Handboek Annuleren

Linialen, rasters en hulplijnen

  1. Illustrator Handboek
  2. Kennismaken met Illustrator
    1. Inleiding tot Illustrator
      1. Nieuw in Illustrator
      2. Algemene vragen
      3. Systeemvereisten voor Illustrator
      4. Illustrator voor Apple silicon
      5. GPU-prestaties
    2. Werkruimte
      1. Basisbeginselen van de werkruimte
      2. Documenten maken
      3. Sneller leren met het deelvenster Ontdekken van Illustrator
      4. Workflows versnellen met de contextuele taakbalk
      5. Werkbalk
      6. Standaardsneltoetsen
      7. Sneltoetsen aanpassen
      8. Inleiding in tekengebieden
      9. Tekengebieden beheren
      10. De werkruimte aanpassen
      11. Deelvenster Eigenschappen
      12. Voorkeuren instellen
      13. Werkruimte voor aanraken
      14. Ondersteuning voor Microsoft Surface Dial in Illustrator
      15. Bewerkingen ongedaan maken en ontwerpgeschiedenis beheren
      16. Weergave draaien
      17. Linialen, rasters en hulplijnen
      18. Toegankelijkheid in Illustrator
      19. Illustraties weergeven
      20. De Touch Bar gebruiken met Illustrator
      21. Bestanden en sjablonen
    3. Gereedschappen in Illustrator
      1. Overzicht van gereedschappen
      2. Selectiegereedschappen
        1. Selectie
        2. Direct selecteren
        3. Groep selecteren
        4. Toverstaf
        5. Lasso
        6. Tekengebied
      3. Navigatiegereedschappen
        1. Handje
        2. Weergave draaien
        3. Zoomen
      4. Schildergereedschappen
        1. Verloop
        2. Net
        3. Vormen maken
      5. Tekstgereedschappen
        1. Tekst
        2. Tekst op een pad
        3. Verticale tekst
      6. Tekengereedschappen
        1. Pen
        2. Ankerpunt-toevoegen
        3. Ankerpunt verwijderen
        4. Ankerpunt
        5. Kromming
        6. Lijnsegment
        7. Rechthoek
        8. Afgeronde rechthoek
        9. Ovaal
        10. Veelhoek
        11. Ster
        12. Penseel
        13. Klodderpenseel
        14. Potlood
        15. Shaper
        16. Segment
      7. Bewerkingsgereedschappen
        1. Roteren
        2. Spiegelen
        3. Schalen
        4. Schuin
        5. Breedte
        6. Vrije transformatie
        7. Pipet
        8. Overvloeien
        9. Gummetje
        10. Schaar
        11. Meetgereedschap
    4. Generatieve AI (niet beschikbaar op het vasteland van China)
      1. Scènes, onderwerpen en pictogrammen genereren met behulp van opdrachten
      2. Vectorpatronen genereren met behulp van opdrachten
      3. Vullingen voor vectorvormen genereren met behulp van opdrachten
      4. De kleuren in uw illustraties aanpassen met opdrachten
    5. Snelle actie
      1. Retro tekst
      2. Tekst met neon gloed
      3. Ouderwetse tekst
      4. Opnieuw kleuren
      5. Schetsen omzetten in vectoren
  3. Illustrator op de iPad
    1. Inleiding in Illustrator op de iPad
      1. Overzicht van Illustrator op de iPad
      2. Veelgestelde vragen over Illustrator op de iPad
      3. Systeemvereisten | Illustrator op de iPad
      4. Wat u wel of niet kunt doen in Illustrator op de iPad
    2. Werkruimte
      1. De werkruimte van Illustrator op de iPad
      2. Snelknoppen en bewegingen
      3. Sneltoetsen voor Illustrator op de iPad
      4. Uw app-instellingen beheren
    3. Documenten
      1. Werken met documenten in Illustrator op de iPad
      2. Photoshop- en Fresco-documenten importeren
    4. Objecten selecteren en rangschikken
      1. Herhaalde objecten maken
      2. Objecten laten overvloeien
    5. Tekenen
      1. Paden tekenen en bewerken
      2. Vormen tekenen en bewerken
    6. Tekst
      1. Werken met tekst en lettertypen
      2. Tekstontwerpen langs een pad maken
      3. Uw eigen lettertypen toevoegen
    7. Werken met afbeeldingen
      1. Rasterafbeeldingen omzetten in vectoren
    8. Kleur
      1. Kleuren en verlopen toepassen
  4. Clouddocumenten
    1. Basisbeginselen
      1. Werken met Illustrator-clouddocumenten
      2. Illustrator-clouddocumenten delen en eraan samenwerken
      3. Documenten ter beoordeling delen
      4. Cloudopslag voor Adobe Illustrator upgraden
      5. Illustrator-clouddocumenten | Algemene vragen
    2. Problemen oplossen
      1. Problemen met het maken of opslaan van clouddocumenten in Illustrator oplossen
      2. Problemen met clouddocumenten in Illustrator oplossen
  5. Inhoud toevoegen en bewerken
    1. Tekenen
      1. Basisbeginselen van tekenen
      2. Paden bewerken
      3. Pixel-perfecte illustraties tekenen
      4. Tekenen met de pen, het potlood of het gereedschap Kromming
      5. Eenvoudige lijnen en vormen tekenen
      6. Rechthoekige rasters en poolrasters tekenen
      7. Flakkeringen tekenen en bewerken
      8. Afbeeldingen overtrekken
      9. Een pad vereenvoudigen
      10. Symboolgereedschappen en symboolsets
      11. Padsegmenten aanpassen
      12. Een bloem ontwerpen in 5 eenvoudige stappen
      13. Een perspectiefraster maken en bewerken
      14. Objecten op een perspectiefraster tekenen en wijzigen
      15. Objecten gebruiken als symbolen voor herhaald gebruik
      16. Paden met pixeluitlijning tekenen voor webworkflows
    2. Metingen
      1. Afmetingen meten en weergeven
    3. 3D-objecten en materialen
      1. Over 3D-effecten in Illustrator
      2. 3D-afbeeldingen maken
      3. Illustraties toewijzen aan 3D-objecten
      4. 3D-tekst maken
      5. 3D-objecten maken
    4. Kleur
      1. Kleuren
      2. Kleuren selecteren
      3. Stalen gebruiken en maken
      4. Kleuren aanpassen
      5. Het deelvenster Adobe Color-thema's gebruiken
      6. Kleurgroepen (harmonieën)
      7. Deelvenster Kleurthema's
      8. Illustraties opnieuw kleuren
    5. Schilderen
      1. Informatie over schilderen
      2. Schilderen met vullingen en lijnen
      3. Groepen van Actieve verf
      4. Verlopen
      5. Penselen
      6. Transparantie- en overvloeiingsmodi
      7. Lijnen toepassen op een object
      8. Patronen maken en bewerken
      9. Netten
      10. Patronen
    6. Objecten selecteren en rangschikken
      1. Objecten selecteren
      2. Lagen
      3. Objecten uitbreiden, groeperen en degroeperen
      4. Objecten verplaatsen, uitlijnen en verdelen
      5. Objecten op een pad uitlijnen, rangschikken en verplaatsen
      6. Objecten magnetisch uitlijnen met glyphs
      7. Objecten uitlijnen met Japanse glyphs
      8. Objecten stapelen    
      9. Objecten vergrendelen, verbergen en verwijderen
      10. Objecten kopiëren en dupliceren
      11. Objecten roteren en spiegelen
      12. Objecten verstrengelen
      13. Realistische mock-ups maken
    7. Objecten omvormen
      1. Afbeeldingen uitsnijden
      2. Objecten transformeren
      3. Objecten combineren
      4. Objecten knippen, splitsen en verkleinen
      5. Marionet verdraaien
      6. Objecten schalen, schuintrekken en vervormen
      7. Objecten laten overvloeien
      8. Omvormen met omhulsels
      9. Objecten omvormen met effecten
      10. Nieuwe vormen maken met de gereedschappen Shaper en Vormen maken
      11. Werken met actieve hoeken
      12. Verbeterde workflows voor omvormen met ondersteuning voor aanraking
      13. Uitknipmaskers bewerken
      14. Actieve vormen
      15. Vormen maken met het gereedschap Vormen maken
      16. Algemene bewerking
    8. Tekst
      1. Tekst toevoegen en werken met tekstobjecten
      2. Reflow-viewer
      3. Genummerde lijsten en lijsten met opsommingstekens maken
      4. Tekstgebied beheren
      5. Lettertypen en typografie
      6. Tekst in afbeeldingen omzetten in bewerkbare tekst
      7. Basisopmaak toevoegen aan tekst
      8. Geavanceerde opmaak toevoegen aan tekst
      9. Tekst importeren en exporteren
      10. Alinea's opmaken
      11. Speciale tekens
      12. Tekst op een pad maken
      13. Teken- en alineastijlen
      14. Tabs
      15. Ontbrekende lettertypen toevoegen vanuit Adobe Fonts
      16. Arabische en Hebreeuwse tekst
      17. Lettertypen | Veelgestelde vragen en tips voor probleemoplossing
      18. Creatieve typografische ontwerpen
      19. Tekst schalen en roteren
      20. Regelafstand en tekenafstand
      21. Woordafbreking en regeleinden
      22. Spelling- en taalwoordenboeken
      23. Aziatische tekens opmaken
      24. Composers voor Aziatische schriften
      25. Tekstontwerpen maken met overvloeiobjecten
      26. Een tekstposter maken met Afbeeldingen overtrekken
    9. Speciale effecten maken
      1. Werken met effecten
      2. Afbeeldingsstijlen
      3. Vormgevingskenmerken
      4. Schetsen en mozaïeken maken
      5. Slagschaduw, gloed en doezeleffect
      6. Overzicht van effecten
    10. Webafbeeldingen
      1. Aanbevolen procedures voor het maken van webafbeeldingen
      2. Grafieken
      3. SVG
      4. Segmenten en afbeeldingen met hyperlinks
  6. Importeren, exporteren en opslaan
    1. Importeren
      1. Meerdere bestanden plaatsen
      2. Gekoppelde en ingesloten bestanden beheren
      3. Informatie over koppelingen
      4. Het insluiten van afbeeldingen ongedaan maken
      5. Afbeeldingen importeren uit Photoshop
      6. Bitmapafbeeldingen importeren
      7. Adobe PDF-bestanden importeren
      8. EPS-, DCS- en AutoCAD-bestanden importeren
    2. Creative Cloud Libraries in Illustrator 
      1. Creative Cloud Libraries in Illustrator
    3. Opslaan en exporteren
      1. Illustraties opslaan
      2. Een illustratie exporteren
      3. Adobe PDF-bestanden maken
      4. Adobe PDF-opties
      5. Illustrator-illustraties gebruiken in Photoshop
      6. Assets verzamelen en exporteren in batches
      7. Bestanden in een pakket opnemen
      8. CSS extraheren | Illustrator CC
      9. Deelvenster Documentinfo
  7. Afdrukken
    1. Voorbereiden op afdrukken
      1. Documenten instellen voor afdrukken
      2. Het paginaformaat en de afdrukstand wijzigen
      3. Snijtekens opgeven voor bijsnijden of uitlijnen
      4. Aan de slag met een groot canvas
    2. Afdrukken
      1. Overdrukken
      2. Afdrukken met kleurbeheer
      3. Afdrukken met PostScript
      4. Afdrukvoorinstellingen
      5. Drukkersmarkeringen en afloopgebieden
      6. Transparante illustraties afdrukken en opslaan
      7. Overvullen
      8. Kleurscheidingen afdrukken
      9. Verlopen, netten en kleurovervloeiingen afdrukken
      10. Witte overdruk
  8. Taken automatiseren
    1. Gegevens samenvoegen met behulp van het deelvenster Variabelen
    2. Automatiseren met behulp van scripts
    3. Automatiseren met behulp van handelingen
  9. Problemen oplossen 
    1. Opgeloste problemen
    2. Bekende problemen
    3. Crashproblemen
    4. Bestanden herstellen na een crash
    5. Veilige modus
    6. Problemen met bestanden
    7. Ondersteunde bestandsindelingen
    8. Problemen met GPU-stuurprogramma's
    9. Problemen met Wacom-apparaten
    10. Problemen met DLL-bestanden
    11. Geheugenproblemen
    12. Problemen met voorkeurenbestanden
    13. Lettertypeproblemen
    14. Printerproblemen
    15. Foutrapport delen met Adobe
    16. De prestaties van Illustrator verbeteren

Ontdek hoe u werkt met linialen, rasters en hulplijnen in Illustrator.

Linialen gebruiken

Met linialen kunt u objecten in het illustratievenster of op een tekengebied nauwkeurig plaatsen en meten. Het punt waar 0 op elke liniaal wordt weergegeven, wordt de oorsprong van de liniaal genoemd.

Illustrator bevat afzonderlijke linialen voor documenten en tekengebieden. U kunt maar een van deze linialen tegelijk selecteren.

Algemene linialen worden weergegeven aan de boven- en linkerzijde van het illustratievenster. De standaardoorsprong van de liniaal bevindt zich in de linkerbovenhoek van het illustratievenster.

Tekengebiedlinialen worden aan de boven- en linkerzijde van het actieve tekengebied weergegeven. De standaardoorsprong van de tekengebiedliniaal bevindt zich in de linkerbovenhoek van het tekengebied.

Het verschil tussen tekengebiedlinialen en algemene linialen is dat als u tekengebiedlinialen selecteert, de oorsprong wordt gewijzigd op basis van het actieve tekengebied. Ook kunt u verschillende oorsprongpunten voor tekengebiedlinialen instellen. Als u de oorsprong van een tekengebiedliniaal verandert, heeft dit geen invloed op de patroonopvulling van objecten in het tekengebied.

Het standaardoorsprongpunt voor de algemene liniaal is in de linkerbovenhoek van het eerste tekengebied en het standaardoorsprongpunt voor de tekengebiedlinialen bevindt zich in de linkerbovenhoek van het desbetreffende tekengebied.

  • Kies Weergave > Linialen > Linialen tonen of Weergave > Linialen > Linialen verbergen als u linialen wilt weergeven of verbergen.
Linialen tonen/verbergen

  • Als u wilt schakelen tussen tekengebiedlinialen en algemene linialen, kiest u Weergave > Linialen > Overschakelen op algemene linialen of op Weergave > Linialen > Overschakelen op tekengebiedlinialen. Tekengebiedlinialen worden standaard weergegeven, zodat de optie Overschakelen op algemene linialen wordt weergegeven in het submenu Linialen.

  • Kies Weergave > Videolinialen tonen of Weergave > Videolinialen verbergen als u videolinialen wilt weergeven of verbergen.

  • Als u de oorsprong van de liniaal wilt wijzigen, verplaatst u de aanwijzer naar de linkerbovenhoek waar de linialen elkaar kruisen en sleept u de aanwijzer naar de gewenste nieuwe oorsprong.

    Terwijl u sleept, wordt de oorsprong van de veranderende algemene liniaal als een kruis weergegeven het venster en op de linialen.

  • Als u de standaardoorsprong van de liniaal wilt herstellen, dubbelklikt u in de linkerbovenhoek waar de linialen elkaar kruisen.

Opmerking:

Als u de oorsprong van de algemene liniaal wijzigt, heeft dit invloed op de verdeling van patronen.

Het coördinatenstelsel is nu verschoven van het eerste naar het vierde kwadrant. Wanneer u in Illustrator CS5 omlaag gaat, wordt de waarde op de y-as groter en als u naar rechts gaat, wordt de waarde op de x-as groter.

Als u een illustratie opslaat in een oudere versie van Illustrator, blijven de algemene linialen staan op de positie die is ingesteld in het oudere document. Hoewel de oorsprong niet wordt verplaatst naar de linkerbovenhoek, wordt het coördinatenstelsel wel verschoven naar het vierde kwadrant.

De wijzigingen in het coördinatensysteem en de liniaaloorsprong zijn niet van toepassing op scripts. Hierdoor kunt u oude scripts behouden. Wanneer u objecten echter transformeert met behulp van scripts, wijken de y-coördinaatwaarden af van de waarden die u hebt ingesteld in de gebruikersinterface van Illustrator. Als u bijvoorbeeld een verschuiving van Y= +10 punten toepast, moet u een transformatie van Y= -10 punten toepassen om in het script dezelfde verschuiving te bewerkstelligen.

De maateenheid wijzigen

De standaardmaateenheid van Illustrator is punten (een punt is gelijk aan 0,3528 millimeter). U kunt de maateenheden voor algemene metingen, lijnen en tekst wijzigen. Wanneer u waarden in vakken invoert, kunt u de standaardeenheid overschrijven.

  • Als u de standaardmaateenheid wilt wijzigen, kiest u Bewerken > Voorkeuren > Eenheden (Windows) of Illustrator > Voorkeuren > Eenheden (macOS) en selecteert u de gewenste eenheden voor de opties Algemeen, Lijn en Tekst. Als Opties voor Aziatische talen tonen is geselecteerd bij de voorkeuren voor Tekst, kunt u ook een speciale eenheid voor Aziatische tekst selecteren.
Opmerking:

De maateenheidoptie Algemeen heeft invloed op linialen, het meten van afstanden tussen punten, het verplaatsen en transformeren van objecten, het instellen van afstanden in rasters en tussen hulplijnen, en het maken van vormen.

  • Als u de algemene maateenheid alleen voor het actieve document wilt instellen, kiest u Bestand > Documentinstellingen. Kies de gewenste maateenheid in het menu Eenheden en klik op OK.
  • Als u de maateenheid wilt wijzigen wanneer u een waarde invoert in een vak, voert u na de waarde een van de volgende afkortingen in: inch, inches, in, millimeters, mm, Q's (één Q is gelijk aan 0,25 millimeter), centimeters, cm, punten, p, pt, pica's, pc, pixel, pixels en px.
Tip:

Wanneer u pica's en punten door elkaar gebruikt, kunt u waarden als XpY invoeren, waarbij X en Y staan voor het aantal pica's en punten (bijvoorbeeld 12p6 voor 12 pica's en 6 punten).

Het raster gebruiken

Het raster wordt weergegeven achter de illustratie in het illustratievenster en wordt niet afgedrukt.

  • Als u het raster wilt weergeven of verbergen, kiest u Weergave > Raster tonen of Weergave > Raster verbergen.
  • Als u objecten magnetisch op rasterlijnen wilt plaatsen, kiest u Weergave > Raster magnetisch. Vervolgens selecteert u het object dat u wilt verplaatsen en sleept u dit naar de gewenste plaats.

    Wanneer de grenzen van het object binnen 2 pixels van een rasterlijn komen, wordt het object magnetisch met het punt verbonden.

Opmerking:

Als u Weergave > Voorvertoning pixels kiest, verandert Raster magnetisch in Magnetisch pixel.

  • Als u de afstand tussen rasterlijnen, de rasterstijl (lijnen of stippen) of de rasterkleur wilt opgeven of als u wilt bepalen of rasters vóór of achter de illustratie worden weergegeven, kiest u Bewerken > Voorkeuren > Hulplijnen en raster (Windows) of Illustrator > Voorkeuren > Hulplijnen en raster (macOS).
Adobe Illustrator-deeplink

Probeer het zelf in de app
Maak illustraties en lijn ze uit met hulplijnen in een paar eenvoudige stappen.

Raster magnetisch
Illustratie waarbij het raster zichtbaar is

Hulplijnen gebruiken

Met Hulplijnen kunt u tekst en grafische objecten gemakkelijker uitlijnen. U kunt liniaalhulplijnen (rechte verticale of horizontale lijnen) en hulplijnobjecten (vectorobjecten die u naar hulplijnen omzet) maken. Net als het raster worden hulplijnen niet afgedrukt.

U kunt kiezen uit twee soorten hulplijnstijlen, puntjes en lijnen, en u kunt de kleur van hulplijnen wijzigen in vooraf ingestelde hulplijnkleuren of kleuren die u selecteert met een kleurkiezer. Hulplijnen zijn standaard ontgrendeld, zodat u ze kunt verplaatsen, wijzigen, verwijderen of herstellen, maar kunt u de lijnen desgewenst vergrendelen.

  • Kies Weergave > Hulplijnen > Hulplijnen tonen of Weergave > Hulplijnen > Hulplijnen verbergen om hulplijnen weer te geven of te verbergen.
  • Kies Bewerken > Voorkeuren > Hulplijnen en raster (Windows) of Illustrator > Voorkeuren > Hulplijnen en raster (macOS) om de instellingen voor hulplijnen te wijzigen.
  • Als u hulplijnen wilt vergrendelen, kiest u Weergave > Hulplijnen > Hulplijnen vergrendelen.

Hulplijnen maken

  1. Als de linialen niet worden weergegeven, kiest u Weergave > Linialen tonen.

  2. Plaats de aanwijzer op de linkerliniaal voor een verticale hulplijn of op de bovenste liniaal voor een horizontale hulplijn.
  3. Sleep de hulplijn naar de gewenste plaats.

    Als u vectorobjecten wilt omzetten in hulplijnen, selecteert u ze en kiest u Weergave > Hulplijnen > Hulplijnen maken.

    Opmerking:

    Verplaats de hulplijnen naar een afzonderlijke laag, zodat u gemakkelijker met meerdere hulplijnen kunt werken.

  4. Als u de hulplijnen wilt beperken tot een tekengebied in plaats van tot het hele canvas, selecteert u het gereedschap Tekengebied en sleept u de hulplijnen naar het tekengebied.

Hulplijnen verplaatsen, verwijderen of ontgrendelen

  1. Als hulplijnen zijn vergrendeld, selecteert u Weergave > Hulplijnen > Hulplijnen vergrendelen.

  2. Voer een van de volgende stappen uit:
    • Als u de hulplijn wilt verplaatsen, versleept of kopieert u de lijn.

    • Als u de hulplijn wilt verwijderen, drukt u op de toets Backspace (Windows) of Delete (macOS) of kiest u Bewerken > Knippen of Bewerken > Wissen.

    • Als u alle hulplijnen tegelijk wilt verwijderen, kiest u Weergave > Hulplijnen > Hulplijnen wissen.

    • Als u de hulplijn wilt ontgrendelen en weer wilt veranderen in een grafisch object, selecteert u de hulplijn en kiest u Weergave > Hulplijnen > Geen hulplijnen.

Objecten magnetisch op ankerpunten en hulplijnen plaatsen

  1. Kies Weergave > Magnetisch punt.

  2. Selecteer het object dat u wilt verplaatsen en plaats de aanwijzer op het exacte punt dat u met ankerpunten en hulplijnen wilt uitlijnen.

    Opmerking:

    Wanneer u een magnetisch punt gebruikt, is de magnetische uitlijning afhankelijk van de positie van de aanwijzer en niet van de randen van het versleepte object.

  3. Sleep het object naar de gewenste positie.

    Wanneer de aanwijzer zich binnen 2 pixels van een ankerpunt of hulplijn bevindt, wordt het object magnetisch uitgelijnd met dat punt. Wanneer het object magnetisch wordt uitgelijnd, verandert de aanwijzer van een gevulde pijlpunt in een holle pijlpunt.

Slimme hulplijnen gebruiken

Slimme hulplijnen zijn tijdelijke magnetische hulplijnen die verschijnen wanneer u objecten of tekengebieden maakt of bewerkt. Hiermee kunt u objecten of tekengebieden uitlijnen, bewerken en transformeren ten opzichte van andere objecten en/of tekengebieden door ze magnetisch uit te lijnen en de X- en Y-locatie en deltawaarden weer te geven. U kunt het type slimme hulplijnen en de feedback die wordt weergegeven (zoals labels voor metingen, objectmarkeringen of labels) opgeven door de voorkeuren voor slimme hulplijnen in te stellen.

Slimme hulplijnen zijn standaard ingeschakeld.

  1. Kies Weergave > Slimme hulplijnen als u slimme hulplijnen wilt in- of uitschakelen.

  2. Slimme hulplijnen kunt u op de volgende manieren gebruiken:
    • Als u een object maakt met de pen- of vormgereedschappen, kunt u met de slimme hulplijnen de positie bepalen van de ankerpunten van het nieuwe object ten opzichte van een bestaand object. Of gebruik, wanneer u een nieuw tekengebied maakt, slimme hulplijnen om de locatie van het tekengebied te bepalen ten opzichte van een ander tekengebied of object.

    • Wanneer u een object maakt met de pen of de vormgereedschappen of wanneer u een object transformeert, gebruikt u de constructiehulplijnen van de slimme hulplijnen om ankerpunten te plaatsen in een bepaalde vooraf ingestelde hoek, bijvoorbeeld 45 of 90 graden. U kunt deze hoeken opgeven in de voorkeuren voor slimme hulplijnen.

    • Wanneer u een object of tekengebied verplaatst, gebruikt u de slimme hulplijnen om het geselecteerde object of tekengebied uit te lijnen met andere objecten of tekengebieden. De uitlijning is gebaseerd op de geometrie van objecten en tekengebieden. Er worden hulplijnen weergegeven als het object de rand of het middelpunt van andere objecten nadert.

    • Wanneer u een object transformeert, worden automatisch slimme hulplijnen weergegeven ter ondersteuning bij de transformatie.

    U kunt wijzigen hoe en wanneer slimme hulplijnen worden weergegeven door voorkeuren voor slimme hulplijnen in te stellen.

    Opmerking:

    Als de optie Raster magnetisch of Voorvertoning pixels is ingeschakeld, kunt u de slimme hulplijnen niet gebruiken, ook al is de menuopdracht geselecteerd.

Voorkeuren voor slimme hulplijnen instellen

Kies Bewerken > Voorkeuren > Slimme hulplijnen (Windows) of Illustrator > Voorkeuren > Slimme hulplijnen (macOS) om de volgende voorkeuren in te stellen:

Kleur

Hiermee stelt u de kleur van de hulplijnen in.

Uitlijningshulplijnen

Hiermee geeft u hulplijnen weer die langs het midden en de randen van geometrische objecten, het tekengebied en afloopgebieden worden gegenereerd. Ze worden gegenereerd wanneer u objecten verplaatst en wanneer u bepaalde bewerkingen uitvoert, bijvoorbeeld wanneer u basisvormen tekent, de pen gebruikt en objecten transformeert.

Anker-/padlabels

Hiermee geeft u informatie weer wanneer paden elkaar snijden en wanneer ze op een ankerpunt zijn gecentreerd.

Objecten markeren

Selecteer Objecten markeren als u het object onder de aanwijzer wilt accentueren terwijl u rond het object sleept. De markeringskleur komt overeen met de kleur van de laag van het object.

Labels voor metingen

Hiermee geeft u voor veel gereedschappen (zoals teken- en tekstgereedschappen) informatie weer over de positie van de cursor terwijl u de cursor op een ankerpunt plaatst. Wanneer u objecten maakt, selecteert, verplaatst of transformeert, worden de x- en y-delta van de oorspronkelijke locatie van het object weergegeven. Wanneer u Shift ingedrukt houdt wanneer een tekengereedschap is geselecteerd, wordt de beginlocatie weergegeven.

Transformatiegereedschappen

Als u deze optie selecteert, wordt informatie weergegeven wanneer u objecten schaalt, roteert of schuintrekt.

Afstandshulplijnen activeren

Geeft de afstand tussen twee objecten weer en de positie van een object ten opzichte van het bovenliggende tekengebied.

Constructiehulplijnen

Hiermee geeft u hulplijnen weer terwijl u nieuwe objecten tekent. U geeft de hoeken op waarin u richtlijnen wilt tekenen vanaf de ankerpunten van een nabijgelegen object. U kunt maximaal zes hoeken instellen. Voer een hoek in het geselecteerde vak Hoeken in, selecteer een set hoeken in het pop-upmenu Hoeken of selecteer een set hoeken in het pop-upmenu en wijzig een van de waarden in het vak als u een set hoeken wilt aanpassen. Uw instellingen worden weergegeven in de voorvertoning.

Magnetisch bereik

Hier geeft u op hoeveel punten de aanwijzer van een ander object moet zijn verwijderd voordat slimme hulplijnen worden geactiveerd.

Slimme hulplijnen
Voorkeuren voor slimme hulplijnen instellen

Afstandshulplijnen gebruiken voor nauwkeurige plaatsing

Wanneer u objecten selecteert met het selectiegereedschap of de gereedschappen Direct selecteren of Groep selecteren, geeft Afstandshulplijnen de afstanden weer, zodat u objecten nauwkeurig kunt plaatsen. Voor gegroepeerde objecten meten afstandshulplijnen altijd de afstanden voor de groep als geheel.

Afstanden tussen twee objecten weergeven

  1. Selecteer een object en plaats de muis op het tweede object.

  2. Houd Option (macOS) of Alt (Windows) ingedrukt.

De positie van een object ten opzichte van het tekengebied weergeven

  1. Selecteer een object en plaats de muis op een leeg gebied in het bovenliggende tekengebied.

  2. Houd Option (macOS) of Alt (Windows) ingedrukt.

Als u afstandshulplijnen wilt uitschakelen, navigeert u naar IllustratorVoorkeuren > Slimme hulplijnen (macOS) of BewerkenVoorkeuren > Slimme hulplijnen (Windows), en deselecteert u Afstandshulplijnen activeren.

De afstand tussen objecten meten

Gebruik de meetlat om de afstand tussen twee punten te berekenen en het resultaat weer te geven in het deelvenster Info.

  1. Selecteer de meetlat  . (Selecteer het pipet en houd vast om het te zien in het deelvenster Gereedschappen.)

  2. Voer een van de volgende stappen uit:
    • Klik op twee punten waarvan u de onderlinge afstand wilt meten.
    • Klik op het eerste punt en sleep naar het tweede punt. Houd Shift ingedrukt en sleep om het gereedschap tot stappen van 45 graden te beperken.

      In het deelvenster Info worden de horizontale en verticale afstand tussen de x- en y-as, de absolute horizontale en verticale afstand, de totale afstanden, het totale oppervlak van de geselecteerde objecten en de gemeten hoek weergegeven.

Navigeren in het deelvenster Info

U gebruikt het deelvenster Info (Venster > Info) om informatie te bekijken over het gebied onder de muisaanwijzer en over geselecteerde objecten.

  • Wanneer een object is geselecteerd en een selectiegereedschap actief is, worden in het deelvenster Info de x- en y- coördinaten, de breedte (B) en de hoogte (H) van het object weergegeven. De waarden voor de breedte en hoogte worden beïnvloed door de optie Met grenzen voorvertoning in de Algemene voorkeuren. Wanneer Met grenzen voorvertoning is ingeschakeld, worden de breedte van de lijn en andere kenmerken zoals slagschaduwen opgenomen in de dimensies van het object. Wanneer Met grenzen voorvertoning is uitgeschakeld, worden alleen de afmetingen gemeten die op basis van het vectorpad zijn gedefinieerd.

  • Wanneer u de pen of het gereedschap Verloop gebruikt of een selectie verplaatst, worden in het deelvenster Info de wijziging in x (B), de wijziging in y (H), de afstand (D) en de hoek  weergegeven terwijl u sleept.

  • Wanneer u het gereedschap Zoomen gebruikt, worden in het deelvenster Info de vergrotingsfactor en de x- en y-coördinaten weergegeven nadat u de muisknop hebt losgelaten.

  • Wanneer u het gereedschap Schalen gebruikt, worden in het deelvenster Info de procentuele verandering in de breedte (B) en hoogte (H) en de nieuwe breedte (B) en hoogte (H) weergegeven nadat het object is geschaald. Wanneer u de gereedschappen Roteren of Spiegelen gebruikt, worden in het deelvenster Info de coördinaten van het middelpunt van het object en de rotatiehoek  of spiegelingshoek  weergegeven.

  • Wanneer u het gereedschap Schuintrekken gebruikt, worden in het deelvenster Info de coördinaten van het middelpunt van het object, de hoek van de schuintrekas  en de mate van schuintrekking  weergegeven.

  • Wanneer u het penseel gebruikt, worden in het deelvenster Info de x- en y- coördinaten en de naam van het geselecteerde penseel weergegeven.

  • Selecteer Opties tonen in het deelvenstermenu of klik op de dubbele pijl op het tabblad van het deelvenster als u waarden voor de vul- en lijnkleuren van het geselecteerde object en de naam van een patroon, verloop of tint die op het geselecteerde object is toegepast, wilt weergeven.

Opmerking:

Als u meerdere objecten selecteert, wordt in het deelvenster Info alleen de informatie die op alle geselecteerde objecten van toepassing is, weergegeven.

Verwante informatie

Hebt u een vraag of idee?

Vraag het aan de community

Als u een vraag wilt stellen of een idee wilt delen, sluit u dan aan bij de Adobe Illustrator-community. We horen graag van u en kijken uit naar uw creaties.

Krijg sneller en gemakkelijker hulp

Nieuwe gebruiker?