Voordat u begint
We brengen een nieuwe, meer intuïtieve productervaring uit. Als het scherm dat hier wordt weergegeven, niet overeenkomt met uw productinterface, selecteert u Help voor uw huidige ervaring.
Voordat u begint
We brengen een nieuwe, meer intuïtieve productervaring uit. Als het scherm dat hier wordt weergegeven, niet overeenkomt met uw productinterface, selecteert u Help voor uw huidige ervaring.
De tool Preflight bevat een verzameling aanvullende controles (zogenaamde regels in lagere versies van Acrobat) die u aan een profiel kunt toevoegen. Deze controles zijn beschikbaar in de sectie Aangepaste controles van elk profiel. U kunt deze controles op verschillende manieren wijzigen, afhankelijk van de PDF-eigenschap die ze beschrijven. U kunt ook enkelvoudige controles maken die snel kunnen worden uitgevoerd zonder deel uit te maken van een profiel. Als enkelvoudige controles worden uitgevoerd, wordt alle gemarkeerde inhoud in de resultaten weergegeven als fout.
Sommige eigenschappen worden gedefinieerd door een eenvoudige verklaring die waar of onwaar is voor een bepaald object in een PDF, bijvoorbeeld 'Lettertype is niet ingesloten' of 'Kleurgestuurde kleur gebruikt'. Met sommige eigenschapinstructies worden relaties opgegeven tussen de werkelijke waarde van een eigenschap (bijvoorbeeld tekstgrootte of steunkleurnaam) en de waarde die u invoert in het dialoogvenster (bijvoorbeeld 12 of Donkerblauw). Met andere instructies worden numerieke waarden vergeleken.
Relatie tussen waarde van eigenschap en opgegeven waarde |
|
Relatie tussen numerieke waarden |
Booleaanse eigenschappen |
gelijk aan |
niet gelijk aan |
is kleiner dan |
waar |
bevat |
bevat niet |
is kleiner dan of gelijk aan |
niet waar |
begint met |
begint niet met |
gelijk aan |
|
eindigt met |
eindigt niet met |
niet gelijk aan |
|
opgenomen in |
niet opgenomen in |
is groter dan |
|
|
|
is groter dan of gelijk aan |
|
De eigenschappen voor het definiëren van een controle zijn gegroepeerd in categorieën. In het dialoogvenster Controle bewerken kunt u een lijst met alle groepen eigenschappen weergeven. Bovendien kunt u de afzonderlijke eigenschappen bekijken waaruit elke groep bestaat, en een uitleg weergeven van de manier waarop de eigenschappen in Preflight worden gebruikt.
De volgende groepen eigenschappen zijn beschikbaar:
Tekst
Deze groep bevat informatie over de rendering van tekst, of deze anamorf of schuin wordt geschaald en of de tekst kan worden toegewezen aan Unicode en dus correct kan worden gekopieerd of geëxporteerd.
Font
Deze groep bevat een beschrijving van alle aspecten van een font voor de rendering van tekst. Overigens is tekstgrootte een teksteigenschap, geen fonteigenschap, omdat een font in allerlei grootten in een PDF-document kan worden gebruikt. Tekstgrootte is opgenomen in de groep eigenschappen Tekst.
Afbeelding
Deze groep omvat de resolutie, de bitdiepte, het aantal pixels, de rendering intent en meer afbeeldingsgegevens.
Kleuren
Deze groep bevat kleurkenmerken, zoals kleurruimten, alternatieve kleurruimten, patronen en steunkleuren. Met alternatieve kleurruimten kunnen in Acrobat bepaalde steunkleuren en steunkleuren met meerdere componenten (DeviceN) worden weergegeven of afgedrukt. Als u bijvoorbeeld de kleur oranje wilt produceren op een monitor of printer, vereist de PDF een alternatieve kleurruimte (bestaande uit RGB- of CMYK-kleuren) waarmee wordt gedefinieerd hoe de steunkleur eruitziet.
ICC-kleurruimten
Deze groep bevat eigenschappen voor het krijgen van toegang tot kenmerken in de ingesloten ICC-profielen, waarmee de ICC-kleurruimten worden gedefinieerd. ICC-profielen bevatten gegevens voor het omzetten van apparaatafhankelijke kleur naar een apparaatonafhankelijke kleurruimte, zoals Lab. Hierdoor kunt u kleuren consistent reproduceren op verschillende platforms, apparaten en ICC-compatibele toepassingen (zoals Adobe Illustrator en InDesign). Een document met objecten in verschillende kleurruimten (zoals RGB, CMYK en grijstinten) kan verschillende ICC-profielen hebben voor het kalibreren van elke kleurruimte.
Eigenschappen van grafische status voor vulling
Deze groep omvat grafische informatie over de manier waarop gebieden worden gevuld en met name over de kleurwaarden van de actuele kleurruimte.
Eigenschappen van grafische status voor lijn
Deze groep bevat grafische informatie over de manier waarop lijnen worden getekend en vooral over de kleurwaarden van de huidige kleurruimte. De groep omvat ook lijnspecifieke eigenschappen, zoals dikte.
Algemene eigenschappen van grafische status
Deze groep bevat instellingen waarmee wordt bepaald hoe tekst of afbeeldingen worden weergegeven op een PDF-pagina. In deze groep zijn bijvoorbeeld overdrukinstellingen opgenomen.
Halftoon
Deze groep bevat grafische instellingen die van belang zijn voor prepress-bewerkingen, zoals schermhoek, frequentie en steunvorm.
Paginabeschrijving
Deze groep bevat algemene informatie over objecten op een PDF-pagina, zoals het type object (bijvoorbeeld een afbeelding, een stuk tekst of een vloeiende schaduw), of het zich binnen of buiten het gebied bevindt dat kan worden weergegeven of hoe ver het zich bevindt van het bijsnijdvak.
OPI
Deze groep bevat eigenschappen voor het analyseren van alle bestaande OPI-koppelingen (opmerkingen), ongeacht of het gaat om OPI-versie 1.3 of 2.0. De mogelijke OPI-items in een PDF zijn dezelfde als in PostScript-bestanden.
Ingesloten PostScript
Deze groep verwijst naar de PostScript-code die in de PDF kan worden ingesloten. Er zijn drie eigenschappen: een voor een PostScript-operator die rechtstreeks in een paginabeschrijving wordt gebruikt, een voor PostScript-code die is ingesloten in een PostScript XObject en een voor een PostScript Form XObject (een vroege vorm van een PostScript XObject).
Metagegevens van object
Deze groep bevat informatie die in het object is ingesloten, zoals de auteur, de resolutie, de kleurruimte, het copyright en de trefwoorden die erop zijn toegepast. Als een Photoshop-afbeelding met metagegevens bijvoorbeeld in een InDesign-document wordt geplaatst en het document wordt geconverteerd naar PDF, kan deze informatie worden opgehaald en gecontroleerd door eigenschappen in deze groep.
Annotaties
Deze groep bevat de meeste kenmerken van opmerkingen en tekeningmarkeringen, overvullingen en drukkermarkeringen.
Formuliervelden
Deze groep bevat eigenschappen voor formuliervelden.
Lagen
Deze groep controleert op optionele inhoud die soms de weergave van een pagina wijzigt.
Pagina's
Bevat paginanummers en paginaformaten die de verschillende documentvakken vertegenwoordigen die worden ondersteund door de technologie van Adobe PDF 1.3 en hoger (mediavak, afloopvak, bijsnijdvak en kunstvak). Daarnaast bevat deze groep plaatnamen voor PDF-pagina's die behoren tot een voorgescheiden PDF.
Document
Deze groep bevat alle informatie die op de hele PDF van toepassing is, bijvoorbeeld of het document is versleuteld en of het formuliervelden of bladwijzers bevat.
Documentinfo
In deze groep vindt u alle standaardgegevens die ook toegankelijk zijn via het dialoogvenster Documentinfo in Acrobat en informatie die is gestandaardiseerd middels de ISO 15930-norm (PDF/X).
Metagegevens document
Deze groep bevat informatie die in het document is ingesloten, zoals de titel, de auteur, het copyright en de trefwoorden die erop zijn toegepast. Deze informatie is ook beschikbaar in de sectie Metadata document van het dialoogvenster Documenteigenschappen in Acrobat. Als u deze informatie wilt openen, selecteert u Bestand > Documenteigenschappen, selecteert u het tabblad Beschrijving en selecteert u vervolgens Aanvullende metadata.
Handtekeningen
Hiermee neemt u gegevens op over de handtekeningen in het document.
Gestructureerde PDF
Deze groep bevat verschillende basiseigenschappen voor de codestructuur in een gecodeerde PDF, waarvoor de PDF/A-standaard beperkingen definieert.
Uitvoerintenties voor PDF/X, PDF/A of PDF/E
Met deze groep wordt gedefinieerd voor welk uitvoerproces de PDF is voorbereid. Een PDF die is bedoeld voor afgedrukte uitvoer met hoge resolutie, bevat meestal een uitvoerintentie met een ingesloten ICC-profiel, die wordt gebruikt door een proefdrukapparaat of de RIP van een apparaat (Raster Image Processor).
Uitvoerintenties voor PDF/X, PDF/A of PDF/E (ICC-profieleigenschappen)
Deze groep bevat eigenschappen voor de toegang tot gegevens in een ICC-profiel dat is ingesloten in de uitvoerintentie. Deze groep bevat dezelfde eigenschappen als ICC-profielen voor objecten, zoals de profielnaam en het type. Met het ICC-profiel wordt de uitvoervoorwaarde beschreven van het apparaat waarop het document wordt weergegeven.
Efficiëntie van PDF-inhoudsstroom
Deze groep helpt u bepalen hoe efficiënt paginabeschrijvingen zijn gecodeerd. Het is bijvoorbeeld mogelijk om de tekst Hallo op te nemen als tekstoperator voor het hele woord of als meerdere tekstoperatoren voor elk teken in het woord. Dat laatste is minder efficiënt en zorgt ervoor dat de rendering van pagina's minder snel verloopt. De efficiëntiecontroles geven u percentages voor verschillende operatortypen. In de meeste gevallen is een kleinere waarde beter dan een hogere waarde.
Fouten in PDF-syntaxis
Deze groep geeft informatie over specifieke fouten in de syntaxis van een PDF. Als bepaalde sleutels die door de PDF-specificatie worden vereist, bijvoorbeeld niet zijn inbegrepen, is rendering van het bestand in Acrobat wellicht toch mogelijk. Voor voorspelbare PDF-rendering is het echter aan te raden alle PDF's strikt in overeenstemming met de PDF-specificatie te coderen.
Fouten in gestructureerde PDF
Deze groep geeft informatie over fouten in de codestructuur van een gecodeerde PDF. Er wordt bijvoorbeeld een fout gemeld als het type van een gecodeerd object niet duidelijk is. De eigenschappen in deze groep helpen u fouten op te sporen in de codestructuur.
Fouten in PDF-inhoudsstroom
Deze groep geeft informatie over fouten in de paginabeschrijvingen van een PDF. Er zijn bijvoorbeeld drie numerieke operanden nodig om RGB-kleur te definiëren. Als er minder dan drie operatoren zijn, is rendering van de pagina niet mogelijk. De eigenschappen in deze groep helpen u bepalen waarom rendering van een PDF-pagina niet wordt uitgevoerd.
De lijst Profielen in het dialoogvenster Preflight: Profiel bewerken bevat vooraf gedefinieerde profielen die bij Acrobat worden geleverd, en eventuele aangepaste profielen die u hebt gemaakt. Als u Aangepaste controles selecteert, ziet u meer opties voor het selecteren en wijzigen van items. Met de knoppen onder de kolom voert u elementaire bewerkingsfuncties uit, zoals dupliceren, verwijderen en maken. Het zoekvak helpt u een specifieke controle te zoeken.
A. Zoeken B. Beschrijving C. Waarschuwingen D. Controle inschakelen E. Nieuwe controle maken en opnemen in huidige profiel F. Controle dupliceren en toewijzen aan huidige profiel G. Controle bewerken H. Controle uit profiel verwijderen I. Opnemen in profiel J. Nieuwe controle K. Dubbele controle L. Controle bewerken M. Controle verwijderen
Acrobat bevat verschillende vooraf gedefinieerde Preflight-profielen die u ongewijzigd kunt gebruiken of kunt veranderen om aangepaste profielen te maken. Een profiel dat redelijk aan uw wensen voldoet, kunt u wijzigen door een of meer controles toe te voegen om het document met andere criteria te analyseren. Een bestaande controle kan bijvoorbeeld alle tekst detecteren die niet gewoon zwart is, dat wil zeggen tekst waarin zwart wordt gebruikt plus een bepaalde hoeveelheid cyaan, magenta en geel. Omdat dit mogelijk een probleem oplevert bij het afdrukken van kleine tekst, kunt u de controle wijzigen zodat tekstobjecten worden gemarkeerd die meerdere kleuren gebruiken en een tekstgrootte van 12 of kleiner hebben.
U kunt in elk profiel controles desgewenst opnieuw gebruiken. Houd er echter rekening mee dat als u een controle aanpast die in meerdere profielen wordt gebruikt, deze wordt aangepast in elk profiel dat deze controle gebruikt. Als u wilt voorkomen dat u overbodige wijzigingen aanbrengt, wijzigt u de naam van de controle voor een bepaald profiel. Voordat u een Preflight-profiel kunt wijzigen, moet u het ontgrendelen.
Selecteer in het dialoogvenster Preflight het tabblad Profielen en selecteer vervolgens een profiel. Selecteer Bewerken naast de profielnaam.
Selecteer Ontgrendeld in het pop-upmenu linksboven.
Selecteer Aangepaste controles uit de lijst met items die worden weergegeven onder de profielnaam in het linkerdeelvenster.
Om een controle toe te voegen aan het profiel, selecteert u de controle in de sectie Alle beschikbare aangepaste controles, selecteert u de pijl naar links en past u indien nodig het waarschuwingstype aan in het pop-upmenu linksonder in het dialoogvenster.
Het waarschuwingstype, dat standaard Fout is, geeft aan welk soort waarschuwing de Preflight-tool weergeeft als er een niet-overeenkomend probleem wordt gevonden. U kunt zo veel controles toevoegen als u nodig hebt.
Als u een controle wilt verwijderen uit het profiel, selecteert u deze in het deelvenster Aangepaste controles in dit profiel en selecteert u de pijl naar rechts.
Dubbelklik op een controle als u deze wilt bewerken.
Om snel een specifieke controle te vinden, voert u de naam geheel of gedeeltelijk in het zoekvak onder de sectie Alle beschikbare aangepaste controles in. Alleen items die de zoekterm bevatten, worden weergegeven. Als u de naam uit het zoekvak verwijdert, worden alle controles weer weergegeven.
U kunt een ontgrendelde, vooraf gedefinieerde controle wijzigen, maar het is beter om de vooraf gedefinieerde controles intact te laten. In plaats daarvan kunt u een nieuwe controle maken of een controle baseren op een bestaande controle.
Controles met vergendelingen bevinden zich in vergrendelde profielen en kunnen niet worden bewerkt totdat alle profielen die de controle gebruiken, zijn ontgrendeld.
Ga in het deelvenster Profielen van het dialoogvenster Preflight naar Profielen selecteren.
Selecteer een profiel en selecteer vervolgens Bewerken naast de profielnaam.
Selecteer indien nodig Ontgrendeld in het pop-upmenu.
Selecteer Aangepaste controles in het linkerdeelvenster van het dialoogvenster Preflight: Profiel bewerken.
In het dialoogvenster Preflight-profiel bewerken selecteert u onder Aangepaste controles in dit profiel het pictogram Nieuw om een nieuwe controle te maken of selecteert u een controle en selecteert u het pictogram Dupliceren om de nieuwe controle op een bestaande te baseren.
Voer in het linkerdeelvenster van het dialoogvenster Preflight: Nieuwe controle of Preflight: Controle dupliceren een van de volgende handelingen uit:
Voer het bericht in dat u wilt weergeven wanneer de controle een probleem constateert (wordt geactiveerd) en wanneer er geen probleem wordt gevonden. Als u bijvoorbeeld een controle definieert op het gebruik van steunkleuren, kan uw bericht zijn dat het document geen steunkleuren heeft als er geen discrepantie wordt gevonden.
Typ een toelichting voor de controle.
Selecteer de items waarop u de controle wilt toepassen.
Selecteer een groep, selecteer een eigenschap voor de groep en selecteer vervolgens Toevoegen. Klik op OK om de toevoeging te bevestigen.
Ga in het deelvenster Profielen van het dialoogvenster Preflight naar Enkelvoudige controles selecteren.
Selecteer Opties > Controle maken.
Selecteer een groep, selecteer een eigenschap voor de groep en selecteer Toevoegen. Selecteer OK om de toevoeging te bevestigen.
De nieuwe enkelvoudige controle wordt weergegeven in de groep die hoort bij de groep en eigenschap van de controle.
Ga in het deelvenster Profielen van het dialoogvenster Preflight naar Enkelvoudige controles selecteren.
Selecteer een bestaande controle en selecteer Opties > Controle dupliceren.
Selecteer een groep, selecteer een eigenschap voor de groep en selecteer Toevoegen. Selecteer OK om de toevoeging te bevestigen.
Ga in het deelvenster Profielen van het dialoogvenster Preflight naar Enkelvoudige controles selecteren.
Selecteer een enkele controle, selecteer de vlag naast de naam en selecteer Favoriet.
Dubbelklik in het dialoogvenster Preflight: Profiel bewerken op een controle en selecteer vervolgens Gebruik in het dialoogvenster Controle bewerken om te zien welke profielen de controle gebruiken.