Handboek Annuleren

Kanaalberekeningen

Lagen en kanalen overvloeien

U kunt de aan lagen gekoppelde overvloei-effecten gebruiken om lagen in één afbeelding of tussen meerdere afbeeldingen te combineren tot nieuwe afbeeldingen. U kunt de opdracht Afbeelding toepassen gebruiken (op enkelvoudige of samengestelde kanalen) of de opdracht Berekeningen (op enkelvoudige kanalen). Deze opdrachten bieden u twee extra overvloeimodi die niet beschikbaar zijn in het deelvenster Lagen: Toevoegen en Aftrekken. Hoewel u nieuwe combinaties van kanalen kunt maken door kanalen naar lagen in het deelvenster Lagen te kopiëren, is het sneller om de kanaalgegevens met de berekeningsopdrachten te laten overvloeien.

Met de berekeningsopdrachten kunt u wiskundige bewerkingen op de met elkaar overeenstemmende pixels van twee kanalen uitvoeren (de pixels met identieke locaties in de afbeelding) en de resultaten vervolgens in één kanaal combineren. Twee concepten zijn fundamenteel om te begrijpen hoe de berekeningsopdrachten werken:

  • Elke pixel in een kanaal heeft een helderheidswaarde. Met de opdrachten Berekenen en Afbeelding toepassen manipuleert u deze waarden en krijgt u de resulterende samengestelde pixels.

  • Bij deze opdrachten worden de pixels in twee of meer kanalen bedekt. De afbeeldingen waarmee u berekeningen uitvoert, moeten dus dezelfde pixelafmetingen hebben.

Kanalen overvloeien met de opdracht Afbeelding toepassen

Met de opdracht Afbeelding toepassen kunt u de laag en het kanaal van een afbeelding (de bron) laten overvloeien met een laag en een kanaal van de actieve afbeelding (het doel).

  1. Open de bron- en de doelafbeelding en selecteer de gewenste laag en het gewenste kanaal in de doelafbeelding. De pixelafmetingen van de afbeeldingen moeten overeenkomen. Als dit niet het geval is, worden de namen van afbeeldingen niet in het dialoogvenster Afbeelding toepassen weergegeven.
    Opmerking:

    Wanneer de kleurmodi van de twee afbeeldingen verschillen (bijvoorbeeld wanneer u één RGB- en één CMYK-afbeelding hebt), kunt u één kanaal (maar niet het samengestelde kanaal van de bronafbeelding) toepassen op het samengestelde kanaal van de doellaag.

  2. Kies Afbeelding> Afbeelding toepassen.
  3. Kies de bronafbeelding, de laag en het kanaal dat u met het doel wilt combineren. Wanneer u alle lagen in de bronafbeelding wilt gebruiken, selecteert u bij Laag de optie Verenigd.
  4. Als u het effect in het documentvenster wilt zien, selecteert u Voorvertoning.
  5. Selecteer Omkeren wanneer u de omgekeerde waarden van de kanaalinhoud wilt gebruiken voor de berekening.
  6. Kies voor Overvloeien een optie voor overvloeien.

    Zie De overvloeimodi Toevoegen en Aftrekken voor nadere informatie over de overvloeimodi Toevoegen en Aftrekken. Voor informatie over andere overvloeiopties zie Beschrijvingen van de overvloeimodus.

  7. Voer een dekking in om de sterkte van het effect op te geven.
  8. Selecteer Transparantie behouden wanneer u de resultaten alleen wilt toepassen op ondoorzichtige gebieden in de resulterende laag.
  9. Selecteer Masker wanneer u het overvloeien wilt toepassen via een masker. Kies vervolgens de afbeelding en de laag met het masker. Kies bij Kanaal een willekeurig kleur- of alfakanaal om als masker te gebruiken. U kunt ook een masker toepassen op basis van de actieve selectie of van de grenzen van de gekozen laag (Transparantie). Selecteer Omkeren om de gemaskerde en niet-gemaskerde gebieden van het kanaal om te keren.

Kanalen overvloeien met de opdracht Berekenen

Met de opdracht Berekenen kunt u twee afzonderlijke kanalen van een of meer bronafbeeldingen laten overvloeien. Vervolgens kunt u de resultaten op een nieuwe afbeelding, een nieuw kanaal of op een selectie in de actieve afbeelding toepassen. U kunt de opdracht Berekenen niet op samengestelde kanalen toepassen.

  1. Open de bronafbeelding of -afbeeldingen.
    Opmerking:

    Als u meer dan één bronafbeelding gebruikt, moeten de afbeeldingen dezelfde pixelafmetingen hebben.

  2. Kies Afbeelding> Berekenen.
  3. Als u het effect in het documentvenster wilt zien, selecteert u Voorvertoning.
  4. Kies de eerste bronafbeelding, de eerste laag en het eerste kanaal. Wanneer u alle lagen in de bronafbeelding wilt gebruiken, selecteert u bij Laag de optie Verenigd.
  5. Selecteer Omkeren wanneer u de omgekeerde waarden van de kanaalinhoud wilt gebruiken voor de berekening. Kies Grijs bij Kanaal wanneer u het effect van het omzetten van de afbeelding in grijswaarden wilt dupliceren.
  6. Kies de tweede bronafbeelding, de tweede laag, het tweede kanaal en geef de gewenste opties op.
  7. Kies bij Overvloeien een overvloeimodus.

    Zie De overvloeimodi Toevoegen en Aftrekken voor nadere informatie over de overvloeimodi Toevoegen en Aftrekken. Voor informatie over andere overvloeiopties zie Beschrijvingen van de overvloeimodus.

  8. Voer een dekking in om de sterkte van het effect op te geven.
  9. Selecteer Masker wanneer u het overvloeien wilt toepassen via een masker. Kies vervolgens de afbeelding en de laag met het masker. Kies bij Kanaal een willekeurig kleur- of alfakanaal om als masker te gebruiken. U kunt ook een masker toepassen op basis van de actieve selectie of van de grenzen van de gekozen laag (Transparantie). Selecteer Omkeren om de gemaskerde en niet-gemaskerde gebieden van het kanaal om te keren.
  10. Geef bij Resultaat op of de overvloeiresultaten in een nieuw document, of in een nieuw kanaal of een nieuwe selectie in de actieve afbeelding moeten worden geplaatst.

De overvloeimodi Toevoegen en Aftrekken

De overvloeimodi Toevoegen en Aftrekken zijn alleen beschikbaar wanneer u de opdracht Afbeelding toepassen of Berekenen gebruikt.

Toevoegen

Hiermee telt u de pixelwaarden in twee kanalen bij elkaar op. Dit is een goede manier om niet-overlappende afbeeldingen in twee kanalen te combineren.

Aangezien hogere pixelwaarden lichtere kleuren betekenen, maakt u de afbeelding lichter wanneer u kanalen met overlappende pixels toevoegt. De zwarte gebieden in de beide kanalen blijven zwart (0 + 0 = 0). Wit in een van de kanalen resulteert in wit (255 + een waarde = 255 of hoger).

In de modus Toevoegen wordt de som van de pixelwaarden gedeeld door de waarde onder Schalen. Vervolgens wordt de waarde onder Verschuiven bij de som opgeteld. Als u bijvoorbeeld het gemiddelde van de pixels in twee kanalen wilt weten, telt u ze bij elkaar op, deelt u ze door twee en voert u vervolgens geen verschuivingswaarde in.

De waarde bij Schalen kan een willekeurig getal tussen 1.000 en 2.000 zijn. Hoe hoger deze waarde, hoe donkerder de afbeelding.

Met de verschuivingswaarde kunt u de pixels in het doelkanaal lichter of donkerder maken aan de hand van een helderheidswaarde tussen +255 en ÷255. Negatieve waarden maken de afbeelding donkerder. Positieve waarden maken de afbeelding lichter.

Aftrekken

Trekt de pixelwaarden in het bronkanaal van de overeenkomstige pixels in het doelkanaal af. Net zoals bij Toevoegen wordt het resultaat vervolgens gedeeld door de schaalfactor en bij de verschuivingswaarde opgeteld.

De waarde bij Schalen kan een willekeurig getal tussen 1.000 en 2.000 zijn. Met de verschuivingswaarde kunt u de pixels in het doelkanaal lichter of donkerder maken aan de hand van een helderheidswaarde tussen +255 en -255.

Krijg sneller en gemakkelijker hulp

Nieuwe gebruiker?