Gebruik het deelvenster Inhoud om problemen met opnieuw plaatsen in een PDF op te lossen die u niet kunt oplossen met het gereedschap Leesvolgorde. Aangezien u een PDF kunt beschadigen door inhoudsobjecten te bewerken, moet u vertrouwd zijn met de PDF-structuur voordat u wijzigingen aanbrengt. Uitgebreidere informatie over de PDF-structuur vindt u in de PDF Reference Sixth Edition: Adobe Portable Document Format Version 1.7, op de pagina PDF reference (alleen Engelstalig) op de website van Adobe.
Het deelvenster Inhoud biedt een hiërarchische weergave van de objecten waaruit een PDF bestaat, inclusief het PDF-object zelf. Elk document bevat een of meer pagina's, een set annotaties (zoals opmerkingen en koppelingen) en de inhoudsobjecten voor de pagina. De inhoudsobjecten bestaan uit containers, tekst, paden en afbeeldingen. Objecten worden weergegeven in de volgorde waarin zij op de pagina verschijnen, zoals codes in de logische boomstructuur. U hebt echter geen codes in de PDF nodig om de objectstructuur te kunnen weergeven of wijzigen.
-
Als u een container of object wilt verplaatsen, selecteert u de container of het object en voert u een van de volgende stappen uit:
Sleep de container of het object naar de gewenste locatie.
Kies Knippen in het menu Opties, selecteer de code boven de locatie waar u de geknipte code wilt plakken en kies Plakken in het menu Opties.
Opmerking:
containerelementen kunnen niet rechtstreeks in pagina-elementen worden geplakt. Als u een container wilt verplaatsen naar een andere pagina, knipt u de container die u wilt verplaatsen. Selecteer vervolgens een container op de pagina waarnaar u de container wilt verplaatsen, en kies Plakken in het menu Opties. Sleep vervolgens de container een niveau verder naar de gewenste locatie.
Kies in het deelvenster Inhoud het menu Opties, klik met de rechtermuisknop op een object en kies een van de volgende opties:
Nieuwe container
Een containerobject toevoegen aan het eind van de geselecteerde pagina of container.
Containerwoordenboek bewerken
Hiermee geeft u het woordenboek voor de container op. Fouten in dit dialoogvenster kunnen de PDF beschadigen. Alleen beschikbaar voor containers die woordenboeken bevatten.
Plakken
Inhoud rechtstreeks onder het geselecteerde object op hetzelfde hiërarchische niveau plakken.
Onderliggend item plakken
Inhoud als een onderliggend inhoudsitem in het geselecteerde object plakken.
Inhoud zoeken in selectie
Hiermee zoekt u in het deelvenster Inhoud het object dat het object bevat dat u hebt geselecteerd in het documentvenster.
Zoeken
Hiermee zoekt u niet-gemarkeerde (ongecodeerde) artefacten, inhoud, opmerkingen en koppelingen. Met opties kunt u op de pagina of in het document zoeken en codes toevoegen aan gevonden items.
Artefact maken
Hiermee definieert u geselecteerde objecten als artefacten. Artefacten worden niet gelezen door een schermlezer of de functie Hardop lezen. Paginanummers en kop- en voetteksten kunnen vaak het best worden gecodeerd als artefacten.
Tonen in het deelvenster Codes
Hiermee gaat u automatisch naar het deelvenster Codes en worden de codes geselecteerd die overeenkomen met het inhoudselement.
Inhoud markeren
Wanneer deze optie is geselecteerd, wordt in het documentvenster de inhoud gemarkeerd die bij een geselecteerd object in het deelvenster Inhoud hoort.
Met de opties in het venster Codes kunt u codes weergeven en bewerken in de logische boomstructuur of codestructuur van een PDF. In het deelvenster Codes worden codes weergegeven in een hiërarchische volgorde die de leesvolgorde van het document aangeeft. Het eerste item in deze structuur is de basiscode. Alle andere items zijn onderliggende codes van de basiscode. Codes gebruiken gecodeerde elementtypen die verschijnen tussen punthaken (< >). Elk element, inclusief structuurelementen zoals secties en artikelen, verschijnt in de logische structuurvolgorde op volgorde van type, gevolgd door een titel en de inhoud van het element of een beschrijving van de inhoud. Structuurelementen worden meestal weergegeven als containercodes (bovenliggende codes). Ze bevatten verschillende kleinere elementen (onderliggende codes).
Opmerking:
Meer informatie over logische structuren vindt u in de PDF Reference Sixth Edition: Adobe Portable Document Format Version 1.7, op de pagina PDF reference (alleen Engelstalig) op de website van Adobe.
De meeste coderingsproblemen kunt u corrigeren met het gereedschap Leesvolgorde, maar voor gedetailleerde codering van tabellen en substructuuritems, zoals alinea's, lijsten en secties waarvoor meer talen vereist zijn, moet u het deelvenster Codes gebruiken. Voeg alleen in het uiterste geval in het deelvenster Codes handmatig codes toe aan een document. Probeer eerst de opdracht Codes toevoegen aan document.
Opmerking:
Bewerkingen in het deelvenster Codes kunnen niet ongedaan worden gemaakt met de opdracht Ongedaan maken. Sla een reservekopie van een document op voordat u eraan gaat werken in het deelvenster Codes.
U kunt een codetitel bewerken, de locatie van een code wijzigen of het type code voor een element wijzigen. Alle pagina-inhoud moet zijn gecodeerd, gemarkeerd als een artefact of worden verwijderd uit de logische boomstructuur.
-
Sleep de code naar de gewenste locatie. Terwijl u sleept, wordt een lijn weergegeven op potentiële locaties.
Kies Knippen in het menu Opties en selecteer de code die boven de locatie verschijnt waar u de geknipte code wilt plaatsen. Kies Plakken in het menu Opties om de code op hetzelfde niveau te plaatsen als de geselecteerde code. Of kies Onderliggend item plakken om de code binnen de geselecteerde code te verplaatsen.
Ga in het deelvenster Codes naar het menu Opties of klik met de rechtermuisknop op een code in de logische boomstructuur en kies een van de volgende opties:
Nieuwe code
Hiermee maakt u een code in de logische boomstructuur achter het op dat moment geselecteerde item. Geef het type en de titel van de nieuwe code op.
Knippen
Hiermee verwijdert u de geselecteerde code van zijn huidige locatie en plaatst u die op het klembord.
Plakken
Hiermee plaatst u de code van het klembord op de opgegeven locatie, waarbij de geselecteerde code wordt vervangen.
Onderliggend item plakken
Hiermee plaatst u de code van het klembord op de opgegeven locatie, als een onderliggende code van de geselecteerde code.
Code zoeken in selectie
Hiermee zoekt u in het deelvenster Codes de code met de tekst die of het object dat u hebt geselecteerd in het documentvenster.
Code maken van selectie
Hiermee maakt u een code in de logische boomstructuur achter het item dat is geselecteerd in het documentvenster. Geef het type en de titel van de nieuwe code op.
Zoeken
Hiermee zoekt u artefacten, mogelijk onjuiste OCR-gegevens en niet-gemarkeerde (niet-gecodeerde) inhoud, opmerkingen, koppelingen en annotaties. Met opties kunt u op de pagina of in het document zoeken en codes toevoegen aan gevonden items.
Code wijzigen in artefact
De geselecteerde labels wijzigen in artefacten en de gelabelde inhoud uit de boomstructuur verwijderen.
Klassenoverzicht bewerken
Hiermee kunt u het klassenoverzicht, of het stijlboek, voor het document toevoegen, wijzigen en verwijderen In klassenoverzichten worden kenmerken opgeslagen die zijn gekoppeld met elk element.
Rollenoverzicht bewerken
Hiermee kunt u rollenoverzichten voor het document toevoegen, wijzigen en verwijderen. Dankzij rollenoverzichten kan elk document een uniek gedefinieerde codeset bevatten. Wanneer u deze aangepaste codes toewijst aan vooraf gedefinieerde codes in Acrobat, kunt u aangepaste codes makkelijker identificeren en bewerken.
Labelannotaties
Als deze optie is ingeschakeld, worden alle nieuwe opmerkingen en formuliervelden toegevoegd aan de codestructuur, na het geselecteerde code-element. Bestaande opmerkingen en formuliervelden worden niet toegevoegd aan de codestructuur. De opmerkingen Markering en Onderstreping worden automatisch gekoppeld aan en gecodeerd met de tekst waarbij zij een annotatie zijn, en hebben deze optie dus niet nodig.
Document is PDF-bestand met codes
Hiermee markeert u de PDF als een gecodeerd document. Schakel deze optie uit om de markering te verwijderen.
Opmerking:
Deze optie geeft niet altijd aan of het PDF-document voldoet aan PDF-richtlijnen en moet daarom met beleid worden toegepast.
Inhoud markeren
Wanneer deze optie is geselecteerd wordt de inhoud in het documentvenster gemarkeerd, zodra u de bijbehorende code in het deelvenster Codes selecteert.
Metagegevens tonen
Een alleen-lezen dialoogvenster openen waarin informatie wordt gegeven over de geselecteerde code.
Sommige gecodeerde PDF's bevatten mogelijk niet alle informatie die nodig is om de documentinhoud volledig toegankelijk te maken. Als u bijvoorbeeld een document beschikbaar wilt maken voor een schermlezer, moet de PDF alternatieve tekst bevatten voor figuren, taaleigenschappen voor tekstgedeelten in een andere taal dan de standaardtaal voor het document en de volledige tekst voor afkortingen. Door de juiste taal aan te wijzen voor verschillende tekstelementen zorgt u ervoor dat de juiste tekens worden gebruikt wanneer u het document in een andere situatie gebruikt en dat de spelling wordt gecontroleerd aan de hand van het juiste woordenboek.
U kunt vanuit het deelvenster Codes alternatieve tekst en meerdere talen toevoegen aan een code. (Als er slechts één taal nodig is, kiest u in plaats daarvan de taal met Bestand > Eigenschappen.) U kunt ook alternatieve tekst toevoegen met het gereedschap Leesvolgorde.
Opmerking:
Houd alternatieve tekstbeschrijvingen zo beknopt mogelijk.
Schermlezers kunnen de URL's van webkoppelingen hardop lezen, maar wanneer u een zinvolle alternatieve tekst aan de koppelingen toevoegt, kan dat de gebruikers aanzienlijk helpen. Met een alternatieve tekst kunt u er bijvoorbeeld voor zorgen dat de schermlezer zegt: "Ga naar de pagina over toegankelijkheid van Acrobat op adobe.com” in plaats van “Ga naar http://www.adobe.com/products/acrobat/solutionsacc.html".
U kunt alternatieve tekst toevoegen aan de code <Link> van een koppeling.
Opmerking:
Voeg alternatieve tekst alleen toe aan codes die geen onderliggende codes hebben. Wanneer u alternatieve tekst toevoegt aan een bovenliggende code, leest de schermlezer geen van de onderliggende codes van die code.
-
Opmerking:
Als u een code gemakkelijker wilt kunnen vinden, gebruikt u het gereedschap Leesvolgorde om de afbeelding of tekst in de buurt van de afbeelding, te selecteren in het documentvenster. KiesvervolgensCode zoeken in selectie in het menu Opties in het deelvenster Codes.
Wanneer u een PDF codeert die opmerkingen bevat, worden de opmerkingen ook gecodeerd. Wanneer u echter opmerkingen toevoegt aan een PDF die al is gecodeerd, worden de coderingen van uw opmerkingen verwijderd, tenzij u eerst codering van opmerkingen inschakelt.
Opmerking:
Als u codering van opmerkingen in een PDF wilt inschakelen, kiest u in het menu Opties in het deelvenster Codes de optie Code-annotaties. Opmerkingen of markeringen die u toevoegt aan de PDF worden automatisch gecodeerd.
Als een document niet-gecodeerde opmerkingen bevat, kunt u deze zoeken in de logische boomstructuur en coderen met de opdracht Zoeken in het deelvenster Codes.
Gebruik het gereedschap Leesvolgorde om te controleren of tabellen correct zijn gecodeerd. Als u figuren en tekst moet structureren binnen de cellen van uw tabel, is het wellicht beter om de tabel opnieuw te maken in de ontwerptoepassing voordat u de tabel converteert naar een toegankelijke PDF. Het is een arbeidsintensieve procedure om in Acrobat codes op celniveau toe te voegen.
Voordat u wijzigingen aanbrengt in tabelelementen, bepaalt u met het gereedschap Leesvolgorde of de tabel op de juiste wijze is gecodeerd.
-
-
Als de code voor de tabel deze elementen niet bevat maar er rijen, kolommen en cellen worden weergegeven in de tabel in het documentvenster, gebruikt u het gereedschap Leesvolgorde om de tabel of afzonderlijke cellen te selecteren en te definiëren.
Als de tabel rijen bevat die twee of meer kolommen beslaan, stelt u de kenmerken ColSpan en RowSpan in voor deze rijen in de codestructuur.
Maak de tabel opnieuw in de ontwerptoepassing en converteer de tabel vervolgens naar een gecodeerd PDF-document.
In deze sectie worden de standaardcodetypen beschreven die gelden voor gecodeerde PDF's. Deze standaardcodes bieden ondersteunende software en apparatuur een basisset van semantische elementen en structuurelementen voor de interpretatie van de documentstructuur en een zinvolle presentatie van inhoud.
De architectuur van PDF-codes is uitbreidbaar, dus elk PDF-document kan elke codeset gebruiken die in een ontwerptoepassing wordt gebruikt. Zo kan een PDF XML-codes bevatten die afkomstig zijn uit een XML-schema. Aangepaste codes die u definieert (zoals codenamen die zijn gegenereerd op basis van alineastijlen uit een ontwerptoepassing), moeten een rollenoverzicht hebben. Hierin wordt elke aangepaste code gekoppeld aan een van deze standaardcodes. Wanneer de ondersteunende software een aangepaste code aantreft, kan dit rollenoverzicht worden gecontroleerd zodat de codes correct worden geïnterpreteerd. Wanneer u PDF's codeert met een van de hier beschreven methoden, wordt in het algemeen een correct rollenoverzicht voor het document gemaakt.
Opmerking:
U kunt het rollenoverzicht van een PDF weergeven en bewerken door Opties > Rollenoverzicht bewerken te kiezen in het deelvenster Codes.
De standaardtypen voor Adobe-elementcodes zijn beschikbaar in het dialoogvenster Nieuwe code. De standaardtypen zijn ook beschikbaar in het dialoogvenster TouchUp-eigenschappen in Acrobat Pro. Adobe raadt u ten zeerste aan deze codetypen te gebruiken, omdat deze de beste resultaten geven wanneer gecodeerde inhoud wordt geconverteerd naar een andere indeling. Deze indelingen zijn bijvoorbeeld HTML, Microsoft Word of een indeling voor toegankelijke tekst voor gebruik door andere ondersteunende hulpmiddelen.
Elementen op blokniveau zijn pagina-elementen die bestaan uit tekst die is ingedeeld in alinea-achtige formulieren. Elementen op blokniveau zijn onderdeel van de logische structuur van een document. Dergelijke elementen worden verder ingedeeld als containerelementen, kop- en alinea-elementen, label- en lijstelementen, speciale tekstelementen en tabelelementen.
Containerelementen bevinden zich op het hoogste niveau en bieden hiërarchische groepering voor andere blokelementen.
Part
Onderdeelelement. Een groot onderdeel van een document; kan kleinere eenheden van inhoud bevatten, zoals divisie-elementen, artikelelementen of sectie-elementen.
Sect
Sectie-element. Een algemeen containerelementtype, vergelijkbaar met Division (DIV Class="Sect") in HTML, wat meestal een onderdeel van een deelelement of een artikelelement is.
Kop- en alinea-elementen zijn alinea-achtige blokelementen die codes bevatten voor koppen van een specifiek niveau en generieke alinea's (P). Een kopelement (H) moet het eerste onderliggende element van een divisie op een hoger niveau zijn. Er zijn zes niveaus voor koppen (H1 tot en met H6) beschikbaar voor toepassingen waarin secties niet hiërarchisch worden genest.
L
Lijstelement. Elke reeks van items met een vergelijkbare betekenis of een vergelijkbare andere relevantie; de direct onderliggende elementen moeten lijstitemelementen zijn.
LI
Lijstitemelement. Elk lid van een lijst; het element kan een labelelement (optioneel) en een lijsttekstelement (verplicht) hebben als onderliggend element.
LBL
Labelelement. Een opsommingsteken, naam of nummer waarmee een element wordt geïdentificeerd en wordt onderscheiden van andere elementen in dezelfde lijst.
BlockQuote
Alinea met citaat-element. Een of meer tekstalinea's die worden toegeschreven aan een ander dan de auteur van de direct omliggende tekst.
Index
Indexelement. Een reeks items die identificerende tekst- en referentie-elementen bevatten die verwijzen naar de locatie waar bepaalde tekst voorkomt in de hoofdtekst van het document.
TOC
Inhoudsopgave-element. Een element dat een gestructureerde lijst met items en labels die deze items identificeren, bevat; dit element heeft zijn eigen, afzonderlijke hiërarchie.
TOCI
Inhoudsopgave-itemelement. Een item in een lijst die is gekoppeld met een inhoudsopgave-element.
Table
Tabelelement. Een tweedimensionale ordening van gegevens- of tekstcellen die tabelrijelementen bevatten als onderliggende elementen en die een bijschriftelement kunnen hebben als eerste of laatste onderliggende element.
TR
Tabelrijelement. Een rij van koppen of gegevens in een tabel; kan tabelkopcelelementen en tabelgegevenscelelementen bevatten.
TH
Tabelkopcelelement. Een tabelcel die koptekst of -gegevens bevat die een of meer rijen of kolommen in een tabel beschrijven.
Inline-elementen identificeren een stuk tekst met een specifieke opmaak of werking. Zij worden onderscheiden van blokelementen. Inline-elementen kunnen zijn opgenomen in blokelementen maar kunnen zelf ook blokelementen bevatten.
BibEntry
Item in bibliografie-element. Een beschrijving van een locatie waar bepaalde genoemde informatie kan worden gevonden.
Quote
Citaatitemelement. Een inline-tekstgedeelte dat wordt toegeschreven aan een ander dan de auteur van de tekst er direct omheen; is niet gelijk aan een blokcitaat, waarmee een hele alinea of een aantal alinea's wordt bedoeld, in tegenstelling tot inline-text.
Span
Bereikitemelement. Elk inline-tekstsegment; wordt meestal gebruikt om tekst af te bakenen die is gekoppeld met een set stijleigenschappen.
Speciale inline-elementen zijn vergelijkbaar met inline-elementen en beschrijven een inline-tekstdeel met een speciale opmaak of werking.
Form
Formulieritemelement. Een annotatie bij een PDF-formulier dat kan worden ingevuld of is ingevuld.
Link
Koppelingsitemelement. Een hyperlink die is ingesloten in een document. Het doel kan zich in hetzelfde document, in een ander PDF-document of op een website bevinden.