Een pad bestaat uit een of meer rechte of gebogen segmenten. Ankerpunten markeren de eindpunten van padsegmenten. Bij gebogen segmenten staan bij elk geselecteerd ankerpunt een of twee richtingslijnen die eindigen in richtingspunten. De plaats van richtingslijnen en richtingspunten bepaalt de grootte en vorm van een gebogen segment. Wanneer u deze elementen verplaatst, wordt de curve in een pad gewijzigd.
A. Gebogen lijnsegment B. Richtingspunt C. Richtingslijn D. Geselecteerd ankerpunt E. Niet-geselecteerd ankerpunt
Een pad kan gesloten zijn, zonder begin of eind (bijvoorbeeld een cirkel), of open, met duidelijke eindpunten (bijvoorbeeld een golvende lijn).
Vloeiende curven worden verbonden door ankerpunten die worden aangeduid als vloeiende punten. Scherp gebogen paden worden verbonden door hoekpunten.
Wanneer u een richtingslijn op een boogpunt zet, worden de gebogen segmenten aan beide zijden van het punt tegelijk aangepast. Wanneer u echter een richtingslijn op een hoekpunt zet, wordt alleen de curve aangepast aan de kant van de punt waar de richtingslijn zich bevindt.
Een pad hoeft niet te bestaan uit één hele reeks met elkaar verbonden segmenten. Het kan bestaan uit meerdere, afzonderlijke padcomponenten. Elke vorm in een vormlaag is een padcomponent die wordt beschreven in het uitknippad van de laag.
Bij selectie van een padcomponent of een padsegment worden alle ankerpunten van het geselecteerde gedeelte getoond, inclusief alle richtingslijnen en richtingspunten als het geselecteerde segment gebogen is. Richtingshandgrepen worden weergegeven als opgevulde cirkeltjes, geselecteerde ankerpunten als opgevulde vierkantjes en niet-geselecteerde ankerpunten als holle vierkantjes.
Als u een padcomponent wilt selecteren (dus ook een vorm in een vormlaag), selecteert u de tool Padselectie en klikt u op een willekeurige positie in de padcomponent. Als een pad uit meerdere padcomponenten bestaat, wordt alleen de component onder de aanwijzer geselecteerd.
Als u een padsegment wilt selecteren, kiest u de tool Direct selecteren en klikt u op een van de ankerpunten van een segment of trekt u al slepend een selectiekader over een deel van het segment.
Wanneer u Direct selecteren hebt gekozen, kunt u het hele pad of de padcomponent selecteren door Alt (Windows) of Option (Mac OS) te kiezen en te klikken in het pad. Als u Direct selecteren wilt activeren terwijl een andere tool is geselecteerd, plaatst u de aanwijzer op een ankerpunt en drukt u op Ctrl (Windows) of Command (Mac OS).
U kunt meerdere paden op dezelfde laag of op verschillende lagen selecteren.
Voer in het deelvenster Paden een of meerdere van de volgende handelingen uit om de paden zichtbaar te maken:
Selecteer het gereedschap Padselectie of Direct selecteren en voer een of meerdere van de volgende handelingen uit:
Als u meer padcomponenten of -segmenten wilt selecteren, kiest u de tool Padselectie of Direct selecteren. Vervolgens houdt u Shift ingedrukt terwijl u extra paden of segmenten selecteert.
U kunt ervoor kiezen om in de isolatiemodus met paden te werken. Zo isoleert u alleen de laag die een pad bevat: zorg dat het pad actief is en dubbelklik erop met een selectietool. U kunt ook één of meerdere lagen isoleren met de menuoptie Lagen selecteren/isoleren of door Lagen filteren in te stellen op Geselecteerd.
U kunt de isolatiemodus op verschillende manieren afsluiten, zoals:
U kunt opgeslagen paden met uitzondering van vorm-, tekst- of vectormaskerpaden opnieuw ordenen in het deelvenster Paden.
Sleep het pad naar de gewenste positie in het deelvenster Paden. U kunt in Photoshop meer dan een pad tegelijk selecteren en slepen.
Selecteer in het deelvenster Paden het pad dat u wilt dupliceren. In Photoshop kunt u meer dan een pad selecteren.
Ga als volgt te werk:
U kunt nu de kleur en dikte van het pad naar believen instellen. Dit kan de zichtbaarheid ten goede komen. Terwijl u een pad maakt – met de pen, bijvoorbeeld – klikt u op het tandwiel () in de optiebalk. Dan kunt u de kleur en dikte van de lijnen opgeven. En instellen of u een voorvertoning wilt zien van padsegmenten terwijl u de muis verplaatst tussen het klikken (Elastiekeffect).
U kunt een padsegment altijd bewerken, maar het bewerken van bestaande segmenten verschilt enigszins van het tekenen van segmenten. Gebruik de volgende tips wanneer u segmenten bewerkt:
Als een ankerpunt twee segmenten verbindt en u dit ankerpunt verplaatst, wijzigt u altijd beide segmenten.
Wanneer u met de tool Pen tekent, kunt u tijdelijk de tool Direct selecteren activeren, zodat u segmenten kunt aanpassen die u al hebt getekend. Druk tijdens het tekenen op Ctrl (Windows) of op Command (Mac OS).
Als u met de tool Pen een boogpunt tekent en de richtingslijn sleept, wordt de lengte van de richtingslijn aan beide zijden van het punt gewijzigd. Als u echter een bestaand boogpunt bewerkt met de tool Direct selecteren, wordt de lengte van de richtingslijn alleen gewijzigd aan de zijde die u sleept.
Selecteer met de tool Direct selecteren een ankerpunt op het segment dat u wilt aanpassen.
Als u de positie van het segment wilt veranderen, sleept u het segment. Houd Shift ingedrukt en sleep om de aanpassing tot stappen van 45 graden te beperken.
Als u de vorm van het segment aan een van beide zijden van een geselecteerd ankerpunt wilt wijzigen, sleept u het ankerpunt of het richtingspunt. Houd Shift ingedrukt en sleep om de beweging tot stappen van 45 graden te beperken.
Wanneer u een padsegment aanpast, past u ook de bijbehorende segmenten aan, zodat u padvormen intuïtief kunt transformeren. Als u alleen de segmenten tussen de geselecteerde ankerpunten wilt bewerken, net als in eerdere versies van Photoshop, selecteert u Paden slepen beperken op de optiebalk.
Het is ook mogelijk om segmenten of ankerpunten te transformeren, bijvoorbeeld door deze te schalen of te draaien.
Het vloeiende punt wordt een hoekpunt. Zie Boogpunten in hoekpunten omzetten en omgekeerd voor nadere informatie.
U maakt een hoekpunt door de tool Pen op de positie te plaatsen waar het nieuwe segment moet eindigen en te klikken. Als u een pad verlengt dat met een boogpunt eindigt, wordt de kromming van het nieuwe segment door de bestaande richtingslijn bepaald.
U maakt een boogpunt door de tool Pen op de positie te plaatsen waar het nieuwe gebogen segment moet eindigen en te slepen.
Klik op een eindpunt op het andere pad om het pad met het andere open pad te verbinden. Als u het gereedschap Pen precies op het eindpunt van het andere pad hebt geplaatst, staat er een klein samenvoegsymbool naast de aanwijzer.
Als u een nieuw pad met een bestaand pad wilt verbinden, tekent u het nieuwe pad in de buurt van het bestaande pad en verplaatst u het gereedschap Pen naar het (niet-geselecteerde) eindpunt van het bestaande pad. Klik op dat eindpunt wanneer er een klein samenvoegsymbool bij de aanwijzer wordt weergegeven.
Houd naast de pijltoets ook de Shift-toets ingedrukt om een ankerpunt of padsegment in stappen van 10 pixels te verplaatsen.
Met extra ankerpunten krijgt u meer controle over het pad of kunt u een open pad verlengen. Probeer echter niet meer punten toe te voegen dan nodig is. Een pad met minder punten kan gemakkelijker worden bewerkt, weergegeven en afgedrukt. U kunt een pad minder complex maken door overbodige punten te verwijderen.
De gereedschapset bevat drie tools voor het toevoegen of verwijderen van punten: de tool Pen , de tool Ankerpunt toevoegen
en de tool Ankerpunt verwijderen
.
Standaard verandert de tool Pen in de tool Ankerpunt toevoegen als u de tool op een geselecteerd pad plaatst of in de tool Ankerpunt verwijderen als u de tool op een ankerpunt plaatst. U moet Automatisch toevoegen/verwijderen in de optiebalk selecteren om ervoor te zorgen dat de tool Pen automatisch verandert in de tool Ankerpunt toevoegen of Ankerpunt verwijderen.
U kunt meerdere paden gelijktijdig selecteren en bewerken. U kunt de vorm van een pad ook wijzigen terwijl u ankerpunten toevoegt door tijdens het toevoegen te klikken en te slepen.
Verwijder ankerpunten niet met de toetsen Delete of Backspace of met de opdrachten Bewerken > Knippen of Bewerken > Wissen. Met deze toetsen en opdrachten wordt niet alleen het punt verwijderd, maar ook de lijnsegmenten die zijn verbonden met dat punt.
U kunt het automatisch veranderen van de tool Pen in de tool Ankerpunten toevoegen of Ankerpunten verwijderen negeren. Dit is handig wanneer u een nieuw pad bovenop een bestaand pad wilt laten beginnen.
Als u de tool Ankerpunt omzetten wilt activeren terwijl de tool Direct selecteren is geactiveerd, zet u de aanwijzer op een ankerpunt en drukt u op Ctrl+Alt (Windows) of Command+Option (Mac OS).
Als u een hoekpunt wilt omzetten in een boogpunt, sleept u bij het hoekpunt vandaan, zodat er richtingslijnen worden weergegeven.
U zet een boogpunt om in een hoekpunt zonder richtingslijnen door op het boogpunt te klikken.
Om een hoekpunt zonder richtingslijnen om te zetten in een hoekpunt met onafhankelijke richtingslijnen, sleept u eerst een richtingspunt weg van een hoekpunt (waardoor dit verandert in een boogpunt met richtingslijnen). Laat alleen de muisknop los (houd de toetsen ingedrukt die u wellicht hebt gebruikt om de tool Ankerpunt omzetten te activeren) en sleep een van de twee richtingspunten.
U zet een boogpunt om in een hoekpunt met onafhankelijke richtingslijnen door een van de richtingspunten te slepen.
U kunt een padcomponent (met inbegrip van een vorm in een vormlaag) verplaatsen naar elke gewenste plaats in een afbeelding. Componenten kunnen ook worden gekopieerd binnen een afbeelding of naar een andere Photoshop-afbeelding. Met de tool Padselectie kunt u overlappende componenten samenvoegen tot één component. Alle vectorobjecten die worden beschreven met een opgeslagen pad, tijdelijk pad of vectormasker, kunnen worden verplaatst, veranderd, gekopieerd en verwijderd.
U kunt met de opdrachten Kopiëren en Plakken vectorobjecten ook kopiëren van een Photoshop-afbeelding naar een afbeelding in een andere toepassing, bijvoorbeeld Adobe Illustrator.
Vormen combineren
Hiermee voegt u het padgebied toe aan elkaar overlappende padgebieden.
Verwijderen uit vormgebied
Hiermee verwijdert u het padgebied uit elkaar overlappende padgebieden.
Doorsnede maken van vormgebieden
Hiermee beperkt u het gebied tot de doorsnede van het geselecteerde padgebied en overlappende padgebieden.
Overlappende vormgebieden uitsluiten
Hiermee sluit u het overlappende gebied uit.
Voer een van de volgende handelingen uit:
Als bij het verslepen van een pad de verplaatsingsaanwijzer op een open afbeelding komt, wordt het pad gekopieerd naar die afbeelding.
Om één component te maken van alle overlappende componenten, kiest u Vormcomponenten samenvoegen in de vervolgkeuzelijst Padbewerkingen in de optiebalk.
Ga als volgt te werk:
Sleep de padcomponent van de bronafbeelding naar de doelafbeelding. De padcomponent is nu gekopieerd naar het actieve pad in het deelvenster Paden.
Selecteer in het bronbestand de naam van het pad in het deelvenster Paden en kies Bewerken > Kopiëren om het pad te kopiëren. Ga naar de doelafbeelding en kies Bewerken > Plakken. Op deze manier kunt u ook paden in dezelfde afbeelding combineren.
Als u de padcomponent in de doelafbeelding wilt plakken, selecteert u de padcomponent in de bronafbeelding en kiest u Bewerken > Kopiëren. Ga naar de doelafbeelding en kies Bewerken > Plakken.
U kunt padcomponenten die in één pad worden beschreven zowel uitlijnen als verdelen. U kunt bijvoorbeeld de linkerranden van meerdere vormen in één laag uitlijnen of diverse componenten in een tijdelijk pad verdelen langs hun horizontale middelpunten.
Gebruik de tool Verplaatsen als u vormen die zich op verschillende lagen bevinden wilt uitlijnen.
Aanmelden bij je account