- Photoshop Handboek
- Inleiding tot Photoshop
- Photoshop en andere Adobe-producten en -services
- Werken met illustraties van Illustrator in Photoshop
- Werken met Photoshop-bestanden in InDesign
- Substance 3D-materialen voor Photoshop
- Photoshop en Adobe Stock
- De Capture-in-app-extensie in Photoshop gebruiken
- Creative Cloud Libraries
- Creative Cloud Libraries in Photoshop
- De Touch Bar gebruiken met Photoshop
- Raster en hulplijnen
- Handelingen maken
- Ongedaan maken en historie
- Photoshop voor de iPad
- Photoshop op de iPad | Veelgestelde vragen
- Kennismaken met de werkruimte
- Systeemvereisten | Photoshop voor iPad
- Documenten maken, openen en exporteren
- Foto's toevoegen
- Werken met lagen
- Tekenen en schilderen met penselen
- Selecties maken en maskers toevoegen
- Uw composities retoucheren
- Werk met aanpassingslagen
- Pas de tonaliteit van uw compositie aan met Curven
- Transformatiebewerkingen toepassen
- Uw composities uitsnijden en roteren
- Canvas roteren, pannen, zoomen en opnieuw instellen
- Werk met tekstlagen
- Werk met Photoshop en Lightroom
- Vind ontbrekende lettertypen in Photoshop op de iPad
- Japanse tekens in Photoshop op de iPad
- App-instellingen beheren
- Aanraaksneltoetsen en bewegingen
- Sneltoetsen
- Afbeeldingsgrootte bewerken
- Livestreamen terwijl u in Photoshop werkt op de iPad
- Imperfecties corrigeren met het Retoucheerpenseel
- Penselen maken in Capture en gebruiken in Photoshop
- Werken met Camera Raw-bestanden
- Slimme objecten maken en ermee werken
- De belichting in uw afbeeldingen aanpassen met Tegenhouden en Doordrukken
- Photoshop op internet (bèta)
- Veelgestelde vragen | Photoshop op internet (bèta)
- Kennismaken met de werkruimte
- Systeemvereisten | Photoshop op internet (bèta)
- Sneltoetsen | Photoshop op internet (bèta)
- Ondersteunde bestandstypen | Photoshop op internet (bèta)
- Clouddocumenten openen en bewerken
- Samenwerken met belanghebbenden
- Beperkte bewerkingen toepassen op uw clouddocumenten
- Clouddocumenten
- Photoshop-clouddocumenten | Algemene vragen
- Photoshop-clouddocumenten | Vragen over workflow
- Clouddocumenten beheren en bewerken in Photoshop
- Cloudopslag upgraden voor Photoshop
- Kan geen clouddocumenten maken of opslaan
- Fouten met Photoshop-clouddocumenten oplossen
- Synchronisatielogboeken voor clouddocumenten verzamelen
- Toegang delen en uw clouddocumenten bewerken
- Bestanden delen en opmerkingen in de app
- Werkruimte
- Basisbegrippen voor werkruimten
- Sneller leren met het deelvenster Ontdekken van Photoshop
- Documenten maken
- De Touch Bar gebruiken met Photoshop
- Toolgalerieën
- Prestatievoorkeuren
- Tools gebruiken
- Aanraakbewegingen
- Aanraakfuncties en aanpasbare werkruimten
- Technology Previews
- Metagegevens en notities
- Standaardsneltoetsen
- Aanraakfuncties en aanpasbare werkruimten
- Photoshop-afbeeldingen in andere toepassingen opnemen
- Voorkeuren
- Standaardsneltoetsen
- Linialen
- Niet-afdrukbare extra's tonen of verbergen
- Het aantal kolommen voor een afbeelding opgeven
- Ongedaan maken en historie
- Deelvensters en menu's
- Bestanden plaatsen
- Elementen instellen met de functie Magnetisch
- Plaatsen met de liniaal
- Voorinstellingen
- Sneltoetsen aanpassen
- Raster en hulplijnen
- Ontwerp van websites, schermen en apps
- Basisprincipes van afbeeldingen en kleuren
- Afbeeldingen vergroten/verkleinen
- Werken met raster-en vectorafbeeldingen
- Grootte en resolutie van afbeeldingen
- Afbeeldingen ophalen van camera's en scanners
- Afbeeldingen maken, openen en importeren
- Afbeeldingen weergeven
- Fout Ongeldige JPEG-markering | Afbeeldingen openen
- Meerdere afbeeldingen weergeven
- Kleurkiezers en -stalen aanpassen
- HDR-afbeeldingen (High Dynamic Range)
- Kleuren in uw afbeelding afstemmen
- Afbeeldingen omzetten in andere kleurmodi
- Kleurmodi
- Delen van een afbeelding wissen
- Overvloeimodi
- Kleuren kiezen
- Geïndexeerde-kleurentabellen aanpassen
- Informatie over afbeeldingen
- Vervormingsfilters zijn niet beschikbaar
- Informatie over kleur
- Kleuren en monochrome instellingen aanpassen aan de hand van kanalen
- Kleuren kiezen in de deelvensters Kleur en Stalen
- Monster
- Kleurmodus of Afbeeldingsmodus
- Kleurzweem
- Een voorwaardelijke moduswijziging toevoegen aan een handeling
- Stalen toevoegen uit HTML, CSS en SVG
- Bitdiepte en voorkeuren
- Lagen
- Basisbegrippen voor lagen
- Niet-destructieve bewerkingen
- Lagen en groepen maken en beheren
- Lagen selecteren, groeperen en koppelen
- Afbeeldingen in kaders plaatsen
- Laagdekking en overvloeien
- Lagen maskeren
- Slimme filters toepassen
- Laagsamenstellingen
- Lagen verplaatsen, stapelen en vergrendelen
- Lagen maskeren met vectormaskers
- Lagen en groepen beheren
- Laageffecten en laagstijlen
- Laagmaskers bewerken
- Middelen extraheren
- Lagen met uitknipmaskers tonen
- Afbeeldingsmiddelen genereren op basis van lagen
- Werken met slimme objecten
- Overvloeimodi
- Meerdere afbeeldingen combineren tot een groepsportret
- Afbeeldingen combineren met automatisch overvloeiende lagen
- Lagen uitlijnen en verdelen
- CSS kopiëren uit lagen
- Selecties uit een laag of grenzen van een laagmasker laden
- Uitnemen om inhoud van andere lagen zichtbaar te maken
- Laag
- Afvlakken
- Samengesteld
- Achtergrond
- Selecties
- Werkruimte Selecteren en maskeren
- Snelle selecties maken
- Aan de slag met selecties
- Selecties aanbrengen met de selectiekadertools
- Selecties maken met de lasso’s
- Een kleurbereik selecteren in een afbeelding
- Pixelselecties aanpassen
- Paden omzetten in selectiekaders en omgekeerd
- Basisbegrippen voor kanalen
- Geselecteerde pixels verplaatsen, kopiëren en verwijderen
- Een tijdelijk snelmasker maken
- Selecties en alfakanaalmaskers opslaan
- De afbeeldingsgebieden met de focus selecteren
- Kanalen dupliceren, splitsen en samenvoegen
- Kanaalberekeningen
- Selectie
- Selectiekader
- Afbeeldingsaanpassingen
- Perspectief verdraaien
- Vervaging door camerabeweging verminderen
- Voorbeelden van de tool Retoucheerpenseel
- Kleur-opzoektabellen exporteren
- De scherpte en vervaging van afbeeldingen aanpassen
- Kleuraanpassingen
- De aanpassing Helderheid/contrast toepassen
- Schaduwdetails en hooglichtdetails aanpassen
- Aanpassing Niveaus
- De kleurtoon en verzadiging aanpassen
- Levendigheid aanpassen
- De kleurverzadiging in afbeeldingsgebieden aanpassen
- Snel aanpassingen aanbrengen aan tinten
- Speciale kleureffecten toepassen op afbeeldingen
- Uw afbeelding verbeteren met aanpassingen in kleurbalans
- HDR-afbeeldingen (High Dynamic Range)
- Histogrammen en pixelwaarden bekijken
- Kleuren in uw afbeelding afstemmen
- Foto's uitsnijden en rechttrekken
- Een kleurenfoto omzetten in zwart-wit
- Aanpassings- en opvullagen
- Aanpassing Curven
- Overvloeimodi
- Afbeeldingen voorbereiden voor drukken
- De kleur en toon aanpassen met de pipetten Niveaus en Curven
- HDR-belichting en -kleurtinten aanpassen
- Filter
- Vervagen
- Afbeeldingsgebieden doordrukken of tegenhouden
- Selectieve kleuraanpassingen aanbrengen
- Objectkleuren vervangen
- Adobe Camera Raw
- Systeemvereisten voor Camera Raw
- Nieuwe functies in Camera Raw
- Kennismaken met Camera Raw
- Panorama's maken
- Ondersteunde lenzen
- Vignet-, korrel- en neveleffecten in Camera Raw
- Standaardsneltoetsen
- Automatische perspectiefcorrectie in Camera Raw
- Niet-destructieve bewerkingen uitvoeren in Camera Raw
- Radiaalfilter in Camera Raw
- Camera Raw-instellingen beheren
- Afbeeldingen openen, verwerken en opslaan in Camera Raw
- Repareer afbeeldingen met de verbeterde tool Vlekken verwijderen in Camera Raw
- Afbeeldingen roteren, uitsnijden en aanpassen
- Kleurweergave aanpassen in Camera Raw
- Functieoverzicht | Adobe Camera Raw | 2018-versies
- Overzicht van nieuwe functies
- Procesversies in Camera Raw
- Lokale aanpassingen aanbrengen in Camera Raw
- Afbeeldingen repareren en restaureren
- Afbeeldingen transformeren
- Objecten transformeren
- Uitsnijding, rotatie en canvasgrootte aanpassen
- Foto's uitsnijden en rechttrekken
- Panoramische afbeeldingen maken en bewerken
- Afbeeldingen, vormen en paden verdraaien
- Perspectiefpunt
- Het filter Uitvloeien gebruiken
- Schalen en de inhoud behouden
- Afbeeldingen, vormen en paden transformeren
- Verdraaien
- Transformeren
- Panorama
- Tekenen en verven
- Symmetrische patronen tekenen
- Rechthoeken tekenen en lijnopties wijzigen
- Tekenen
- Vormen tekenen en bewerken
- Tekentools
- Penselen maken en wijzigen
- Overvloeimodi
- Kleur toevoegen aan paden
- Paden bewerken
- Tekenen met het mixerpenseel
- Voorinstellingen voor penselen
- Verlopen
- Interpolatie met verloop
- Selecties, lagen en paden vullen en omlijnen
- Tekenen met de pentools
- Patronen maken
- Een patroon maken met de Patroonmaker
- Paden beheren
- Bibliotheken en voorinstellingen van patronen beheren
- Tekenen of verven met een grafisch tablet
- Structuurpenselen maken
- Dynamische elementen toevoegen aan penselen
- Verloop
- Gestileerde streken tekenen met het penseel Tekeninghistorie
- Tekenen met een patroon
- Voorinstellingen synchroniseren op meerdere apparaten
- Tekst
- De tekst toevoegen en bewerken
- Unified Text Engine
- Werken met OpenType SVG-lettertypen
- Tekens opmaken
- Alinea's opmaken
- Teksteffecten maken
- Tekst bewerken
- Regelafstand en tekenspatiëring
- Arabische en Hebreeuwse tekst
- Lettertypen
- Problemen met lettertypen oplossen
- Aziatische tekst
- Tekst maken
- Tekstenginefout met Typegereedschap in Photoshop | Windows 8
- De tekst toevoegen en bewerken
- Video en animatie
- Video's bewerken in Photoshop
- Video- en animatielagen bewerken
- Overzicht van video en animatie
- Voorvertoningen van video en animaties weergeven
- Frames tekenen in videolagen
- Videobestanden en reeksen afbeeldingen importeren
- Frameanimaties maken
- Creative Cloud 3D-animatie (Preview)
- Tijdlijnanimaties maken
- Afbeeldingen maken voor video
- Filters en effecten
- Het filter Uitvloeien gebruiken
- De galerie Vervagen gebruiken
- Basisbeginselen van filters
- Overzicht van de filtereffecten
- Belichtingseffecten toevoegen
- Het filter Adaptief groothoek gebruiken
- Het filter Olieverf gebruiken
- Laageffecten en laagstijlen
- Specifieke filters toepassen
- Natte vinger gebruiken in afbeeldingsgebieden
- Opslaan en exporteren
- Afdrukken
- 3D-objecten afdrukken
- Afdrukken vanuit Photoshop
- Afdrukken met kleurbeheer
- Contactbladen en PDF-presentaties
- Foto's afdrukken in een figuurpakketlay-out
- Steunkleuren afdrukken
- Duotonen
- Afbeeldingen drukken op een professionele drukpers
- Kleurenafdrukken in Photoshop verbeteren
- Problemen met afdrukken oplossen | Photoshop
- Automatisering
- Handelingen maken
- Gegevensgestuurde afbeeldingen maken
- Scripts
- Een groep bestanden verwerken
- Handelingen afspelen en beheren
- Voorwaardelijke acties toevoegen
- Handelingen en het deelvenster Handelingen
- Tools opnemen in handelingen
- Een voorwaardelijke moduswijziging toevoegen aan een handeling
- Photoshop-gebruikersinterfacewerkset voor plug-ins en scripts
- Kleurbeheer
- Content Authenticity
- 3D-beelden en technische beeldverwerking
- Photoshop 3D | Veelgestelde vragen over 3D-functies die niet meer beschikbaar zijn
- Creative Cloud 3D-animatie (Preview)
- 3D-objecten afdrukken
- Tekenen in 3D
- Verbeteringen in het 3D-deelvenster | Photoshop
- De belangrijkste 3D-concepten en -tools
- 3D renderen en opslaan
- 3D-objecten en -animaties maken
- Afbeeldingsstapels
- 3D-workflow
- Metingen
- DICOM-bestanden
- Photoshop en MATLAB
- Objecten in een afbeelding tellen
- 3D-objecten combineren en omzetten
- Structuren bewerken in 3D
- HDR-belichting en -kleurtinten aanpassen
- Instellingen van het 3D-deelvenster
Gegevensgestuurde afbeeldingen maken het mogelijk om snel en nauwkeurig meerdere versies van een afbeelding voor afdruk- of webprojecten te produceren. U kunt bijvoorbeeld honderd exemplaren van een webbanner produceren met verschillende tekst en afbeeldingen, allemaal gebaseerd op een sjabloonontwerp.
Voer de volgende stappen uit om illustraties te maken met behulp van sjablonen en gegevenssets:
Maak de basisafbeelding die u als sjabloon wilt gebruiken.
Gebruik lagen om de elementen te scheiden die u in de afbeelding wilt wijzigen.
Definieer de variabelen in de afbeelding.
Met variabelen worden de delen in de afbeelding opgegeven die worden gewijzigd. (Zie Variabelen definiëren.)
Maak of importeer de gegevenssets.
U kunt de gegevenssets in de sjabloon maken, of deze uit een tekstbestand importeren. (Zie Een gegevensset definiëren en Gegevenssets maken in externe bestanden.)
Bekijk een voorvertoning van het document met elke gegevensset.
Om te kunnen zien hoe uw afbeeldingen er uiteindelijk uitzien, kunt u deze voorvertonen voordat u de bestanden exporteert. (Zie Een gegevensset voorvertonen of toepassen.)
Genereer uw afbeeldingen door deze met de gegevens te exporteren.
U kunt uw afbeeldingen als Photoshop-bestanden (.PSD) exporteren. (Zie Afbeeldingen genereren met behulp van gegevenssets.)

A. Bronbestandssjabloon B. Gebruiker definieert lagen als variabelen. C. Van een afbeelding kunnen verschillende versies met afzonderlijke gegevenssets worden gemaakt.
Variabelen definiëren
U gebruikt variabelen om te bepalen welke elementen in een sjabloon kunnen worden gewijzigd. U kunt drie typen variabelen definiëren. Met variabelen voor zichtbaarheid kunt u de inhoud van een laag weergeven of verbergen. Met variabelen voor pixelvervanging kunt u de pixels in de laag vervangen door pixels uit een ander afbeeldingsbestand. Met variabelen voor tekstvervanging kunt u een tekstreeks in een tekstlaag vervangen.
GoLive herkent alle variabelen voor tekst en zichtbaarheid, behalve variabelen voor pixelvervanging.

A. Variabele voor zichtbaarheid B. Variabele voor pixelvervanging C. Variabele voor tekstvervanging
U kunt geen variabelen definiëren voor de achtergrondlaag.
-
Kies Afbeelding > Variabelen > Definiëren.
-
Selecteer een laag in het pop-upmenu Laag met de inhoud die u als een variabele wilt definiëren.
-
Selecteer een of meer typen variabelen:
Zichtbaarheid
Hiermee toont of verbergt u de inhoud van de laag of de laaggroep.
Pixelvervanging
Hiermee kunt u de pixels in de laag vervangen door pixels uit een ander afbeeldingsbestand.
Tekstvervanging
Vervangt een tekstreeks in een tekstlaag.
-
Voer een van de volgende handelingen uit:
Kies Naam en geef een naam op voor de variabele. Namen van variabelen moeten beginnen met een letter, onderstrepingsteken of dubbele punt en mogen geen spaties of speciale tekens bevatten (met uitzondering van punten, koppeltekens, onderstrepingstekens en dubbele punten).
Kies een bestaande variabele in het pop-upmenu Naam, waaraan u deze laag kunt koppelen. Lagen die zijn gekoppeld aan dezelfde variabele worden samen met het koppelingspictogram naast het menu Naam weergegeven.
-
Voor variabelen voor pixelvervanging stelt u de volgende opties in.
Kies een methode voor het schalen van de vervangende afbeelding: Passen om de afbeelding te schalen zodat deze in het selectiekader past (waardoor er gedeelten van het selectiekader leeg kunnen blijven). Opvullen om de afbeelding te schalen zodat deze het selectiekader geheel vult (waardoor de afbeelding groter dan het selectiekader kan zijn). Ongewijzigd om de afbeelding niet te schalen en Conform om de afbeelding niet-proportioneel passend te maken in het selectiekader.
Klik op een handgreep van het pictogram voor uitlijning
om de uitlijning te kiezen waarmee de afbeelding binnen het selectiekader wordt geplaatst. (Deze optie is niet beschikbaar voor Conform.)
Selecteer Aan selectiekader klemmen om gedeelten van de afbeelding die niet in het selectiekader passen bij te snijden. Deze optie is alleen beschikbaar wanneer de vervangingsmethode Opvullen of Ongewijzigd wordt geselecteerd. (Deze optie is niet beschikbaar voor Conform.)
-
Als u variabelen voor een andere laag wilt definiëren, kiest u een laag in het pop-upmenu Laag. Naast de naam van lagen met variabelen verschijnt een sterretje. U kunt met de navigatiepijlen tussen lagen navigeren.
-
Klik op OK.
De naam van een variabele wijzigen
-
Kies Afbeelding > Variabelen > Definiëren.
-
Kies in het pop-upmenu Laag de laag die de variabele bevat.
-
Voer u een naam in het tekstvak Naam in om de naam van de variabele te wijzigen. Namen van variabelen moeten beginnen met een letter, onderstrepingsteken of dubbele punt en mogen geen spaties of speciale tekens bevatten (met uitzondering van punten, koppeltekens, onderstrepingstekens en dubbele punten).
-
Hef de selectie van de variabele op om deze te verwijderen.
Een gegevensset definiëren
Een gegevensset is een verzameling variabelen met gekoppelde gegevens. U definieert een gegevensset voor elke versie van de afbeelding die u wilt genereren.
-
Voer een van de volgende handelingen uit:
Kies Afbeelding > Variabelen > Gegevenssets.
Wanneer het dialoogvenster Variabelen is geopend, kiest u Gegevenssets in het pop-upmenu boven in het dialoogvenster, of klikt u op Volgende.
Opmerking:U moet ten minste één variabele definiëren voordat u de standaardgegevensset kunt bewerken.
-
Klik op de knop Nieuwe gegevensset
.
-
Selecteer een variabele in het pop-upmenu Naam of uit de lijst onder in het dialoogvenster.
-
Bewerk de variabele gegevens:
Voor variabelen voor zichtbaarheid
selecteert u Zichtbaar om de inhoud van de laag weer te geven of Onzichtbaar om de inhoud van de laag te verbergen.
Voor variabelen voor pixelvervanging
klikt u op Bestand selecteren en selecteert u een afbeeldingsbestand ter vervanging. Klik op Niet vervangen voordat de gegevensset is toegepast om de laag in de huidige toestand te laten.
Opmerking:Als u Niet vervangen kiest, worden de standaardinstellingen voor het bestand niet opnieuw ingesteld als er al eerder een andere vervanging is toegepast.
- Voor variabelen voor tekstvervanging
typt u een tekstreeks in het tekstvak Waarde.
-
Definieer extra gegevenssets voor elke versie van de afbeelding die u wilt genereren.
U kunt de gegevensset later bewerken, hernoemen of verwijderen door deze eerst in het pop-upmenu Gegevensset te kiezen en daarna de opties te bewerken. Gebruik de pijlpictogrammen om tussen gegevenssets te navigeren. Klik op het pictogram met de prullenbak om een gegevensset te verwijderen.
Een gegevensset voorvertonen of toepassen
U kunt de inhoud van een gegevensset toepassen op de basisafbeelding terwijl alle variabelen en gegevenssets intact blijven. Hierbij wordt de vormgeving van het PSD-document aangepast aan de waarden van de gegevensset. U kunt ook voorvertonen hoe elke versie van uw afbeelding er met elke gegevensset uitziet.
Als u een gegevensset toepast, wordt het oorspronkelijke document overschreven.
-
Kies Afbeelding > Gegevensset toepassen. Selecteer de gegevensset in de lijst en geef een voorvertoning van de afbeelding weer in het documentvenster. Klik op Toepassen om de gegevensset toe te passen. Klik op Annuleren als u een voorvertoning weergeeft en de basisafbeelding niet wilt wijzigen.
U kunt ook een gegevensset toepassen en voorvertonen op de pagina Gegevensset van het dialoogvenster Variabelen.
Afbeeldingen genereren met behulp van gegevenssets
Zodra u variabelen en een of meer gegevenssets hebt gedefinieerd, kunt u in de modus Batch afbeeldingen uitvoeren met gebruik van de gegevenssetwaarden. U kunt afbeeldingen uitvoeren als PSD-bestanden.
-
Kies Bestand> Exporteren > Gegevenssets als bestanden.
-
Voer een basisnaam in voor alle gegenereerde bestanden. Desgewenst kunt u uw eigen schema voor het benoemen van de bestanden maken.
-
Klik op de knop Map selecteren om een doelmap voor de bestanden te selecteren.
-
Kies de gegevenssets die u wilt exporteren.
-
Klik op OK.
Gegevenssets maken in externe bestanden
U kunt snel een groot aantal gegevenssets maken door een extern tekstbestand te maken dat alle gegevens over variabelen bevat en dit bestand in een PSD-document met variabelen te laden. Een methode daarvoor is het invoeren van de gegevens in een tekstbestand of een Microsoft Excel-bestand, dat u vervolgens naar een bestand exporteert met tabs of komma's als scheidingstekens.
De syntaxis van het externe tekstbestand is als volgt (waarbij elke regel die begint met "Variabele" of "Waarde" een afzonderlijke regel in uw bestand is):
VariableName1<sep>VariableName2<sep> <sep>VariableNameN <nl> Value1-1<sep>Value2-1<sep><sep>ValueN-1<nl> Value1-2<sep>Value2-2<sep><sep>ValueN-2<nl> Value1-M<sep>Value2-M<sep><sep>ValueN-M<nl>
Alle namen van variabelen worden op de eerste regel weergegeven in de volgorde waarin de bijbehorende waarden op de volgende regels worden weergegeven. Elke volgende regel vertegenwoordigt één gegevensset en bevat de waarden van de opgegeven variabelen.
Als u van meerdere regels tekst één tekstregel in een gegevensset wilt maken, plaatst u de tekst tussen dubbele aanhalingstekens en voegt u op de gewenste locaties voor nieuwe regels in het bestand met komma's of tabs als scheidingstekens een handmatig regeleinde in.
Syntaxiselementen van extern tekstbestand |
|
---|---|
<sep> |
Een bestand met komma's (CSV) of tabs als scheidingsteken waarin de namen en waarden van afzonderlijke variabelen van elkaar worden gescheiden. |
<nl> |
Een nieuwe-regelteken dat aan het einde van elke gegevensset wordt geplaatst en dat een regelinvoer, regelterugloop of beide kan aanduiden. |
"true" (waar) en "false" (onwaar) |
Toegestane waarden voor een zichtbaarheidsvariabele. |
Spaties |
Spaties aan weerszijden van scheidingstekens worden verwijderd tijdens het parseren van het bestand. De spaties tussen de woorden in een waardestring (bijvoorbeeld: taal noch teken) worden gehandhaafd, voorloopspaties en volgspaties worden gehandhaafd als deze tussen dubbele aanhalingstekens zijn geplaatst (bijvoorbeeld: "een teken ”). |
Dubbele aanhalingstekens |
Dubbele aanhalingstekens kunnen deel uitmaken van een waarde als deze worden voorafgegaan door een ander dubbel aanhalingsteken, ""B"" staat bijvoorbeeld voor "B" in de gegevensset). |
Als <sep> of <nl> deel uitmaken van de waarde van een variabele, moet de hele waarde tussen dubbele aanhalingstekens worden geplaatst.
Alle variabelen die in het PSD-document zijn gedefinieerd, moeten ook in het tekstbestand worden gedefinieerd. Er wordt een foutbericht weergegeven als het aantal variabelen in het tekstbestand niet overeenkomt met het aantal in het document.
Voorbeeld van een gegevensset:
Door gebruik te maken van een sjabloon voor bloemen die variabelen voor tulpen en zonnebloemen bevat, kunt u het volgende tekstbestand maken:
{contents of FlowerShow.txt} Variable 1, Variable 2, Variable 3 true, TULIP, c:\My Documents\tulip.jpg false, SUNFLOWER, c:\My Documents\sunflower.jpg false, CALLA LILY, c:\My Documents\calla.jpg true, VIOLET, c:\My Documents\violet.jpg
U kunt een relatief pad gebruiken voor de afbeeldingslocatie als het tekstbestand zich in dezelfde map bevindt als het afbeeldingsbestand. Het laatste item in het voorbeeld kan bijvoorbeeld zijn: true, VIOLET, violet.jpg.
Een gegevensset importeren
-
Voer een van de volgende handelingen uit:
Kies Bestand > Importeren > Variabele gegevenssets.
Kies Afbeelding > Variabelen > Gegevenssets en klik op de knop Importeren.
-
Navigeer naar het tekstbestand dat u wilt importeren.
-
Stel de importopties in.
Eerste kolom als naam voor gegevensset gebruiken
Benoemt iedere gegevensset met behulp van de inhoud uit de eerste kolom in het tekstbestand (de waarden voor de eerste variabele in de lijst). Anders worden de gegevenssets “Data Set 1, Data Set 2, enz." genoemd.
Bestaande gegevenssets vervangen
Verwijdert alle bestaande gegevenssets voordat de nieuwe worden geïmporteerd.
-
Stel de codering van het tekstbestand in of handhaaf de instelling Automatisch.
-
Klik op OK.
Aanmelden bij je account