Handboek Annuleren

Speciale kleureffecten toepassen op afbeeldingen

Minder kleurverzadiging toepassen

Met de opdracht Minder verzadiging zet u een kleurenafbeelding in dezelfde kleurmodus om in een grijswaardenafbeelding. Met deze opdracht worden bijvoorbeeld identieke rood-, groen- en blauwwaarden toegewezen aan alle pixels van een RGB-afbeelding. De waarde voor de lichtsterkte van elke pixel wordt niet gewijzigd.

Houd er rekening mee dat met de opdracht Minder verzadiging de oorspronkelijke afbeeldingsgegevens in de achtergrondlaag permanent worden gewijzigd. Deze opdracht heeft hetzelfde effect als het instellen op min (-) 100 van de optie Verzadiging in de aanpassing Kleurtoon/verzadiging. Gebruik voor niet-destructieve bewerkingen een aanpassingslaag Kleurtoon/verzadiging.

Opmerking:

Als u werkt met een afbeelding met meerdere lagen, wordt met de opdracht Minder verzadiging alleen de geselecteerde laag omgezet.

  1. Kies Afbeelding > Aanpassingen > Minder verzadiging.

Kleuren omkeren

Met de aanpassing Omkeren keert u de kleuren in een afbeelding om. U kunt Omkeren gebruiken als onderdeel van het maken van een randmasker om de verscherping en andere aanpassingen toe te passen op geselecteerde gebieden van een afbeelding.

Opmerking:

Het feit dat kleurenfilms een oranje masker in de basis hebben, betekent dat met de opdracht Omkeren geen nauwkeurige positiefafbeeldingen kunnen worden gemaakt van gescande kleurennegatieven. Let erop dat u de juiste instellingen voor kleurennegatieven gebruikt wanneer u films scant.

Wanneer u een afbeelding omkeert, wordt de helderheidswaarde van elke pixel in de kanalen omgezet in de tegengestelde waarde op de schaal met 256 kleurwaarden. Een pixel in een positiefafbeelding met een waarde van 255 wordt bijvoorbeeld gewijzigd in 0 en een pixel met een waarde van 5 in 250.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Klik op het pictogram Omkeren in het deelvenster Aanpassingen.
  • Kies Laag > Nieuwe aanpassingslaag > Omkeren. Klik op OK in het dialoogvenster Nieuwe laag.
Opmerking:

U kunt ook Afbeelding > Aanpassingen > Omkeren kiezen. Onthoud echter dat bij deze methode aanpassingen rechtstreeks worden aangebracht op de afbeeldingslaag en dat informatie over afbeeldingen wordt verwijderd.  

Een zwart-witafbeelding met twee waarden maken

Met de aanpassing Drempel zet u afbeeldingen met grijswaarden of kleur om in zwart-witafbeeldingen met veel contrast. U kunt een bepaald niveau opgeven als drempel. Alle pixels lichter dan de drempelwaarde worden omgezet in wit en alle pixels donkerder dan de drempel worden omgezet in zwart.

  1. Voer een van de volgende handelingen uit:
    • Klik op het pictogram Drempel in het deelvenster Aanpassingen.

    • Kies Laag > Nieuwe aanpassingslaag > Drempel. Klik op OK in het dialoogvenster Nieuwe laag.

    In het deelvenster Eigenschappen ziet u een histogram van de lichtsterkteniveaus van de pixels in de huidige selectie.

    Opmerking:

    U kunt ook Afbeelding > Aanpassingen > Drempel kiezen. Onthoud echter dat bij deze methode aanpassingen rechtstreeks worden aangebracht op de afbeeldingslaag en dat informatie over afbeeldingen wordt verwijderd.

  2. Sleep de schuifregelaar onder het histogram in het deelvenster Eigenschappen naar het gewenste drempelniveau. Terwijl u sleept, wordt de afbeelding aangepast aan de nieuwe drempelwaarde.

De waarden in een afbeelding beperken

Met de aanpassing Waarden beperken geeft u het aantal toonniveaus (of helderheidswaarden) op voor elk kanaal in een afbeelding. De pixels worden vervolgens toegewezen aan het niveau dat het meest overeenkomt. Als u bijvoorbeeld twee toonniveaus kiest in een RGB-afbeelding, resulteert dit in zes kleuren: twee voor rood, twee voor groen en twee voor blauw.

Deze aanpassing is handig voor het maken van speciale effecten, zoals grote, platte gebieden in een foto. De effecten zijn het duidelijkst te zien wanneer u het aantal grijsniveaus in een grijswaardenafbeelding verlaagt, maar ook in kleurenafbeeldingen kunt u interessante effecten verkrijgen.

Opmerking:

Als u een specifiek aantal kleuren wilt in een afbeelding, zet u de afbeelding om in grijswaarden en geeft u het gewenste aantal niveaus op. Zet de afbeelding vervolgens terug in de vorige kleurmodus en vervang de verschillende grijstonen door de gewenste kleuren.

  1. Voer een van de volgende handelingen uit:
    • Klik op het pictogram Waarden beperken  in het deelvenster Aanpassingen.

    • Kies Laag > Nieuwe aanpassingslaag > Waarden beperken.

    Opmerking:

    U kunt ook Afbeelding > Aanpassingen > Waarden beperken kiezen. Onthoud echter dat bij deze methode aanpassingen rechtstreeks worden aangebracht op de afbeeldingslaag en dat informatie over afbeeldingen wordt verwijderd.

  2. Versleep in het deelvenster Eigenschappen de schuifregelaar Niveaus of geef het gewenste aantal toonniveaus op.

Een verloop toewijzen aan een afbeelding

Met de aanpassing Verloop toewijzen wijst u het equivalente grijswaardenbereik van een afbeelding toe aan de kleuren van een opgegeven verloopvulling. Als u bijvoorbeeld een verloopvulling met twee kleuren opgeeft, worden schaduwen in de afbeelding toegewezen aan een van de eindpuntkleuren van de verloopvulling, worden hooglichten aan de andere eindpuntkleur toegewezen en worden middentonen aan de tussenliggende gradaties toegewezen.

  1. Voer een van de volgende handelingen uit:
    • Klik op het pictogram Verloop toewijzen  in het deelvenster Aanpassingen.

    • Kies Laag > Nieuwe aanpassingslaag > Verloop toewijzen. Klik op OK in het dialoogvenster Nieuwe laag.

    Opmerking:

    U kunt ook Afbeelding > Aanpassingen > Verloop toewijzen kiezen. Onthoud echter dat bij deze methode aanpassingen rechtstreeks worden aangebracht op de afbeeldingslaag en dat informatie over afbeeldingen wordt verwijderd.

  2. Geef in het deelvenster Eigenschappen op welke verloopvulling u wilt gebruiken:

    • Klik op het driehoekje rechts van de verloopvulling om uit een lijst met verloopvullingen te kiezen. Klik om de gewenste verloopvulling te selecteren en klik vervolgens in een leeg gebied van het deelvenster Eigenschappen om de lijst te sluiten. Zie Werken met Beheer voorinstellingen voor informatie over het aanpassen van de lijst met verloopvullingen.

    • Als u de verloopvulling die op dat moment wordt weergegeven, wilt bewerken, klikt u op de verloopvulling en wijzigt u de bestaande verloopvulling of maakt u een verloopvulling in de Verloopbewerker. (Zie Een vloeiend verloop maken.)

    De schaduwen, middentonen en hooglichten van de afbeelding worden standaard toegewezen aan respectievelijk de beginkleur (links), de middelste kleur en de eindkleur (rechts) van de verloopvulling.

  3. Selecteer een van de twee, geen of beide verloopopties:

    Dithering

    Hiermee voegt u willekeurige ruis toe, zodat de verloopvulling vloeiender wordt weergegeven en overgangseffecten worden voorkomen.

    Omkeren

    Hiermee verandert u de richting van de verloopvulling, zodat de toewijzing van het verloop wordt omgekeerd.

Krijg sneller en gemakkelijker hulp

Nieuwe gebruiker?