Voordat u begint
We brengen een nieuwe, meer intuïtieve productervaring uit. Als het scherm dat hier wordt weergegeven, niet overeenkomt met uw productinterface, selecteert u Help voor uw huidige ervaring.
Voordat u begint
We brengen een nieuwe, meer intuïtieve productervaring uit. Als het scherm dat hier wordt weergegeven, niet overeenkomt met uw productinterface, selecteert u Help voor uw huidige ervaring.
Start Acrobat Distiller.
Kies in een Adobe Creative Cloud-toepassing de optie Bestand > Afdrukken, selecteer Adobe PDF als de doelprinter en klik op Afdrukinstellingen (Photoshop) of Instellingen > Voorkeuren (InDesign).
(Windows) Kies in toepassingen van Office 2010 of later Acrobat > Voorkeuren.
(Windows) Kies in een andere ontwerptoepassing Adobe PDF > Conversie-instellingen wijzigen.
Een PDF-voorinstelling is een groep instellingen die van invloed is op de wijze waarop een PDF wordt gemaakt. Deze instellingen wordt opgegeven om de juiste balans te vinden tussen bestandsgrootte en kwaliteit, afhankelijk van het gebruiksdoel van de PDF. De meeste vooraf gedefinieerde voorinstellingen worden gedeeld door alle Adobe Creative Cloud-toepassingen, met inbegrip van InDesign, Illustrator, Photoshop en Acrobat. U kunt ook eigen voorinstellingen maken voor uw eigen unieke uitvoervereisten. Een opgeslagen PDF-voorinstellingsbestand heeft het achtervoegsel .joboptions.
Sommige van de volgende voorinstellingen zijn pas beschikbaar wanneer u deze van de standaardmap Extras naar de map Settings voor aangepaste instellingen hebt verplaatst.
Acrobat Standard heeft geen map Extras. De voorinstellingen die zijn geïnstalleerd in de map Extras, zijn alleen beschikbaar in Acrobat Pro.
De mappen Distiller, Extras en Settings voor standaardinstellingen bevinden zich gewoonlijk op de volgende locatie.
Op Windows 11 (64-bits), Windows 10 versie 1810 of later (32-bits en 64-bits), Windows 8, 8.1 (32-bits en 64-bits)†, Windows 7 SP1 (32-bits en 64-bits) of Windows Server - 2008 R2 (64-bits), 2012 (64-bits), 2012 R2 (64-bits)†, 2016 (64-bits) of 2019 (64-bits): Users/[user name]/ProgramData/Adobe/Adobe PDF
Op macOS: Users/[user name]/Library/Application Support/Adobe/Adobe PDF
De standaard instellingenbestanden die met Distiller worden geïnstalleerd, zijn Alleen lezen en Verborgen.
De aangepaste instellingen bevinden zich op de volgende locaties:
Niet alle voorinstellingen zijn beschikbaar in alle Adobe Creative Cloud-toepassingen.
Controleer de PDF-instellingen regelmatig. De instellingen worden niet automatisch teruggezet op de standaardinstellingen. Toepassingen en hulpprogramma's die PDF's maken, gebruiken de set PDF-instellingen die als laatste is gedefinieerd of geselecteerd.
Hoge afdrukkwaliteit
Hiermee maakt u PDF-bestanden die geschikt zijn voor afdrukken van hoge kwaliteit op desktopprinters en drukpersen. Bij deze voorinstelling wordt PDF 1.4 gebruikt, worden afbeeldingen in kleur en grijswaarden gedownsampled naar 300 ppi en monochrome afbeeldingen naar 1200 ppi. Daarnaast worden subsets met alle lettertypen ingesloten, blijven kleuren ongewijzigd en wordt de transparantie niet afgevlakt (voor bestandstypen waarin transparantie mogelijk is). Deze PDF-bestanden kunnen worden geopend in Acrobat 10.x en Acrobat Reader 10.x en hoger.
Te grote pagina's (Acrobat Pro)
Hiermee maakt u PDF-bestanden die kunnen worden gebruikt voor het weergeven en afdrukken van technische tekeningen die groter zijn dan 200 x 200 inch (508 x 508 cm). Deze PDF-bestanden kunnen worden geopend in Acrobat en Acrobat Reader 10.x en hoger.
PDF/A-1b: 2005 (CMYK en RGB)
Deze voorinstelling wordt gebruikt voor elektronische documenten die langdurig bewaard moeten blijven (archivering). PDF/A-1b gebruikt PDF 1.4 en converteert alle kleuren naar CMYK of RGB, afhankelijk van de norm die u kiest. Deze PDF-bestanden kunnen worden geopend in Acrobat en Acrobat Reader versies 10.x en hoger.
PDF/X-1a (2001 en 2003) (Acrobat Pro)
PDF/X-1a vereist dat alle lettertypen worden ingesloten, dat de juiste PDF-kaders worden opgegeven en dat kleuren worden weergegeven als CMYK, steunkleuren of beide. Bestanden die voldoen aan deze standaard moeten informatie bevatten over de manier waarop ze moeten worden afgedrukt. PDF-bestanden die voldoen aan de PDF/X-1a-standaard kunnen worden geopend in Acrobat 10.x en Acrobat Reader 10.x en hoger.
Bij PDF/X-1a wordt PDF 1.3 gebruikt en worden afbeeldingen in kleur en grijswaarden gedownsampled naar 300 ppi en monochrome afbeeldingen naar 1200 ppi. Subsets met alle lettertypen worden ingesloten, er worden niet-gecodeerde PDF's gemaakt en transparantie wordt afgevlakt met de instelling Hoge resolutie.
De voorinstellingen PDF/X-1a:2003 en PDF/X-3 (2003) worden tijdens de installatie naar de computer gekopieerd. U kunt ze echter pas gebruiken nadat u ze van de map Extras naar de map Settings hebt verplaatst.
Drukwerkkwaliteit
Hiermee maakt u PDF-bestanden met een hoge afdrukkwaliteit, bijvoorbeeld voor digitaal afdrukken of voor kleurscheidingen die op een zetmachine of plaatmachine worden afgedrukt. De bestanden voldoen echter niet aan de PDF/X-standaard. In dit geval is de kwaliteit van de inhoud het belangrijkste. Het doel is om in een PDF-bestand alle gegevens te behouden die een drukker of prepressbureau nodig heeft om het document correct af te drukken. Bij deze set opties wordt PDF 1.4 gebruikt, worden kleuren geconverteerd naar CMYK, worden afbeeldingen in kleur en grijswaarden gedownsampled naar 300 ppi en monochrome afbeeldingen naar 1200 ppi. Subsets met alle lettertypen worden ingesloten en de transparantie wordt behouden (voor bestandstypen waarin transparantie mogelijk is).
Deze PDF-bestanden kunnen worden geopend in Acrobat 10.x en Acrobat Reader 10.x en hoger.
Opmerking: voordat u een PDF-bestand maakt voor verzending naar een commerciële drukker of een prepressbureau, moet u weten welke uitvoerresolutie en overige instellingen vereist zijn. U kunt ook om een .joboptions-bestand met de aanbevolen instellingen vragen. Soms moet u de Adobe PDF-instellingen aanpassen voor een bepaald bureau en een eigen .joboptions-bestand meeleveren.
Rich Content PDF (Acrobat Pro)
Hiermee maakt u gebruiksklare PDF-bestanden met codes, hyperlinks, bladwijzers, interactieve elementen en lagen. Bij deze set opties wordt PDF 1.6 gebruikt en worden subsets van alle lettertypen ingesloten. Ook worden de bestanden geoptimaliseerd voor byte-serving. Deze PDF-bestanden kunnen worden geopend in Acrobat en Reader 7.0 en hoger. De voorinstelling PDF-bestanden met rijke inhoud staat in de map Extra's.
Deze voorinstelling werd in eerdere versies van bepaalde toepassingen eBook genoemd.
Kleinste bestandsgrootte
Hiermee maakt u PDF-bestanden voor weergave op het web of een intranet of voor verspreiding een via e-mailsysteem. Met deze set opties worden compressie, downsampling en een relatief lage afbeeldingsresolutie gebruikt. Alle kleuren worden omgezet naar sRGB, maar er worden geen lettertypen ingesloten (voor omzettingen in Adobe Acrobat Distiller). Ook worden de bestanden geoptimaliseerd voor byte-serving.
Deze PDF-bestanden kunnen worden geopend in Acrobat en Reader 6.0 en hoger.
Standaard
Hiermee maakt u PDF-bestanden die worden afgedrukt op desktopprinters of digitale kopieerapparaten, die worden gepubliceerd op een cd of die als een proefdruk naar een klant worden gestuurd. Bij deze opties worden compressie en downsampling gebruikt om de bestandsgrootte te beperken. Met deze set worden echter ook subsets ingesloten met alle (toegestane) lettertypen die in het bestand worden gebruikt. Verder worden alle kleuren omgezet naar sRGB en wordt een gemiddelde resolutie gebruikt voor het afdrukken. Subsets van Windows-lettertypen worden niet standaard ingesloten. PDF-bestanden die met dit instellingenbestand zijn gemaakt, kunnen worden geopend in Acrobat en Reader 6.0 en hoger.
De normen PDF/X, PDF/E en PDF/A zijn gedefinieerd door de International Organization for Standardization (ISO). Deze standaarden gelden voor het uitwisselen van grafische inhoud. PDF/E-normen zijn van toepassing op de interactieve uitwisseling van engineeringdocumenten. PDF/A-standaarden zijn van toepassing op de langetermijnarchivering van elektronische documenten. Tijdens de PDF-omzetting wordt het desbetreffende bestand gecontroleerd aan de hand van de opgegeven norm. Als de PDF niet voldoet aan de geselecteerde ISO-norm, wordt gevraagd of u de conversie wilt annuleren of dat u een bestand wilt maken dat niet compatibel is.
Verschillende PDF/X-formaten zijn de meest gebruikte standaarden voor publicatieworkflows: PDF/X‑1a, PDF/X‑3 en (in 2008) PDF/X‑4. De meest gebruikte standaarden voor archivering van PDF's zijn PDF/A-1a en PDF/A-1b (voor minder strenge eisen). Momenteel is PDF/E-1 de enige versie van PDF/E.
Zie voor meer informatie over PDF/X, PDF/E en PDF/A de websites van ISO en AIIM.
U kunt desgewenst eigen conversie-instellingen maken voor specifieke taken of uitvoerapparaten. De selecties die u maakt, bepalen of de document lettertypen worden ingesloten met een subset op 100%. De selecties bepalen hoe vectorobjecten en afbeeldingen worden gecomprimeerd en gesampled. De selecties bepalen ook of de resulterende PDF geavanceerde informatie over het afdrukken van een foto bevat, zoals de OPI-opmerking (Open Prepress Interface). Standaardinstellingenbestanden kunnen niet worden gewijzigd, maar wel worden gedupliceerd om nieuwe instellingenbestanden te maken.
Als de PDF is bedoeld voor kwaliteitsafdrukken, vraagt u het servicebureau om hun .joboptions-bestand met de aanbevolen uitvoerresolutie en andere instellingen. Op deze manier bevat de PDF die u het servicebureau geeft, kenmerken die optimaal zijn afgestemd op uw afdrukwerkstroom.
Selecteer in Acrobat Distiller in het menu Standaardinstellingen een van de eerder gedefinieerde optiesets die u als beginpunt wilt gebruiken en kies dan Instellingen > Adobe PDF-instellingen bewerken.
Selecteer in ontwerptoepassingen of -hulpprogramma's Adobe PDF als doelprinter (meestal in het dialoogvenster Pagina-instelling of Afdrukken) en klik op Eigenschappen.
(Windows) Klik op het tabblad Instellingen van het dialoogvenster Acrobat PDFMaker op Geavanceerde instellingen.
Opmerking: u kunt in Windows vanuit het dialoogvenster Adobe PDF-instellingen overschakelen naar een andere voorinstelling. Selecteer Alle instellingen tonen (links onder) en selecteer vervolgens een voorinstelling in de lijst aan de linkerkant.
Klik op OK om een duplicaat op te slaan van het aangepaste bestand met voorinstellingen. Dit naam van dit bestand wordt automatisch gewijzigd. Als u bijvoorbeeld de voorinstelling Drukwerkkwaliteit bewerkt, verschijnt de eerste aangepaste versie als Drukwerkkwaliteit (1).
Klik op Opslaan als, geef een nieuwe beschrijvende naam op voor het bestand en klik op Opslaan.
Het aangepaste bestand wordt opgeslagen in Windows 11 (64 bits), Windows 10 versie 1810 of later (32 bits en 64 bits), Windows 8, 8.1 (32 bits en 64 bits)†, Windows 7 SP1 (32 bits en 64 bits), of Windows Server - 2008 R2 (64 bits), 2012 (64 bits), 2012 R2 (64 bits)†, 2016 (64 bits) of 2019 (64 bits)
User/[gebruikersnaam]/AppData/Roaming/Adobe/Adobe PDF/Settings, of (macOS) Users/[gebruikersnaam]/Library/Application Support/Adobe PDF/Settings.
Kies in Acrobat Distiller de optie Instellingen > Adobe PDF-instellingen verwijderen.
Selecteer het aangepaste bestand en klik op Verwijderen.
Herhaal stap 2, indien nodig, en klik op Annuleren om het dialoogvenster Adobe PDF-instellingen verwijderen te sluiten.
De Instellingen > Geavanceerde PDF-instellingen bewerken van Acrobat Distiller Adobe PDFMaker bevatten vensters met opties die u kunt selecteren om uw PDF-uitvoer aan te passen.
In dit venster selecteert u de gewenste Acrobat-versie voor bestandscompatibiliteit en andere bestands- en apparaatinstellingen.
Compatibiliteit
Hiermee stelt u het compatibiliteitsniveau van de PDF in. Kies de meest recente versie (in dit geval versie 1.7) als u de nieuwste kenmerken en functies wilt kunnen gebruiken. Als u PDF's maakt voor algemene distributie, kunt u beter een eerdere versie kiezen, zodat iedereen het document kan bekijken en afdrukken.
Compressie op objectniveau
Hiermee comprimeert u structurele informatie (zoals bladwijzers, toegankelijkheid, en niet-comprimeerbare objecten). Deze informatie wordt verborgen en onbruikbaar gemaakt voor Acrobat 5.0 of Reader 5.0. Met codes wordt alleen structurele informatie gecomprimeerd. Indien uitgeschakeld, wordt geen compressie toegepast.
Pagina's automatisch roteren
Hiermee worden pagina's automatisch geroteerd op basis van de tekstrichting.
Als DSC-opmerkingen verwerken is ingeschakeld op het tabblad Geavanceerd en als opmerkingen over de afdrukstand zijn opgenomen, hebben deze opmerkingen voorrang bij het bepalen van de afdrukstand van de pagina.
Gezamenlijk op bestand
Hiermee worden alle pagina's geroteerd op basis van de stand van het merendeel van de tekst in het document.
Afzonderlijk
Hiermee wordt elke pagina afzonderlijk geroteerd op basis van de stand van de tekst op die pagina.
Uit
Hiermee worden pagina's niet geroteerd.
Binding
Hiermee geeft u aan of een PDF moet worden weergegeven met binding aan de linkerkant of aan de rechterkant. De instelling voor Boekbinding is van invloed op de 'look and feel' van pagina's in de indeling Twee pagina's, doorlopend en de weergave van miniaturen naast elkaar.
Resolutie
Hiermee kunt u bij PostScript-bestanden de resoluties emuleren op basis van de printer waarop de bestanden worden afgedrukt. Toegestane waarden liggen tussen 72 en 4000. Gebruik de standaardinstelling tenzij u de PDF op een specifieke printer wilt afdrukken waarbij u de resolutie emuleert die in het oorspronkelijke PostScript-bestand is gedefinieerd.
Met een hogere resolutie wordt het bestand groter en kan het verwerken van sommige bestanden iets langer duren.
Pagina's
Hiermee geeft u op welke pagina's u naar PDF wilt converteren.
Miniaturen insluiten
Hiermee sluit u een miniatuur van elke pagina in de PDF in. Het bestand wordt hierdoor groter. Schakel deze instelling uit wanneer gebruikers van Acrobat 5.0 en hoger de PDF bekijken en afdrukken. Wanneer u het deelvenster Pagina's van een PDF selecteert, worden de miniaturen dynamisch gegenereerd door de versies.
Optimaliseren voor snelle webweergave
Hiermee deelt u het bestand opnieuw in, zodat het vanaf een webserver sneller kan worden geopend (pagina's één voor één downloaden ofwel byte serving). Bij deze optie worden tekst en lijnen gecomprimeerd en worden compressieselecties in het venster Afbeeldingen genegeerd.
Standaardpaginaformaat
Hiermee geeft u het paginaformaat op dat wordt gebruikt als in het oorspronkelijke bestand geen formaat is opgegeven. EPS-bestanden geven een kadergrootte, geen paginaformaat.
Met de opties in het venster Afbeeldingen geeft u compressie en resampling op voor afbeeldingen in kleur, grijswaarden en monochroom. U kunt met deze opties experimenteren om de gewenste bestandsgrootte en afbeeldingskwaliteit optimaal op elkaar af te stemmen.
De resolutie voor kleuren- en grijswaardenafbeeldingen moet 1,5 tot 2 keer groter zijn dan de rasterliniatuur waarmee het bestand wordt afgedrukt. De resolutie voor monochrome afbeeldingen moet hetzelfde zijn als die voor het uitvoerapparaat. Als u echter een monochroom bestand opslaat met een resolutie hoger dan 1500 dpi, neemt de bestandsgrootte toe zonder dat de kwaliteit van de afbeelding aanzienlijk wordt verbeterd. Voor afbeeldingen die worden vergroot, zoals kaarten, is wellicht een hogere resolutie nodig.
De resampling van monochrome afbeeldingen kan leiden tot onverwachte weergaveresultaten. De afbeelding wordt bijvoorbeeld niet weergegeven. Als dit gebeurt, schakelt u resampling uit en converteert u het bestand opnieuw. Dit probleem doet zich het meest voor bij subsampling en het minst bij bicubische downsampling.
In de volgende tabel ziet u veelgebruikte soorten printers en de resolutie die in dpi wordt gemeten. Ook ziet u hier een standaardschermlinaal met lijnen per inch (lpi) en een resamplingresolutie voor afbeeldingen die in pixels per inch (ppi) worden gemeten. Als u bijvoorbeeld afdrukt op een 600-dpi laserprinter, geeft u een resolutie van 170 op voor de resampling van afbeeldingen.
Printerresolutie |
Standaardraster-liniatuur |
Afbeeldingsresolutie |
300 dpi (laserprinter) |
60 lpi |
120 ppi |
600 dpi (laserprinter) |
85 lpi |
170 ppi |
1200 dpi (beeldzetmachine) |
120 lpi |
240 ppi |
2400 dpi (beeldzetmachine) |
150 lpi |
300 ppi |
Downsample (Uit)
Hiermee verlaagt u resoluties tot de resolutie van het uitvoerapparaat bij afbeeldingen met een resolutie die hoger is dan de waarde bij Voor afbeeldingen boven. Pixels in een voorbeeldgebied van de afbeelding worden gecombineerd tot één grotere pixel.
Gemiddelde downsampling op
Hierbij wordt het gemiddelde genomen van de pixels in een samplegebied en wordt het gehele gebied vervangen door de gemiddelde pixelkleur bij de opgegeven resolutie.
Subsampling naar
Hiermee wordt een geheel gebied vervangen door een pixel uit dat voorbeeldgebied, met de opgegeven resolutie. De conversie verloopt sneller dan bij downsampling, maar de afbeeldingen zijn minder vloeiend.
Bicubische downsampling naar
Hiermee bepaalt u de pixelkleur met een gewogen gemiddelde in plaats van een eenvoudig gemiddelde (zoals bij downsampling). Deze methode is langzamer, maar resulteert in de meest vloeiende toongradaties.
Compressie/beeldkwaliteit
Hiermee past u compressie toe op afbeeldingen in kleur, grijswaarden en monochroom. Voor kleuren- en grijswaardenafbeeldingen stelt u hiermee ook de beeldkwaliteit in.
Anti-alias naar grijs
Hiermee worden gekartelde randen in monochrome afbeeldingen vloeiender gemaakt. U kunt kiezen uit 2-bits, 4-bits of 8-bits voor 4, 16 of 256 grijsniveaus. Door anti-aliasing kunnen kleine letters of dunne lijnen wat wazig worden.
De compressie van tekst en lijnen is altijd ingeschakeld. Als u dit wilt uitschakelen, kunt u dat doen via de bijbehorende Distiller-parameter. Zie de SDK-documentatie in het Acrobat Developer Center op www.adobe.com/go/learn_acr_devcenter_en (PDF, alleen in het Engels) voor meer informatie.
Beleid
Hiermee opent u het dialoogvenster Beleid voor afbeeldingen, waar u verwerkingsopties kunt instellen voor afbeeldingen in kleur, grijswaarden en monochroom met een lagere resolutie dan u hebt opgegeven. Geef voor elk type afbeelding een resolutiewaarde op en kies vervolgens Negeren, Waarschuwen en verdergaan of Taak annuleren.
Met de opties in het venster Lettertypen kunt u aangeven welke lettertypen u wilt insluiten in een PDF en of u een subset met in de PDF gebruikte tekens wilt insluiten. U kunt OpenType®-, TrueType- en PostScript-lettertypen insluiten. Fonts met licentiebeperkingen zijn voorzien van een vergrendelingspictogram . Als u een font met een licentiebeperking selecteert, wordt de aard van de beperking beschreven in het dialoogvenster met Adobe PDF-opties.
Wanneer u PDF-bestanden met dezelfde lettertypesubset combineert, probeert Acrobat de lettertypesubsets te combineren.
Alle fonts insluiten
Hiermee worden alle gebruikte fonts in het bestand ingesloten. Het insluiten van fonts is vereist voor compatibiliteit met PDF/X.
OpenType-fonts insluiten
Hiermee worden alle OpenType-fonts in het bestand ingesloten en worden de OpenType-fontgegevens bewaard voor geavanceerde lijnindeling. Deze optie is alleen beschikbaar als u Acrobat 7 (PDF 1.6) of Acrobat 8 (PDF 1.7) hebt geselecteerd in het menu Compatibiliteit van het venster Algemeen.
Subset maken van ingesloten fonts als het percentage gebruikte tekens minder is dan
Hiermee geeft u een percentage als drempelwaarde op als u alleen een subset van de fonts wilt insluiten. Als de drempelwaarde bijvoorbeeld 35 is en er minder dan 35% van de tekens wordt gebruikt, worden alleen deze tekens ingesloten.
Wanneer insluiten mislukt
Hiermee geeft u aan wat Distiller moet doen als er bij de verwerking van een bestand geen font voor insluiting wordt gevonden.
Altijd insluiten
Als u alleen bepaalde lettertypen wilt insluiten, verplaatst u deze naar de lijst Altijd insluiten. Zorg ervoor dat de optie Alle lettertypen insluiten niet is geselecteerd.
Nooit insluiten
Plaats in deze lijst de fonts die u niet wilt insluiten. Kies zo nodig een andere fontmap in het keuzemenu om het font in de fontlijst weer te geven.
Fonts met licentiebeperkingen zijn voorzien van een vergrendelingspictogram. Als u een font met een licentiebeperking selecteert, wordt de aard van de beperking beschreven in het dialoogvenster met Adobe PDF-opties.
Naam toevoegen
Als het gewenste lettertype zich niet in een lettertypemap bevindt, klikt u op Naam toevoegen. Voer de naam van het lettertype in, selecteer de lijstAltijd insluiten (of de lijst Nooit insluiten) en klik op Toevoegen.
Een TrueType-font kan een instelling van de fontontwerper bevatten die verhindert dat het font wordt ingesloten in PDF-bestanden.
Verwijderen
Hiermee verwijdert u een lettertype uit de lijst Altijd insluiten of Nooit insluiten. Met deze actie verwijdert u het font niet van uw systeem. U verwijdert alleen de verwijzing naar het font uit de lijst.
Acrobat bevat niet de fonts Times, Helvetica en ZapfDingbats. Als u wilt dat de ontvangers van de PDF's deze fonts kunnen weergeven en afdrukken in de PDF's die u maakt, moet u die fonts insluiten.
Alle kleurbeheerinformatie voor Distiller wordt ingesteld in het venster Kleuren van het dialoogvenster Adobe PDF-instellingen, ongeacht of het gaat om de kleurbeheerinformatie van het PostScript-bestand, de CSF's (kleurinstellingenbestanden) van Distiller of de door u aangepaste instellingen.
Instellingenbestand
Hierin worden kleurinstellingen vastgelegd, inclusief de instellingen die worden gebruikt in grafische toepassingen. Met de instelling Geen kunt u de instellingen Beleid voor Kleurbeheer en Werkruimten bewerken.
Beleid voor kleurbeheer
Hiermee geeft u aan hoe Distiller onbeheerde kleuren in een PostScript-bestand converteert als u geen Distiller-kleurinstellingenbestand gebruikt. Dit menu is beschikbaar als u in het menu Instellingenbestand de optie Geen hebt geselecteerd.
Het effect op een PDF van de waarden bij Beleid voor kleurbeheer kan afhankelijk zijn van de compatibiliteitsinstelling die u kiest in het venster Algemeen.
Kleur ongewijzigd laten
Hiermee worden apparaatafhankelijke kleuren niet gewijzigd en blijven apparaatonafhankelijke kleuren als de best mogelijke equivalente kleuren behouden. Deze optie wordt vooral door drukkers gebruikt die hun apparaten hebben gekalibreerd, die met deze informatie de kleuren in het bestand hebben opgegeven en die alleen op die apparaten afdrukken.
Alles coderen (of converteren) voor kleurbeheer
Hiermee worden kleurobjecten gecodeerd met een ICC-profiel en worden kleuren gekalibreerd, waardoor ze apparaatonafhankelijk worden in PDF's die compatibel zijn met Acrobat 4 (PDF 1.3) of hoger. In PDF's die compatibel zijn met Acrobat 3.0 (PDF 1.2) worden apparaatafhankelijke kleurruimten in afbeeldingen (van het type RGB, grijswaarden en CMYK) geconverteerd naar apparaatonafhankelijke kleurruimten (CalRGB, CalGray en Cie L*a*b).
Alleen afbeeldingen coderen (of converteren) voor kleurbeheer
Hiermee worden alleen in afbeeldingen ICC-profielen gecodeerd (niet in tekst of vectorobjecten). Dit voorkomt dat er kleurverschuivingen optreden bij zwarte tekst als u in Distiller PDF's maakt die compatibel zijn met Acrobat 4.0 (PDF 1.3). In PDF's die compatibel zijn met Acrobat 3.0 (PDF 1.2) worden apparaatafhankelijke kleurruimten in afbeeldingen (van het type RGB, grijswaarden en CMYK) geconverteerd naar apparaatonafhankelijke kleurruimten (CalRGB, CalGray en Lab).
Alle kleuren converteren naar sRGB (of Alles converteren naar CalRGB)
Hiermee wordt kleur gekalibreerd, waardoor deze apparaatonafhankelijk wordt. CMYK- en RGB-afbeeldingen worden geconverteerd naar sRGB in PDF's die compatibel zijn met Acrobat 4 (PDF 1.3) of hoger. CMYK- en RGB-afbeeldingen worden geconverteerd naar gekalibreerde RGB (CalRGB) in PDF's die compatibel zijn met Acrobat 3.0 (PDF 1.2). Dit is vooral geschikt voor PDF's die op het scherm worden gebruikt of worden afgedrukt op printers met een lage resolutie.
Alle kleuren converteren naar CMYK
Hiermee worden kleurruimten geconverteerd naar DeviceGray of DeviceCMYK, afhankelijk van de opties die zijn opgegeven in het menu Werkruimten. U moet alle Werkruimten opgeven.
Renderintentie document
Hier kiest u een methode waarmee u kleuren toewijst aan kleurruimten. Het resultaat van de gekozen methode is afhankelijk van de profielen van de kleurruimten. Sommige profielen resulteren bijvoorbeeld bij gebruik van verschillende methoden in identieke resultaten.
Acrobat deelt vier render-intenties (Perceptueel, Verzadiging, Relatief colorimetrisch en Absoluut colorimetrisch) met andere Creative Suite-toepassingen.
Acrobat bevat ook de render-intentie Behouden, die aangeeft dat de intentie wordt opgegeven in het uitvoerapparaat en niet in de PDF. In veel uitvoerapparatuur is Relatief colorimetrisch de standaardintentie.
In alle gevallen kunnen intenties worden genegeerd of uitgeschakeld door kleurbeheerbewerkingen die plaatsvinden nadat het PDF-bestand is gemaakt.
Werkruimten
Voor alle andere waarden in Beleid voor kleurbeheer dan Kleur ongewijzigd laten kiest u een werkruimte waarmee u opgeeft met welke ICC-profielen de grijswaarden-, RGB- en CMYK-kleurruimten in gedistilleerde PDF's worden gedefinieerd en gekalibreerd.
Grijs
Hier kiest u een profiel waarmee u de kleurruimte definieert voor alle grijswaardenafbeeldingen in bestanden. Het standaard-ICC-profiel voor grijswaardenafbeeldingen is Adobe Gray - 20% puntverbreding. Kies Geen als u grijswaardenafbeeldingen niet wilt converteren.
RGB
Hier kiest u een profiel waarmee u de kleurruimte definieert voor alle RGB-afbeeldingen in bestanden. Het standaardprofiel sRGB IEC61966-2.1 wordt door veel uitvoerapparatuur herkend. Kies Geen als u RGB-afbeeldingen niet wilt converteren.
CMYK
Hier kiest u een profiel waarmee u de kleurruimte definieert voor alle CMYK-afbeeldingen in bestanden. Het standaardprofiel is U.S. Web Coated (SWOP) v2. Kies Geen als u CMYK-afbeeldingen niet wilt converteren.
als u Geen kiest voor alle drie de werkruimten, heeft dit hetzelfde effect als het selecteren van de optie Kleur ongewijzigd laten.
U kunt ICC-profielen (zoals de profielen die door het afdrukservicebureau worden verschaft) toevoegen door deze in de map ICCProfiles te plaatsen van de map Common in Windows\System\Color (Windows) of in System Folder/ColorSync (macOS).
CMYK-waarden behouden voor gekalibreerde CMYK-kleurenruimten
Als u deze optie selecteert, worden apparaatonafhankelijke CMYK-waarden beschouwd als apparaatafhankelijke waarden (DeviceCMYK), worden apparaatonafhankelijke kleurruimten genegeerd en gebruiken PDF/X-1a-bestanden de waarde Alle kleuren converteren naar CMYK. Als u deze optie niet selecteert, worden apparaatonafhankelijke kleurruimten geconverteerd naar CMYK als het Beleid voor Kleurbeheer is ingesteld op Alle kleuren converteren naar CMYK.
Instellingen voor Menggrijsvervanging en Zwarte plaat behouden
Hiermee worden deze instellingen behouden als deze voorkomen in het PostScript-bestand. Met Black Generation (Zwarte plaat) wordt de hoeveelheid zwart berekend voor de reproductie van een kleur. Met Under color removal (Menggrijsvervanging) vermindert u het cyaan, magenta en geel om te compenseren voor de zwarte plaat. Omdat u met Menggrijsvervanging minder inkt gebruikt, is het een geschikte optie voor niet-gecoat papier.
Wanneer overdrachtsfuncties worden aangetroffen
Hiermee geeft u op hoe overdrachtsfuncties in PDF's moeten worden verwerkt. Overdrachtsfuncties worden gebruikt voor artistieke effecten en voor de correctie van de kenmerken van een specifiek uitvoerapparaat.
Verwijderen
Hiermee verwijdert u alle toegepaste overdrachtsfuncties. Toegepaste overdrachtsfuncties moeten worden verwijderd, behalve als het PDF-bestand wordt uitgevoerd naar hetzelfde apparaat waarvoor het oorspronkelijke PostScript-bestand is gemaakt.
Behouden
Hiermee behoudt u de overdrachtsfuncties die gewoonlijk worden gebruikt voor het compenseren van de puntverbreding of puntversmalling die kunnen optreden wanneer een afbeelding naar film wordt overgezet. Er is sprake van puntverbreding of puntversmalling als de inktpunten waaruit een afgedrukte afbeelding bestaat groter of kleiner zijn dan in het halftoonraster.
Toepassen
Hiermee wordt de overdrachtsfunctie toegepast. De kleuren in het bestand worden gewijzigd, maar niet behouden. Deze methode is handig als u kleureffecten in een bestand wilt gebruiken.
Halftooninformatie behouden
Hiermee wordt alle halftooninformatie in bestanden behouden. Halftooninformatie is bedoeld voor gebruik met een specifiek uitvoerapparaat.
Met de opties in het venster Geavanceerd geeft u op welke DSC-opmerkingen (Documentstructuurconventies) u in een PDF wilt behouden en hoe u andere opties wilt instellen die van invloed zijn op de conversie vanuit PostScript. In een PostScript-bestand bevatten DSC-opmerkingen informatie over het bestand (zoals de brontoepassing, de datum waarop het bestand is gemaakt en de afdrukstand) en bieden structuur voor paginabeschrijvingen in het bestand (zoals begin- en eindinstructies voor een proloogsectie). DSC-opmerkingen kunnen handig zijn voor het afdrukken of drukken van het document.
Zie voor meer informatie de documenten in het Adobe PDF Technology Center op www.adobe.com/go/learn_acr_pdftechnology_en (PDF, alleen in het Engels).
De optie ASCII-indeling is verwijderd uit Distiller, maar is nog wel beschikbaar als Distiller-parameter.
PostScript-bestand mag Adobe PDF-instellingen overschrijven
Hiermee worden de instellingen in het PostScript-bestand gebruikt en niet die van het huidige PDF-instellingenbestand. Ga voor meer informatie over het aanpassen van PDF-instellingen naar de SDK-informatie in het Acrobat and PDFL Developer-handboeken op www.adobe.com/go/learn_acr_pdftechnology_en (PDF, alleen in het Engels).
PostScript XObjects toestaan
PostScript XObjecten bevatten fragmenten met PostScript-code die kunnen worden gebruikt als een PDF wordt afgedrukt op een PostScript-printer. Gebruik deze alleen in gecontroleerde werkstromen als er geen andere optie is. De optie is beschikbaar als u in het menu Standaardinstellingen de optie Standaard of Kleinste bestandsgrootte hebt geselecteerd.
Gradueel kleurverloop converteren naar vloeiende nuances
Hiermee converteert u kleurverloop naar vloeiende nuances voor Acrobat 4.0 en hoger, zodat de kwaliteit toeneemt en de PDF-bestandsgrootte afneemt. Distiller converteert graduele kleurverlopen van Adobe Illustrator, Adobe InDesign, Adobe FreeHand®, CorelDraw, QuarkXPress en Microsoft PowerPoint.
Vloeiende lijnen converteren naar curven
Hiermee vermindert u het aantal bewerkpunten dat wordt gebruikt om curven op te bouwen in CAD-tekeningen. Hierdoor wordt het PDF-bestand kleiner en wordt rendering op het scherm sneller uitgevoerd.
Level 2 copypage-semantiek behouden
Gebruikt de copypage-operator die is gedefinieerd in PostScript Level 2, in plaats van de copypage-operator die is gedefinieerd in Language Level 3 PostScript. Als u voor een PostScript-bestand deze optie selecteert, wordt de pagina gekopieerd door een copypage-operator. Als de optie niet is geselecteerd, wordt de equivalent van een showpage-bewerking uitgevoerd. De grafische status wordt echter niet opnieuw geïnitialiseerd.
Overdrukinstellingen behouden
Hiermee behoudt u alle eventuele overdrukinstellingen in bestanden die naar PDF worden geconverteerd. Overdrukinstellingen maken kleuren via verschillende inktlagen.
De standaardinstelling voor overdrukken is niet leeg overdrukken
Hiermee voorkomt u dat objecten met overdruk en CMYK-waarden van nul de onderliggende CMYK-objecten uitnemen.
Adobe PDF-instellingen opslaan in PDF-bestand
Hiermee sluit u het instellingenbestand (.joboptions) waarmee de PDF is gemaakt als bijlage in. (Als u het instellingenbestand wilt bekijken, kiest u Beeld > Tonen/verbergen > Navigatievensters > Bijlagen in Acrobat.)
Oorspronkelijke JPEG-afbeeldingen waar mogelijk opslaan
Hiermee verwerkt u gecomprimeerde JPEG-afbeeldingen (afbeeldingen die al zijn gecomprimeerd via DCT-codering) zonder ze opnieuw te comprimeren. Als u deze optie niet selecteert, verbetert u de prestaties, omdat er alleen sprake is van decomprimeren, niet van opnieuw comprimeren.
Draagbaar opdrachtetiket in PDF-bestand opslaan
Hiermee behoudt u een PostScript-opdrachtticket in een PDF. Opdrachttickets beschrijven het PostScript-bestand en kunnen later in een werkstroom of voor het afdrukken van de PDF worden gebruikt.
Prologue.ps en Epilogue.ps gebruiken
Hiermee wordt er bij elke taak een proloog- en een epiloogbestand verzonden. Met deze bestanden kunt u aangepaste PostScript-code toevoegen die u wilt laten uitvoeren aan het begin of einde van elke PostScript-taak die wordt geconverteerd.
Voorbeelden van Prologue.ps-en Epilogue.ps-bestanden zijn te vinden in Windows 11 (64 bits), Windows 10 versie 1810 of later (32 bits en 64 bits), Windows 8, 8.1 (32 bits en 64 bits)†, Windows 7 SP1 (32 bits en 64 bits), of Windows Server - 2008 R2 (64 bits), 2012 (64 bits), 2012 R2 (64 bits)†, 2016 (64 bits) of 2019 (64 bits)
/Users/[gebruikersnaam]/AppData/Roaming/Adobe/Adobe PDF/Distiller/Data of (Mac OS)/Library/Application Support/Adobe/Adobe PDF/Distiller/Data.
In Windows Verkenner (Windows 7 en hoger) is de map Application Data standaard verborgen. Als u deze zichtbaar wilt maken, kiest u Beeld > Weergeven en selecteert u Verborgen items. U kunt ook het pad typen in het tekstvak Adres.
Distiller verwerkt in Acrobat Standard alleen proloog- en epiloogbestanden als beide bestanden aanwezig zijn en zich op de juiste locatie bevinden. De twee bestanden moeten samen worden gebruikt.
Distiller verwerkt in Acrobat Pro alleen proloog- en epiloogbestanden als beide bestanden aanwezig zijn en zich op de juiste locatie bevinden. De twee bestanden moeten samen worden gebruikt. Als de proloog- en epiloogbestanden zich op hetzelfde niveau bevinden als de mappen In en Out van een gecontroleerde map, worden ze gebruikt in plaats van de bestanden in de Distiller-map.
DSC-opmerkingen verwerken
Hiermee wordt DSC-informatie uit een PostScript-bestand bewaard.
DSC-waarschuwingen opslaan in logboek
Hiermee worden tijdens de verwerking waarschuwingsberichten weergegeven voor problematische DSC-opmerkingen. Deze berichten worden toegevoegd aan een logbestand.
EPS-informatie uit DSC behouden
Hiermee wordt informatie voor een EPS-bestand behouden, zoals de brontoepassing en de datum waarop het bestand is gemaakt.
OPI-opmerkingen behouden
Hiermee blijft de informatie behouden die nodig is voor het vervangen van FPO-afbeeldingen (For Placement Only) of FPO-opmerkingen door afbeeldingen met een hoge resolutie op servers die OPI-versie (Open Prepress Interface) 1.3 en 2.0 ondersteunen. Zie de OPI 2.0-specificatie op https://www.pdfa.org/norm-refs/5660_OPI_2_0.pdf (PDF, alleen in het Engels) voor meer informatie.
Documentinformatie uit DSC behouden
Hiermee worden documenteigenschappen, zoals titel en aanmaakdatum en -tijd in de PDF bewaard.
Paginagrootte wijzigen en illustraties voor EPS-bestanden centreren
Hiermee wordt een EPS-afbeelding gecentreerd en de paginagrootte aangepast aan de afbeelding. Als u deze optie niet selecteert, wordt de grootte van de pagina gewijzigd en wordt er gecentreerd op basis van de linkerbovenhoek van het object links boven en de rechteronderhoek van het object rechts onder op de pagina. Deze optie is alleen van toepassing op taken die bestaan uit één EPS-bestand.
Met de opties in het venster Normen kunt u controleren of de documentinhoud van het PostScript-bestand voldoet aan de standaard PDF/X-1a-, PDF/X-3- of PDF/A-criteria voordat u de PDF maakt. Voor PDF/X-compatibele bestanden kunt u ook opgeven dat het PostScript-bestand aan extra criteria moet voldoen. Hiervoor selecteert u opties in het venster Normen. Welke opties beschikbaar zijn, is afhankelijk van de standaard die u selecteert. U kunt ook een PDF/X-bestand maken van een compatibele PDF met behulp van de Acrobat-functie Preflight.
PDF/X-compatibel
Hiermee wordt voldaan aan de PDF/X-standaard voor drukwerk met een hoge resolutie.
Met PDFMaker, de conversiemethode waarmee Microsoft Word-bestanden en andere toepassingsbestanden worden geconverteerd naar PDF, worden geen bestanden gemaakt die compatibel zijn met PDF/X.
PDF/A-compatibel
Hiermee wordt voldaan aan de PDF/A-standaard voor archiefdocumenten.
Als u een gecontroleerde map voor het maken van PDF/A-compatibele bestanden in Acrobat Pro instelt, hoeft u geen beveiliging aan de map toe te voegen. De PDF/A-standaard kan geen codering.
Compatibiliteitsnorm
Hiermee genereert u een rapport waarin wordt aangegeven of het bestand voldoet aan de geselecteerde norm, en zo niet, welke problemen er zijn. Het logbestand wordt onder in het dialoogvenster weergegeven.
PDF's die in Acrobat 6.0 compatibel waren met zowel PDF/X-1a als PDF/X-3, worden standaard PDF/X-1a in Acrobat XI.
Bij niet voldoen
Hiermee geeft u op of u een PDF-bestand wilt maken als het PostScript-bestand niet voldoet aan de vereisten van de norm.
Doorgaan
Maakt ook een PDF als het PostScript-bestand niet voldoet aan de vereisten van de standaard, en noteert deze problemen in het rapport.
Taak annuleren
Hiermee maakt u alleen een PDF-bestand als het PostScript-bestand voldoet aan de PDF/X-vereisten van de geselecteerde rapportageopties en anderszins geldig is.
Rapporteren als fout (Acrobat Pro)
Hiermee wordt het PostScript-bestand als niet-compatibel gemarkeerd als een van de rapportageopties is ingeschakeld en een bijsnijvak of illustratievak ontbreekt op een pagina.
TrimBox instellen op MediaBox met verschuivingen (Acrobat Pro)
Als er noch een bijsnijdvak (TrimBox) noch een illustratievak (ArtBox) is opgegeven, worden hiermee de waarden voor het bijsnijdvak berekend op basis van de offsets voor het mediavak (MediaBox) van de respectieve pagina's. Het bijsnijdvak is altijd even klein als of kleiner dan het omsluitende mediavak.
BleedBox instellen op MediaBox (Acrobat Pro)
Hiermee worden de waarden voor het mediavak gebruikt voor het afloopvak, mocht het afloopvak niet opgegeven zijn.
BleedBox instellen op TrimBox met verschuivingen (Acrobat Pro)
Als het afloopvak (BleedBox) niet is opgegeven, worden hiermee de waarden voor het afloopvak berekend op basis van de offsets voor het bijsnijdvak (TrimBox) van de respectieve pagina's. Het afloopvak is altijd even groot als of groter dan het omsluitende bijsnijdvak. Bij deze optie worden de eenheden gebruikt die u hebt opgegeven in het venster Algemeen van het dialoogvenster Adobe PDF-instellingen.
Uitvoerintentieprofielnaam (Acrobat Pro)
Hiermee geeft u de gekarakteriseerde afdrukvoorwaarde aan waarvoor het document is voorbereid en die nodig is voor PDF/X-compatibiliteit. Als er in het document geen naam van een uitvoerintentieprofiel voorkomt, gebruikt Distiller de waarde die u in dit menu selecteert. Kies Geen als het voor uw workflow vereist is dat het document de uitvoerintentie opgeeft.
Uitvoervoorwaarde-id (Acrobat Pro)
Hiermee wordt de referentienaam aangegeven die is opgegeven in het register van de naam van het uitvoerintentieprofiel. Klik op het vraagteken naast de optie voor meer informatie.
Uitvoervoorwaarde (Acrobat Pro)
Hiermee beschrijft u de verwachte afdrukvoorwaarde. Deze vermelding kan handig zijn voor de ontvanger van de PDF. Klik op het vraagteken naast de optie voor meer informatie.
Registernaam (URL) (Acrobat Pro)
Hiermee wordt het internetadres aangegeven waar u meer informatie kunt vinden over het uitvoerintentieprofiel. De URL wordt automatisch ingevoerd voor ICC-registernamen. De registernaam is optioneel, maar wordt wel aangeraden. Klik op het vraagteken naast de optie voor meer informatie.
Met overvulling (Acrobat Pro)
De status van overvulling in het document. Voor compatibiliteit met PDF/X is de waarde Waar of Onwaar vereist. Als het document geen overvulstatus aangeeft, wordt de hier opgegeven waarde gebruikt. Kies Ongedefinieerd laten als het voor uw werkstroom vereist is dat het document de overvulstatus opgeeft.
Wanneer u PDF-bestanden maakt, moet u beslissen welke PDF-versie u wilt gebruiken. U kunt de PDF-versie veranderen door over te schakelen op een andere voorinstelling of door een compatibiliteitsoptie te kiezen wanneer u het bestand opslaat als PDF of een PDF-voorinstelling bewerkt.
In het algemeen moet u de meest recente versie (in dit geval versie 1.7) gebruiken, tenzij er specifieke behoefte is aan achterwaartse compatibiliteit. De nieuwste versie bevat alle nieuwste mogelijkheden en functies. Als u documenten maakt voor algemene distributie, kunt u beter Acrobat 5.0 (PDF 1.4) of Acrobat 6.0 (PDF 1.5) kiezen, zodat gebruikers het document kunnen bekijken en afdrukken.
In de volgende tabel worden enkele functies vergeleken van PDF-bestanden die met de verschillende compatibiliteitsinstellingen zijn gemaakt.
Acrobat 8.0 en 9.0 gebruiken ook PDF 1.7.
Acrobat 4.0 (PDF 1.3) |
Acrobat 5.0 (PDF 1.4) |
Acrobat 6.0 (PDF 1.5) |
Acrobat 7.0 (PDF 1.6) en Acrobat X (PDF 1.7) |
PDF-bestanden kunnen worden geopend in Acrobat 3.0 en Acrobat Reader 3.0 en hoger. |
PDF-bestanden kunnen worden geopend in Acrobat 3.0 en Acrobat Reader 3.0 en hoger. Functies die specifiek zijn voor latere versies kunnen echter verloren gaan of niet zichtbaar zijn. |
De meeste PDF-bestanden kunnen worden geopend in Acrobat 4.0 en Acrobat Reader 4.0 en hoger. Functies die specifiek zijn voor latere versies kunnen echter verloren gaan of niet zichtbaar zijn. |
De meeste PDF-bestanden kunnen worden geopend in Acrobat 4.0 en Acrobat Reader 4.0 en hoger. Functies die specifiek zijn voor latere versies kunnen echter verloren gaan of niet zichtbaar zijn. |
Het bestand mag geen illustraties bevatten waarin gebruik wordt gemaakt van actieve transparantie-effecten. Transparantie moet worden afgevlakt voorafgaand aan de omzetting in PDF 1.3. |
Het gebruik van actieve transparantie in illustraties wordt ondersteund. Met de Acrobat Distiller-functie wordt transparantie afgevlakt. |
Het gebruik van actieve transparantie in illustraties wordt ondersteund. Met de Acrobat Distiller-functie wordt transparantie afgevlakt. |
Het gebruik van actieve transparantie in illustraties wordt ondersteund. Met de Acrobat Distiller-functie wordt transparantie afgevlakt. |
Lagen worden niet ondersteund. |
Lagen worden niet ondersteund. |
Lagen blijven behouden wanneer PDF-bestanden worden gemaakt in toepassingen die het genereren van gelaagde PDF-documenten ondersteunen, zoals Illustrator CS en hoger of InDesign CS en hoger. |
Lagen blijven behouden wanneer PDF-bestanden worden gemaakt in toepassingen die het genereren van gelaagde PDF-documenten ondersteunen, zoals Illustrator CS en hoger of InDesign CS en hoger. |
DeviceN-kleurruimte met 8 kleuren wordt ondersteund. |
DeviceN-kleurruimte met 8 kleuren wordt ondersteund. |
DeviceN-kleurruimte met maximaal 31 kleuren wordt ondersteund. |
DeviceN-kleurruimte met maximaal 31 kleuren wordt ondersteund. |
Multibyte-lettertypen kunnen worden ingesloten. Distiller zet de lettertypen tijdens het insluiten om. |
Multibyte-lettertypen kunnen worden ingesloten. |
Multibyte-lettertypen kunnen worden ingesloten. |
Multibyte-lettertypen kunnen worden ingesloten. |
40-bits RC4-beveiliging wordt ondersteund. |
128-bits RC4-beveiliging wordt ondersteund. |
128-bits RC4-beveiliging wordt ondersteund. |
128-bits RC4- en 128-bits AES-beveiliging (Advanced Encryption Standard) worden ondersteund. |
U kunt uw eigen definities van voorinstellingen voor Adobe PDF opslaan en later weer gebruiken. Deel een aangepaste voorinstelling door een kopie van het resulterende bestand naar andere gebruikers te sturen, zodat ze deze kunnen toevoegen aan Distiller-apps die op hun computer zijn geïnstalleerd.
PDF-instellingenbestanden hebben de extensie .joboptions. Bestanden met eigen voorinstellingen worden opgeslagen op de volgende locatie.
Windows 11 (64 bits), Windows 10 versie 1810 of later (32 bits en 64 bits), Windows 8, 8.1 (32 bits en 64 bits)†, Windows 7 SP1 (32 bits en 64 bits), of Windows Server - 2008 R2 (64 bits), 2012 (64 bits), 2012 R2 (64 bits)†, 2016 (64 bits) of 2019 (64 bits) Users/User/AppData/Roaming/Adobe/Adobe PDF/Settings
(Acrobat Pro voor macOS) User/[gebruikersnaam]/Library/Application Support/Adobe/Adobe PDF/Settings
Sleep het .joboptions-bestand naar het Distiller-venster.
Kies in Acrobat Distiller de optie Instellingen > Adobe PDF-instellingen toevoegen. Blader naar het gekopieerde .joboptions-bestand, selecteer dit bestand en klik op Openen.
Het instellingenbestand verschijnt als geselecteerde optie in het menu Standaardinstellingen.
Als u PostScript-bestanden converteert naar PDF, kunt u vectorobjecten (zoals tekst en lijnen) comprimeren en afbeeldingen comprimeren en downsamplen. Lijnen worden beschreven met een wiskundige vergelijking en worden meestal gemaakt met een tekenprogramma, zoals Adobe Illustrator. Afbeeldingen (in kleur, monochroom of grijswaarden) worden beschreven als pixels en worden gemaakt met toepassingen als Adobe Photoshop of met een scanner. Tot monochrome afbeeldingen behoren de meeste zwart-witafbeeldingen die met tekenprogramma's zijn gemaakt en alle afbeeldingen die zijn gescand met een afbeeldingsdiepte van 1 bit.
Bij downsampling (ofwel vermindering van het aantal pixels) wordt er informatie uit de afbeelding verwijderd. Met Distiller geeft u via een interpolatie-methode op (gemiddelde downsampling, bicubische downsampling of subsampling) hoe pixels worden verwijderd. Afhankelijk van de gekozen instellingen kunnen compressie en downsampling een PDF aanzienlijk verkleinen, zonder dat er details verloren gaan of het bestand minder nauwkeurig is.
Als u in Distiller een bestand verwerkt, worden de compressie-instellingen standaard toegepast op alle afbeeldingen in het bestand. U kunt echter aan elke afbeelding een eigen compressie- en downsamplingmethode toewijzen.
In één PDF meerdere compressie- en downsamplingmethoden gebruiken
Voordat u een PDF maakt, kunt u op meerdere manieren verschillende compressie- en downsamplingopties toepassen op de afzonderlijke afbeeldingen die in de PDF worden opgenomen:
Gebruik Adobe Photoshop CC om bestaande afbeeldingsbestanden te comprimeren en resamplen voordat u Distiller gebruikt. Als u vervolgens de PDF in Distiller gaat maken, moet u wel de compressie- en downsampling- of subsamplingopies uitschakelen.
Maak aparte PostScript-bestanden voor elk deel van het document dat u anders wilt verwerken en gebruik verschillende compressieopties om elk deel te distilleren. Voeg de bestanden vervolgens in Distiller samen tot één PDF.
Als u kleuren-, grijswaarden- en monochroomafbeeldingen maakt in een illustratietoepassing (zoals Adobe Photoshop CC), selecteert u de gewenste compressie- en downsamplinginstellingen bij het opslaan van elke afbeelding in de desbetreffende toepassing.
Voeg Distiller-parameters toe vóór afbeeldingen in een PostScript-bestand. U kunt met deze techniek elke afbeelding in een document op een andere manier verwerken. Deze techniek is het meest ingewikkeld, omdat hiervoor kennis van PostScript-programmering is vereist. Zie de SDK-documentatie in het Acrobat Developer Center op https://opensource.adobe.com/dc-acrobat-sdk-docs/acrobatsdk/ (alleen in het Engels) voor meer informatie over het gebruik van parameters.
Als u de ingevoegde Distiller-parameters wilt gebruiken, selecteert u in Distiller de optie PostScript-bestand toestaan om de Adobe PDF-instellingen te negeren in het venster Geavanceerd van het dialoogvenster Adobe PDF-instellingen. Met deze optie worden de instellingen genegeerd die u hebt geselecteerd in het dialoogvenster Adobe PDF.
In Distiller wordt ZIP-compressie toegepast op tekst en lijnillustraties, ZIP- of JPEG-compressie op kleuren- en grijswaardenafbeeldingen, en de compressie ZIP, CCITT Groep 3 of 4 en Run-length op monochrome afbeeldingen.
A. ZIP B. JPEG C. CCITT D. Run-Length
U kunt een keuze maken uit de volgende compressiemethoden:
ZIP
Dit werkt goed bij afbeeldingen met grote gebieden in een enkele kleur of bij herhalende patronen en voor zwart-witafbeeldingen met herhalende patronen. Acrobat ondersteunt alleen 8-bits ZIP-compressie zonder gegevensverlies. Dit houdt in dat er geen gegevens worden verwijderd om het bestand kleiner te maken en dat de kwaliteit van de afbeelding niet afneemt.
We zijn dank verschuldigd aan Jean-loup Gailly en Mark Adler, wiens zlib-pakket de implementatie van het ZIP-filter in Adobe mogelijk heeft gemaakt.
JPEG
Geschikt voor afbeeldingen in grijswaarden of kleur, zoals foto's met ongerasterde halftonen. Bij JPEG-compressie is sprake van gegevensverlies. Dit betekent dat er afbeeldingsgegevens worden verwijderd en dat de kwaliteit afneemt. Er wordt echter geprobeerd zo weinig mogelijk gegevens verloren te laten gaan bij het verkleinen van het bestand. Omdat bij JPEG-compressie gegevens worden verwijderd, ontstaan hierdoor veel kleinere bestanden dan bij ZIP-compressie.
CCITT
Alleen beschikbaar voor monochrome bitmapafbeeldingen. CCITT (Consultative Committee on International Telegraphy and Telephony) is geschikt voor zwart-witafbeeldingen en voor ingescande afbeeldingen met een diepte van 1 bit. Group 4 is een algemene compressiemethode die vooral geschikt is voor de meeste soorten monochrome afbeeldingen. Bij Group 3, de compressiemethode van veel faxapparaten, worden monochrome afbeeldingen per rij gecomprimeerd.
Run-Length
Deze compressiemethode geeft het beste resultaat bij afbeeldingen met grote delen effen wit of zwart.