Handboek Annuleren

Ongedaan maken en historie

Leer hoe u met de opdrachten Ongedaan maken/Opnieuw en het deelvenster Historie de staat van uw afbeeldingen bepaalt in Adobe Photoshop.

Met de opdrachten Ongedaan maken/Opnieuw en het deelvenster Historie kunt u eenvoudig de staat (staten) van uw afbeeldingen bepalen.

Adobe Photoshop-dieplink

Probeer het in de app
Leer het deelvenster Historie in een paar eenvoudige stappen te gebruiken.

Werken met de opdrachten Ongedaan maken of Opnieuw

Bijgewerkt in Photoshop CC 20.0 (versie van oktober 2018)

Vanaf de versie van oktober 2018 van Photoshop CC (20.0) kunt u meerdere stappen ongedaan maken in uw Photoshop-document met Ctrl + Z (Windows) of Command + Z (Macintosh). Deze nieuwe modus om meerdere stappen ongedaan te maken is standaard ingeschakeld.

Om een bewerking ongedaan maken of opnieuw uit te voeren, doet u het volgende:

  • Ongedaan maken: Eén stap terug in de bewerkingen. Kies Bewerken > Ongedaan maken of gebruik de sneltoets Ctrl + Z (Windows) / Command + Z (Macintosh).
  • Opnieuw: Eén bewerking vooruit. Kies Bewerken > Opnieuw of gebruik de sneltoets Shift + Control + Z (Windows) / Shift + Command + Z (Macintosh).

In het menu Bewerken verschijnt ook de naam van de stap die ongedaan wordt gemaakt, naast de opdrachten Ongedaan maken en Opnieuw. Bijvoorbeeld Bewerken > Ongedaan maken: Tekst bewerken.

Terugkeren naar de laatst opgeslagen versie

  1. Kies Bestand > Vorige versie.
    Opmerking:

    Vorige versie wordt toegevoegd als historische staat in het deelvenster Historie en kan ongedaan worden gemaakt.

Een deel van een afbeelding tot de laatst opgeslagen versie herstellen

  1. Voer een van de volgende handelingen uit:
    • Met het Historiepenseel  tekent u met de geselecteerde staat of opname in het deelvenster Historie.

    • Gebruik het gummetje  met de optie Wissen en in historie opnemen ingeschakeld.

    • Selecteer het gebied dat u wilt herstellen en kies Bewerken > Vullen. Kies bij Gebruik de optie Historie en klik op OK.

    Opmerking:

    Als u de afbeelding wilt herstellen met een opname van de beginstaat van het document, kiest u Historieopties in het deelvenstermenu en schakelt u de optie Eerste opname automatisch maken in.

Een bewerking annuleren

  1. Houd Esc ingedrukt totdat de bewerking is gestopt. In Mac OS kunt u ook de toets Command en de punt tegelijk indrukken.

Een bericht ontvangen wanneer een bewerking is uitgevoerd

Aan de voortgangsbalk ziet u dat een bewerking wordt uitgevoerd. U kunt een bewerking onderbreken of het programma een signaal laten geven zodra een bewerking is voltooid.

  1. Voer een van de volgende handelingen uit: kies Bewerken > Voorkeuren > Algemeen (Windows) of Photoshop > Voorkeuren > Algemeen (Mac OS).

  2. Selecteer Signaal wanneer gereed.
  3. Klik op OK.

Deelvenster Historie gebruiken

U kunt het deelvenster Historie gebruiken om te schakelen naar elke recente afbeeldingsstaat van afbeeldingen die in de huidige werksessie zijn gemaakt. Telkens wanneer u een wijziging toepast op een afbeelding, wordt de nieuwe staat van die afbeelding aan het deelvenster toegevoegd.

Als u bijvoorbeeld een deel van een afbeelding selecteert, erin tekent en dit roteert, worden elk van deze staten afzonderlijk in het deelvenster weergegeven. Wanneer u een van de staten hebt geselecteerd, wordt de afbeelding teruggezet in de staat waarin het verkeerde toen die wijziging voor het eerst werd aangebracht. Die staat is dan het uitgangspunt voor verdere bewerkingen.

U kunt het deelvenster Historie ook gebruiken om afbeeldingsstaten te verwijderen en, in Photoshop, om een document te maken van een staat of opname.

Kies Venster > Historie of klik op het tabblad van het deelvenster Historie om het deelvenster Historie weer te geven.

Deelvenster Historie van Photoshop
Deelvenster Historie van Photoshop

A. De bron van het historiepenseel instellen B. Miniatuur van een opname C. Historiestaat D. Schuifregelaar voor historiestaten 

Let op het volgende als u het deelvenster Historie gebruikt:

  • Wijzigingen die het gehele programma betreffen, zoals wijzigingen in deelvensters, kleurinstellingen, handelingen en voorkeuren, vindt u niet terug in het deelvenster Historie, omdat het geen wijzigingen in een bepaalde afbeelding betreft.

  • Het deelvenster Historie bevat standaard de laatste 20 staten. U kunt het aantal staten in het geheugen wijzigen door een voorkeur in te stellen via Voorkeuren > Prestaties. Eerdere staten worden automatisch verwijderd om geheugen vrij te maken voor Photoshop. Als u een bepaalde staat wilt behouden gedurende de werksessie, maakt u een opname van die staat (zie Opname van een afbeelding maken).

  • Wanneer u het document sluit en weer opent, worden alle staten en opnamen van de laatste werksessie uit het deelvenster gewist.

  • Standaard wordt er een opname van de beginstaat van het document boven in het deelvenster weergegeven.

  • Staten worden onder aan de lijst toegevoegd. De oudste staat bevindt zich dus boven aan de lijst; de meest recente onderaan.

  • Bij elke staat wordt de naam van de tool of de opdracht weergegeven waarmee de afbeelding is gewijzigd.

  • Als u een staat selecteert, worden de staten daaronder automatisch grijs. Hierdoor is duidelijk welke wijzigingen worden genegeerd als u vanaf de geselecteerde staat verder werkt.

  • Wanneer u een staat selecteert en de afbeelding vervolgens wijzigt, worden standaard alle volgende staten gewist.

  • Als u een staat selecteert en vervolgens de afbeelding wijzigt, zodat alle volgende staten worden gewist, kunt u met de opdracht Ongedaan maken de laatste wijziging terugdraaien en zo de gewiste staten opnieuw instellen.

  • Wanneer u een staat verwijdert, wordt standaard die staat met alle volgende staten gewist. Als de optie Niet-lineaire historie toestaan is ingeschakeld, wordt bij het verwijderen van een staat alleen de betreffende staat gewist.

Naar een vorige afbeeldingsstaat terugkeren

  1. Ga als volgt te werk:
    • Klik op de naam van de staat.

    • Kies Stap vooruit of Stap terug in het menu van het deelvenster Historie of in het menu Bewerken om naar de volgende of vorige staat te gaan.

Een of meer afbeeldingsstaten verwijderen

  1. Voer een van de volgende handelingen uit:
    • Klik op de naam van de staat en kies Verwijderen in het menu van het deelvenster Historie om die wijziging en alle volgende wijzigingen te verwijderen.

    • Sleep de staat naar het pictogram met de prullenbak  om die wijziging en alle volgende wijzigingen te verwijderen.

    • Kies de opdracht Historie wissen in het deelvenstermenu om de hele lijst met staten in het deelvenster Historie te wissen zonder de afbeelding te wijzigen. Hiermee vermindert u de hoeveelheid geheugen die Photoshop gebruikt niet.

    • Houd Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt en kies in het deelvenstermenu Historie wissen als u de lijst met staten in het deelvenster Historie wilt leegmaken zonder de afbeelding te wijzigen. Wanneer u een waarschuwing krijgt dat Photoshop te weinig geheugen heeft, is leegmaken zinvol, omdat de staten met deze optie worden verwijderd uit de buffer voor ongedaan maken, zodat er meer geheugen vrij komt. U kunt de opdracht Historie wissen niet ongedaan maken.

    • Kies Bewerken > Leegmaken > Historie als u de lijst met staten voor alle geopende documenten wilt leegmaken. U kunt deze handeling niet ongedaan maken.

Een document met een afbeeldingsstaat maken of vervangen

  1. Voer een van de volgende handelingen uit:
    • Sleep een staat of opname naar de knop Nieuw document maken van huidige staat  in het deelvenster Historie. De historielijst van het zojuist gemaakte document bevat alleen een vermelding voor de status Dupliceren.

    • Selecteer een staat of opname en klik op de knop Nieuw document maken van huidige staat . De historielijst van het zojuist gemaakte document bevat alleen een vermelding voor de status Dupliceren.

    • Selecteer een staat of opname en kies Nieuw document in het menu van het deelvenster Historie. De historielijst van het zojuist gemaakte document bevat alleen een vermelding voor de status Dupliceren.

    • Sleep een staat naar een bestaand document.

    Opmerking:

    Als u een of meer opnamen of staten van een afbeelding wilt opslaan voor gebruik in een volgende werksessie, maakt u voor elke staat die u opslaat een nieuw bestand, dat u afzonderlijk opslaat. Wanneer u het oorspronkelijke bestand weer opent, kunt u ook de andere opgeslagen bestanden openen. U kunt dan van elk bestand de eerste opname naar de oorspronkelijke afbeelding slepen, zodat u vanuit het deelvenster Historie van de oorspronkelijke afbeelding weer toegang hebt tot de opnamen.

Historieopties instellen

U kunt het maximale aantal elementen van het deelvenster Historie en andere opties voor het aanpassen van het deelvenster instellen.

  1. Selecteer Historieopties in het menu van het deelvenster Historie.
  2. Selecteer een optie:

    Eerste opname automatisch maken

    Hiermee maakt u automatisch een opname van de beginstaat van de afbeelding als het document is geopend.

    Automatisch nieuwe opname maken bij opslaan

    Hiermee genereert u elke keer een opname tijdens het opslaan.

    Niet-lineaire historie toestaan

    Hiermee kunt u wijzigingen in een geselecteerde staat aanbrengen zonder de volgende staten te verwijderen. Wanneer u een staat selecteert en de afbeelding wijzigt, worden normaliter alle volgende staten ook verwijderd. Op deze manier kan het deelvenster Historie een reeks bewerkingsstappen weergeven in de volgorde waarin ze werden gemaakt. Wanneer staten niet-lineair worden opgenomen, kunt u een staat selecteren, de afbeelding wijzigen en uitsluitend die staat verwijderen. De wijziging wordt aan het eind van de lijst toegevoegd.

    Dialoogvenster Nieuwe opname standaard tonen

    Hiermee vraagt Photoshop u opnamen te benoemen, zelfs als u de knoppen van het deelvenster gebruikt.

    Wijzigingen in zichtbaarheid laag herstelbaar maken

    Deze optie is standaard geselecteerd. Zichtbaarheid van lagen in- of uitschakelen wordt geregistreerd als stap in het deelvenster Historie. Maak de selectie van deze optie ongedaan om wijzigingen in de zichtbaarheid van lagen niet op te nemen als stappen in het deelvenster Historie.

Opties voor het historielogbestand instellen

Mogelijk dient u goed bij te houden wat er met een bestand is gebeurd in Photoshop, voor uw eigen administratie, die van uw klanten of voor juridische doeleinden. Met het historielogbestand kunt u een tekstuele historie bijhouden van wijzigingen die u in een afbeelding hebt aangebracht. U kunt de metagegevens van het historielogbestand bekijken met behulp van Adobe Bridge of het dialoogvenster Bestandsinfo.

U kunt de tekst exporteren naar een extern logbestand of u kunt de gegevens opslaan in de metagegevens van bewerkte bestanden. Wanneer u veel bewerkingen opslaat als metagegevens van het bestand zal de bestandsgrootte toenemen en zal het meer tijd kosten om dergelijke bestanden te openen en op te slaan.

Opmerking:

Als u er zeker van wilt zijn dat er niet met het logbestand kan worden geknoeid, slaat u het bewerkingslogboek op in de metagegevens van het bestand en ondertekent u het logbestand digitaal met Adobe Acrobat.

Standaard worden de gegevens van het historielogbestand van iedere sessie opgeslagen als in de afbeelding ingesloten metagegevens. U kunt opgeven waar u de historielogbestandgegevens wilt opslaan en hoeveel gegevens het historielogbestand moet bevatten.

  1. Kies Bewerken > Voorkeuren > Algemeen (Windows) of Photoshop > Voorkeuren > Algemeen (Mac OS).
  2. Klik op Historielogbestand om deze optie in of juist uit te schakelen.
  3. Kies een van de volgende opties voor de optie Logbestandonderdelen opslaan in:

    Metagegevens

    Door deze optie te selecteren, worden de gegevens van het historielogbestand opgeslagen als in het bestand ingesloten metagegevens.

    Tekstbestand

    Door deze optie te selecteren, worden de gegevens van het historielogbestand geëxporteerd naar een tekstbestand. U wordt gevraagd het tekstbestand een naam te geven en een locatie te kiezen waarin u het wilt opslaan.

    Beide

    Hiermee slaat u metagegevens op in het bestand en maakt u een tekstbestand.

    Opmerking:

    Als u het tekstbestand wilt opslaan op een andere locatie of een ander tekstbestand wilt opslaan, klikt u op de knop Kiezen. Vervolgens geeft u aan waar u het tekstbestand wilt opslaan, geeft u het bestand desgewenst een naam en klikt u op Opslaan.

  4. Kies een van de volgende opties in het menu Logonderdelen bewerken:

    Alleen sessies

    Het systeem houdt bij wanneer u Photoshop start of afsluit en elke keer dat u bestanden opent en sluit (met de bestandsnaam van elke afbeelding). Neemt geen informatie op over de bewerkingen die in het bestand hebben plaatsgevonden.

    Bondig

    Kies deze optie als u behalve de sessiegegevens de tekst wilt opnemen die verschijnt in het deelvenster Historie.

    Gedetailleerd

    Kies deze optie als u naast de bondige gegevens ook de tekst die verschijnt in het deelvenster Handelingen wilt opnemen in het logbestand. Kies Gedetailleerd als u een complete historie nodig hebt van alle wijzigingen die zijn aangebracht in de bestanden.

Opname van een afbeelding maken

Met de opdracht Opname kunt u een tijdelijke kopie (of opname) maken van elke staat van de afbeelding. De nieuwe opname wordt toegevoegd aan de lijst met opnamen boven aan het deelvenster Historie. Wanneer u een opname selecteert, kunt u verder werken vanaf die versie van de afbeelding.

Opnamen lijken op de staten die in het deelvenster Historie worden weergegeven, maar hebben een aantal voordelen:

  • U kunt opnamen benoemen, zodat u deze gemakkelijk kunt herkennen.

  • U kunt opnamen gedurende een volledige werksessie opslaan.

  • U kunt effecten eenvoudig vergelijken. U kunt bijvoorbeeld een opname maken vóór en na het toepassen van een filter. Vervolgens selecteert u de eerste opname en probeert u verschillende filterinstellingen uit. Door te schakelen tussen de opnamen kunt u bepalen aan welke instellingen u de voorkeur geeft.

  • Met behulp van opnamen kunt u uw werk gemakkelijk herstellen. Wanneer u een complexe bewerking of handeling uitvoert, is het verstandig om eerst een opname te maken. Is het resultaat niet naar wens, dan kunt u alle stappen ongedaan maken door de opname te selecteren.

Opmerking:

Opnamen worden niet met de afbeelding opgeslagen - bij het sluiten van een afbeelding worden de opnamen verwijderd. Wanneer u een opname selecteert en de afbeelding wijzigt, worden alle staten die op dat moment in het deelvenster Historie staan gewist, tenzij de optie Niet-lineaire historie toestaan is ingeschakeld.

Een opname maken

  1. Selecteer een staat en kies een van de volgende mogelijkheden:
    • Als u automatisch een opname wilt maken, klikt u op de knop Nieuwe opname maken  in het deelvenster Historie. Als de historieoptie Automatisch nieuwe opname maken bij opslaan is geselecteerd, kiest u Nieuwe opname in het menu van het deelvenster Historie.

    • Als u bij het maken van een opname opties wilt instellen, kiest u in het menu van het deelvenster Historie de opdracht Nieuwe opname of houdt u Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt en klikt u op de knop Nieuwe opname maken.

  2. Voer in het tekstvak Naam de naam van de opname in.

  3. Kies de opnameninhoud in het menu Van:

    Volledig document

    Maakt een opname van alle lagen in de afbeelding met die staat.

    Verenigde lagen

    Maakt een opname die alle lagen verenigt in de afbeelding met die staat.

    Huidige laag

    Maakt een opname van de laag die op dat moment is geselecteerd met die staat.

Werken met opnamen

  1. Voer een van de volgende handelingen uit:
    • Als u een opname wilt selecteren, klikt u op de naam van de opname of sleept u de regelaar links van de opname omhoog of omlaag naar een andere opname.

    • Als u de naam van een opname wilt wijzigen, dubbelklikt u op de opnamen en voert u een naam in.

    • Als u een opname wilt verwijderen, selecteert u de opname en kiest u Verwijderen in het deelvenstermenu, klikt u op de knop met de prullenbak  of sleept u de opname naar de knop met de prullenbak.

Tekenen met een staat of opname van een afbeelding

Met het historiepenseel  kunt u in het huidige afbeeldingsvenster een kopie van een staat of opname van een afbeelding tekenen. Met deze tool maakt u een kopie, of monster van de afbeelding en tekent u ermee.

U kunt bijvoorbeeld een opname maken van een wijziging die u hebt aangebracht met een tekentool of filter (met de optie Volledig document geselecteerd wanneer u de opname maakt). Nadat u de wijziging in de afbeelding ongedaan hebt gemaakt, kunt u de wijziging met het historiepenseel selectief aanbrengen in bepaalde gebieden van de afbeelding. Tenzij u een verenigde opname selecteert, tekent u met het historiepenseel van een laag in de geselecteerde staat naar dezelfde laag in een andere staat.

Met het historiepenseel kopieert u van een staat of opname naar een andere staat of opname, maar alleen op dezelfde locatie. In Photoshop kunt u met het historiepenseel bovendien speciale effecten creëren.

  1. Selecteer het historiepenseel .
  2. Voer op de optiebalk een van de volgende handelingen uit:
    • Geef de dekking en de overvloeimodus op.

    • Kies een penseel en stel de penseelopties in.

  3. Klik in het deelvenster Historie in de linkerkolom van de staat of opname die u als bron voor het historiepenseel wilt gebruiken.
  4. Teken met het historiepenseel door te slepen.

Krijg sneller en gemakkelijker hulp

Nieuwe gebruiker?