setup [--silent] [--ADOBEINSTALLDIR=] [--INSTALLLANGUAGE=]
Voorbeeld van syntaxis:
setup.exe --silent --ADOBEINSTALLDIR="C:\InstallDir" --INSTALLLANGUAGE=fr_CA
Locatie van setup.exe:
[Pakket]\Build
Het oorspronkelijke pakket bevat applicaties en de meest recente updates. Als er updates beschikbaar zijn, kunt u de updates op de volgende manieren naar uw gebruikers distribueren:
Als Remote Update Manager is opgenomen in uw distributiepakket (dit is standaard het geval), kunt u uw distributietool gebruiken om Remote Update Manager op afstand uit te voeren op de clientcomputer. De updates worden uitgevoerd met beheerdersrechten en zijn afkomstig van de Adobe-updateserver.
Als u een interne Adobe-updateserver hebt, kiest u deze wanneer u het pakket maakt. Remote Update Manager haalt updates dan op van uw interne server in plaats van de Adobe-server, waardoor minder netwerkbandbreedte wordt gebruikt.
Als u netwerkbandbreedte wilt besparen, kunt u ook uw eigen interne Adobe-updateserver instellen. U kunt AUSST gebruiken om een server in te stellen die kan worden gebruikt als host voor Windows- en macOS-updates.
U kunt een pakket met alleen updates maken in de Admin Console. Dit pakket kunt u vervolgens distribueren met het door u gekozen distributietool.
Distributie van Creative Cloud 2019-apps en nieuwere apps wordt niet ondersteund in een distributie-omgeving met licenties op serienummer of verouderde apparaatlicenties. Voor Creative Cloud 2019 en later moet u gebruikerslicenties op naam of licenties voor gedeelde apparaten kiezen. Raadpleeg het overzicht van Adobe-licentiemethoden.
Als u een pakket maakt dat apps op basis van het Universeel Windows-platform (UWP) bevat, zal de werking niet zoals verwacht zijn wanneer u het pakket distribueert naar de computer van een eindgebruiker. Lees het document met problemen en beperkingen voor meer informatie.
Hieronder volgen de locaties van logbestanden voor de verschillende distributietools van Adobe:
Component |
Naam van logbestand |
---|---|
Adobe Update Server Setup Tool (AUSST) |
AdobeUpdateServerSetupTool.log |
Exception Deployer |
ExceptionDeployer.log |
Remote Update Manager (RUM) |
RemoteUpdateManager.log |
Creative Cloud Packager (CCP) |
Het logbestand van PDApp heeft de naam PDApp.log Het logbestand van Package Builder krijgt de volgende naam: Logbestanden voor licentieverlening:
|
Logbestanden voor downloaden/installeren van Creative Cloud |
Creative Cloud Packager maakt een logbestand voor het oplossen van downloadproblemen als u een bestand met de naam 'asu.trace' plaatst in:
Het resulterende bestand, DLM.log, wordt gemaakt in:
Zie Foutberichten van Windows Dev voor Windows-fouten (bijvoorbeeld 12150) in DLM.log. |